Einde inhoudsopgave
Vaarplichtwet
Artikel 24
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Bronpublicatie:
03-03-2021, Stb. 2021, 135 (uitgifte: 17-03-2021, kamerstukken: 35256)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-05-2021, Stb. 2021, 254 (uitgifte: 02-06-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Ministerie van Justitie
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Zeevervoer
Met de opsporing van de bij de artikelen 14 tot en met 21 strafbaar gestelde feiten zijn, overminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast:
- a.
de officieren der Koninklijke Marine, behorende tot het korps zee-officieren en voorzover zij in werkelijke dienst zijn, de tot dit korps behorende officieren der Koninklijke Marine Reserve, alsmede de overige officieren der Koninklijke Marine, daartoe door Onze Minister van Defensie aangewezen;
- b.
de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane;
- c.
de ambtenaren van de buitenlandse dienst;
- d.
de ambtenaren, daartoe door Onze Minister aangewezen.
Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf. De artikelen 5:13, 5:15, 5:16, 5:17 en 5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.