Rb. Haarlem, 23-01-2012, nr. 15-700490-11
ECLI:NL:RBHAA:2012:BV1565
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
23-01-2012
- Zaaknummer
15-700490-11
- LJN
BV1565
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2012:BV1565, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 23‑01‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 23‑01‑2012
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval op een juwelier op de Zaanse Schans, waarbij een doorgeladen vuurwapen is gebruikt en een grote hoeveelheid sieraden is gestolen. Op hun vlucht hebben zij vervolgens meerdere personen bedreigd met een vuurwapen en hebben zij een bestelauto en een personenauto gestolen. De vrouw van de personenauto is daarbij hardhandig uit haar auto getrokken en de daders hebben een pistool op haar borst en tegen haar hoofd gericht. Ook hebben de daders bij hun vlucht politieagenten met het vuurwapen bedreigd. De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf op van zeven jaar. Bij deze straf heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte zich ten tijde van de overval had onttrokken aan een penitentiair programma in verband met een eerdere gewapende overval, waarvoor hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. Dat verdachte door een politiekogel aan zijn voet gewond is geraakt, is geen aanleiding voor strafvermindering. Evenmin vormt een foto van hem in een landelijk dagblad daartoe aanleiding.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700490-11
Uitspraakdatum: 23 januari 2012
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 januari 2012 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwaag Hoorn, locatie Zwaag.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 30 juni 2011 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en/of juwelen en/of een of meerdere andere goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Royal Diamonds Amsterdam BV en/of [mede-eigenaar], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meerdere medewerkers van Royal Diamonds Amsterdam BV ([medewerker 1] en/of [medewerker 2] en/of [medewerker 3] en/of [medewerker 4] en/of [medewerker 5]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een of meermalen:
- -
een of meerdere vuurwapen(s), althans (een) op een vuurwapen gelijkend voorwerp(en), op genoemde perso(o)n(en) heeft/hebben gericht en/of aan voornoemde perso(o)n(en) heeft/hebben getoond en/of
- -
een of meerdere vitrine(s) heeft/hebben stuk geslagen;
Feit 2:
hij op of omstreeks 30 juni 2011 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (personen)auto (merk Toyota, type Starlet met kenteken [nummer kentekenplaat]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- -
op de auto waarin die [slachtoffer 1] zich bevond is/zijn afgelopen en/of
- -
(vervolgens) het raam van die auto heeft/hebben ingeslagen en/of
- -
tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Eruit, eruit" en/of
- -
het portier van voornoemde auto heeft/hebben opengedaan en/of
- -
(vervolgens) die [slachtoffer 1] aan/bij het haar en/of het lichaam heeft/hebben (vast)gepakt en/of die [slachtoffer 1] tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of
- -
een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de borst en/of het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of
- -
(vervolgens) die [slachtoffer 1] uit de auto heeft/hebben getrokken en/of gerukt;
Feit 3:
hij op of omstreeks 30 juni 2011 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (bestel)auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam koeriersbedrijf] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- -
op voornoemde (bestel)auto, met een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de hand(en), is/zijn afgelopen en/of
- -
(met kracht) aan het portier van voornoemde (bestel)auto heeft/hebben gerukt en/of (daarbij) naar die [slachtoffer 2] heeft/hebben geroepen "Open doen of ik schiet" en/of daarbij) een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan/op die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of getoond;
Feit 4:
hij op of omstreeks 30 juni 2011 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer personen, te weten [mede-eigenaar] en/of [slachtoffer 3] en/of [fotograaf 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk dreigend een of meerdere (vuur)wapen(s), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [mede-eigenaar] en/of [slachtoffer 3] en/of [fotograaf 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] gericht en/of aan die [mede-eigenaar] en/of [slachtoffer 3] en/of [fotograaf 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] getoond;
Feit 5 primair:
hij in of omstreeks de periode van 14 juni 2011 tot en met 30 juni 2011 te Amsterdam en/of Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een motorfiets (BMW R1100 Gs, kleur rood) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die motorfiets wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Feit 5 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 14 juni 2011 tot en met 30 juni 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een motorfiets (BMW R1100 Gs, kleur rood), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Feit 6 primair:
hij in of omstreeks de periode van 25 juni 2011 tot en met 30 juni 2011 te Amsterdam en/of Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een personenauto (Audi 4b, kleur grijs) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Feit 6 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 25 juni 2011 tot en met 30 juni 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Audi 4b, kleur grijs), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4, 5 primair en 6 primair ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht (8) jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [verbalisant 1] en [verbalisant 2], inclusief wettelijke rente, hoofdelijk zullen worden toegewezen, met daarbij de schadevergoedingsmaatregel, en dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet ontvankelijk zal worden verklaard.
