Einde inhoudsopgave
Besluit digitale stukken Strafvordering
Artikel 6 [eisen elektronische handtekening en tablethandtekening]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2017
- Bronpublicatie:
09-06-2017, Stb. 2017, 259 (uitgifte: 20-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-06-2017, Stb. 2017, 259 (uitgifte: 20-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Informatierecht / ICT
1.
De elektronische handtekening, bedoeld in artikel 138e van de wet, met behulp van een middel als bedoeld in artikel 5, voldoet aan de volgende eisen:
- a.
de ondertekenaar heeft zich geauthenticeerd met behulp van een middel dat voldoet aan de eisen, gesteld in artikel 5, en
- b.
de gegevens waaruit de elektronische handtekening bestaat zijn op zodanige wijze verbonden aan de elektronische gegevens waarop deze betrekking heeft, dat de identiteit van de ondertekenaar, het moment van ondertekening en elke wijziging na ondertekening van de gegevens kan worden vastgesteld.
2.
De elektronische handtekening, bedoeld in artikel 138e van de wet, zijnde een handgeschreven handtekening op een elektronische gegevensdrager, voldoet aan de volgende eisen:
- a.
de ondertekening heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van of wordt gedaan door:
- –
een rechter of griffier;
- –
een ambtenaar belast met de opsporing van strafbare feiten als bedoeld in de artikelen 141 en 142 van de wet, en
- b.
de biometrische of grafische handtekening is op zodanige wijze aan de elektronische gegevens waarop zij betrekking heeft verbonden, dat het moment van ondertekening en elke wijziging na ondertekening van de elektronische gegevens kan worden vastgesteld.