4. Bewijs
4.1.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 6 primair en subsidiair ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt daartoe dat de stukken uit het dossier onvoldoende aanknopingspunten bieden dat verdachte de grijze Audi heeft gestolen dan wel dat hij wist dat deze auto van misdrijf afkomstig was. Op grond van de stukken van het dossier kan enkel worden geconcludeerd dat – middels onderzoek door het Nederland Forensisch Instituut – op de moker die is aangetroffen in de Audi een DNA-mengprofiel werd aangetroffen, waarvan niet kan worden uitgesloten dat verdachte één van de mogelijke donoren is, en dat in de bemonstering van de eveneens in de auto aangetroffen jammer een DNA-hoofdprofiel werd aangetroffen met DNA-nevenkenmerken van verdachte. Hieruit kan naar het oordeel van de rechtbank noch de diefstal noch de heling van de auto door verdachte worden afgeleid, ook niet in de variant van het medeplegen, nu het dossier daarvoor onvoldoende concrete aanknopingspunten biedt. Verdachte moet derhalve van het onder 6 primair en subsidiair ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
4.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4
Op 30 juni 2011 wordt de juwelierszaak Royal Diamonds Amsterdam BV, gevestigd op [adres], gemeente Zaanstad, overvallen. De juwelierszaak is gevestigd op het terrein van de ‘Zaanse Schans’, een (zeer) druk bezochte toeristische attractie. Tijdens de overval waren er, zowel in de juwelierszaak als op het terrein van de Zaanse Schans, veel toeristen aanwezig, die - al dan niet direct - op een bepaalde manier getuige zijn geweest van deze overval en de gebeurtenissen daarna, hetgeen bevestigd wordt door de van deze overval gemaakte camerabeelden en foto’s en de diverse getuigenverklaringen. De camerabeelden zijn afkomstig van de beveiligingscamera's van genoemde juwelierszaak en van een fotowinkel, gelegen bij de ingang van de Zaanse Schans en de foto's zijn afkomstig van [fotograaf 1], werkzaam bij de fotowinkel en van de Oostenrijkse toeriste [fotograaf 2].
Op basis van de verklaring van getuige [fotograaf 1] blijkt dat één van de verdachten, een vermoedelijk Marokkaanse man met een grijze sweater, een helm en vermoedelijk ook een petje, (naar later blijkt verdachte) op 30 juni 2011 omstreeks 13.45 uur het terrein van de Zaanse Schans op kwam rijden op een rode BMW motor, die hij daar parkeerde. Op de prints van camerabeelden is daarna te zien dat deze verdachte, gekleed in een grijze sweater en met een baseballpetje op zijn hoofd, in de richting van de juwelierszaak liep, met vlak achter hem twee andere personen (naar later blijkt verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]), in het donker gekleed en met baseballpetjes op hun hoofd. Alle drie verdachten renden vervolgens achter elkaar met gezichtsvermomming/-bedekking de juwelierszaak binnen.
Op het moment dat zij de juwelierszaak binnen waren, sloegen de verdachten met hamers meerdere vitrines, waarin verschillende sieraden en juwelen lagen, kapot. Omdat de juwelierszaak in het afgelopen jaar reeds tweemaal eerder was overvallen hadden de diverse medewerksers die daar werkzaam waren gelijk bij binnenkomst van verdachten in de zaak al het idee dat het om een overval ging en hebben zij op de grond dekking gezocht. Daardoor heeft slechts één van hen, getuige [medewerker 1], gezien dat één van de verdachten een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn rechterhand had en dat hij dit wapen langs zijn lichaam naar de grond gericht hield. Tijdens het naderhand door de politie ingestelde sporenonderzoek is in de juwelierszaak op de grond ter hoogte van de vernielde vitrines een blauw/zwarte vuisthamer van het merk Lux Tools aangetroffen.
Eén van de eigenaren van de juwelierszaak, de heer [mede-eigenaar], bevond zich op het moment van de overval in zijn kantoor op de eerste etage, met een deur open. Plotseling zag hij dat mensen voor de zaak sneller gingen lopen. Op dat moment zag hij op het beeldscherm van het beveiligingssysteem van de juwelierszaak (camerabeelden) twee in het zwart geklede mannen met baseballpetjes op hun hoofd de juwelierszaak binnen komen lopen. Hierop heeft hij direct de overvalknop ingedrukt en heeft hij zijn zaak via de nooduitgang verlaten, om naar zijn auto te gaan, teneinde – op grond van zijn ervaringen van de eerdere twee overvallen – de daders van de overval te kunnen achtervolgen.
Op de (prints) van de camerabeelden van de juwelierszaak is te zien dat omstreeks 13.45 uur de drie verdachten de juwelierszaak binnen kwamen en dat zij binnen diverse vitrines met vuisthamers kapot sloegen en dat één van de verdachten een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn rechterhand droeg en daarmee rondzwaaide. Nadat eerstgenoemde verdachte naar de ingang had gekeken, kennelijk om te controleren of er iemand aan zou komen, is hij weer naar binnen gegaan en heeft hij meegeholpen met het inladen van de buit in twee grote - door hen meegenomen - geruite boodschappentassen. Nadat zij daarmee klaar waren, zijn alle verdachten de juwelierszaak uitgerend. Uit de kapot geslagen vitrines van de juwelierszaak werden door verdachten diverse plateaus met daarop sieraden en juwelen weggenomen met een totale inkoopwaarde van € 123.837,-.
Vervolgens is op de prints van de camerabeelden te zien dat als eerste verdachte, de verdachte met de grijze sweater, de zaak uitrende, vervolgens verdachte [medeverdachte 2] en als laatste verdachte [medeverdachte 3], de verdachte met de rode/witte sportschoenen en een wapen in zijn hand. De laatste twee verdachten droegen elke een van de twee grote tassen, een tas met een groen ruitmotief en een tas met een grijsachtig ruitmotief, met daarin de buitgenomen sieraden. Tijdens deze vlucht op het terrein van de Zaanse Schans richtten twee van de verdachten een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de daar aanwezige fotografe [fotograaf 1]. Dit blijkt tevens uit de door haar gemaakte foto’s.
Verdachten liepen richting de gereed staande rode BMW motor. Verdachte ging als eerste voorop de rode BMW motor zitten en de andere twee verdachten gingen achterop zitten. Terwijl zij met z’n drieën op de motor wegreden, kwam aangever [mede-eigenaar] met zijn auto in de buurt van de motor en nadat [mede-eigenaar] door één van de verdachten met een wapen werd bedreigd, vond er een aanrijding plaats tussen de motor en de auto van [mede-eigenaar]. Als gevolg van deze aanrijding kwamen verdachten ten val. Hierna werd [mede-eigenaar] opnieuw door een van de verdachten met een pistool bedreigd, waarna hij hard achteruit is gereden met zijn auto.
De helm die achter de buddyzit van de motor op de plek van het ongeval is aangetroffen, werd veiliggesteld en voorzien van SIN-nummer [SIN-nummer 1]. Deze helm is door de technische recherche en het Nederland Forensisch Instituut (NFI) bemonsterd, SIN-nummer [SIN-nummer 2], en in deze bemonstering is een DNA-profiel verkregen. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte. De berekende frequentie van het DNA-profiel, ofwel de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel, is kleiner dan één op één miljard. Een van de geruite tassen is hierbij ook op straat terecht gekomen.
Verdachten liepen daarna in de richting van een op het parkeerterrein van de Zaanse Schans staande bestelbus. De chauffeur van deze bestelbus, de heer [slachtoffer 2], werkzaam voor [naam koeriersbedrijf], heeft onder bedreiging van een wapen en de woorden “open doen of ik schiet” en “geef de sleutel”, de sleutel van zijn bus afgegeven en, nadat een van de verdachten het portier had geopend, de bus verlaten. Hierop gingen alle verdachten, met de spullen die ze bij zich droegen, de bestelbus in en probeerden de bestelbus te starten. Toen dat niet lukte, verlieten alle verdachten de bus en renden zij in de richting van een school.
De bestelbus is later onderzocht door de politie. Op de grond van de bus lagen cassettes met sieraden en tussen de bestuurdersstoel en de passagiersstoel lagen een groen geruite draagtas met daarin cassettes met sieraden. Van deze groen geruite draagtas is een bloedbemonstering veiliggesteld onder SIN-nummer [SIN-nummer 3]. In deze bemonstering is door het NFI bloed aangetroffen en hieruit is een DNA-profiel verkregen. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte 2]. De berekende frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Ook op de portiergreep van de rechtervoorportier van de bestelbus is bloed aangetroffen. Van dit bloed is een monster genomen, welk werd veiliggesteld en voorzien van SIN-nummer [SIN-nummer 1]. In deze bemonstering is door het NFI bloed aangetroffen en hieruit is een DNA-profiel verkregen. Ook dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte 2]. Ook hier is de berekende frequentie van het DNA-profiel kleiner dan één op één miljard.
In de vlucht van de verdachten richting het parkeerterrein van de school werden de bestuurder van een personenauto, de heer [slachtoffer 3], en diens minderjarige passagier [slachtoffer 4] door een van de verdachten die in voornoemde bestelbus had gezeten bedreigd met een vuurwapen. Zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 4] zagen dat een van de verdachten op hen af kwam rennen met een wapen in zijn hand en dat hij dat wapen op hen richtte. Bestuurder [slachtoffer 3] dacht dat de verdachte het op zijn auto gemunt had waarna hij hard achteruit is gereden.
Vervolgens renden verdachten in de richting van een andere personenauto, een groene Toyota Starlet met kenteken [nummer kentekenplaat], waarin zich op de bestuurdersplaats een vrouw bevond. De vrouw, [slachtoffer 1], zag twee mannen op haar af komen rennen, die het raam van haar portier insloegen. Zij voelde dat zij werd vastgegrepen en zij hoorde roepen: “Eruit, eruit”. Daarna werd haar portier opengetrokken en werd zij vol aan haar haren getrokken, waarbij zij een hevige pijn voelde. Omdat de vrouw zich verzette, werd er een wapen eerst op haar borst gericht en daarna op haar slaap gezet. Daarna werd zij aan haar linkerarm de auto uitgetrokken en is zij naar een paar struiken gerend. Zij hoorde haar auto wegrijden. Alle drie verdachten zaten in de auto.
De drie verdachten reden in de groene Toyota Starlet, vanaf de Zaanse Schans, in de richting van de openbare weg Pinksterdrie en verder in de richting van de Diederik Sonoyweg. Deze weg gaat op een bepaald moment over in buurtschap Haaldersbroek en vanaf enig punt is het vanwege een wegversmalling en een paaltje niet mogelijk om met een auto verder te rijden. Tijdens deze rit werd de groene Toyota Starlet achtervolgd door politieauto’s. [verbalisant 2], die in zijn politieauto samen met [verbalisant 1] pal achter de Toyota Starlet aan reed, zag op een gegeven moment dat een persoon vanuit het middel van de Toyota Starlet een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op hem richtte. Door de politieagenten werd geschoten op de groene Toyota Starlet. Op enig moment werd er toen geconstateerd dat de voorbanden van de Toyota Starlet lek waren en dat de verdachte die de Toyota Starlet bestuurde, de auto niet meer onder controle had, waarna de auto tegen een bouwhek in de tuin van een in aanbouw zijnde woning tot stilstand kwam. Dit was in het buurtschap Haaldersbroek.
De Toyota Starlet is later onderzocht door de politie. Op de rechtervoorportier van deze auto zat bloed. Van dit bloed is een monster genomen, welk werd veiliggesteld en voorzien van SIN-nummer [SIN-nummer 4] Van het celmateriaal in deze bemonstering is een DNA-profiel verkregen. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte 2]. De berekende frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
De eerste verdachte die de auto uitstapte, had een wapen in zijn hand en richtte dat wapen meteen op de gearriveerde politieagenten. Zowel de eerste verdachte, met een rood T-shirt, als de tweede verdachte, met een grijze sweater, vluchtte te voet weg via de tuinen van aldaar gelegen woningen, richting Haaldersbroek. De derde verdachte, die vervolgens uitstapte, had eveneens een wapen in zijn hand en trachtte ook te voet te vluchten. Geen van de verdachten gaf gehoor aan de waarschuwingen van verschillende politieagenten te blijven staan en de wapens weg te gooien. [verbalisant 1] zag dat een van de verdachten zijn gezicht en lichaam naar haar en haar collega had gericht en dat hij in zijn rechterhand een vuurwapen had en dat hij de loop van dat wapen op hen had gericht. Verbalisant riep 'laat vallen dat wapen', maar de verdachte liet zijn wapen niet vallen, draaide zich om en rende in een tuin van een bewoner.
Verdachte, de verdachte met het grijze vest/sweater, is nadat hij in zijn hiel door een kogel gewond is geraakt in een tuin van een woning aangehouden. [medeverdachte 2], de verdachte met het rode T-shirt, is op aanwijzing van een bewoner aan de overkant van een sloot en liggend in het gras aangehouden. [medeverdachte 3], de verdachte met de rode/witte sportschoenen, - die kennelijk als laatste verdachte de auto verliet - is nadat hij in zijn rug door een kogel gewond is geraakt in de buurt van de auto aangehouden met nog een vuurwapen in zijn hand. Dit vuurwapen bleek een doorgeladen en werkzaam pistool te zijn van het merk Beretta, met nog 9 scherpe 9 mm patronen er in, voor onmiddellijk gebruik gereed.
Daarnaast is nog een vierde verdachte, te weten [medeverdachte 1], aangehouden. De rechtbank is op grond van de volgende bewijsmiddelen van oordeel dat deze verdachte ook als medepleger van het onder 1 ten laste gelegde feit dient te worden aangemerkt.
Een buurtbewoonster, wonende op [adres 1], hoorde op 30 juni 2011 omstreeks 13.30 uur in haar woning het geluid van gierende banden. Uit nieuwsgierigheid liep zij naar het keukenraam. Zij zag een grijze auto van het merk Audi, volgens haar een stationwagen, het doodlopende straatje inrijden, aan de zijkant van haar woning. Dat is volgens haar de [straatnaam]. Zij zag de Audi achteruit inparkeren in een parkeerhaven. Zij zag de bestuurder, een man, tevens de enige inzittende van de auto, uitstappen. Zij zag de man weglopen. Verbalisanten ter plaatse zagen omstreeks 13.45 uur ter hoogte van de Loobeek een Marokkaanse man over de Loobeek lopen. Nadat zij uit hun dienstvoertuig waren gestapt, zagen zij dat de man begon te rennen in de richting van de Loenense Beek. Een andere buurtbewoonster, wonende op [adres 2], zag op 30 juni 2011 omstreeks 13.45 uur vanuit haar keukenraam een man rennen, vanaf de weg, door de steeg voor haar huis, in de richting van het water. Het is een doodlopende steeg. Op haar aanwijzingen hebben politieagenten gezocht in de achtertuinen van de Loenense Beek. In de achtertuin van de woning aan de Loenense Beek 5 is toen [medeverdachte 1] om 14.05 uur aangehouden. [medeverdachte 1] lag verscholen onder een bosschage. Eerder genoemde verbalisanten herkenden de verdachte als de man die zij eerder zagen vluchten vanaf de Loobeek.
In de tuin van de Loenense Beek 6 werden een paar handschoenen aangetroffen en veiliggesteld. In de tuin van de Loenense Beek 5 werd een petje aangetroffen. Van de bemonstering van de binnenzijde van de linkerhandschoen, met SIN-nummer [SIN-nummer 5], is door het NFI een DNA-mengprofiel verkregen en van dit DNA-mengprofiel is een DNA-hoofdprofiel van [medeverdachte 1] aangetroffen, dat relatief prominent in de bemonstering aanwezig is, met een matchkans van kleiner dan één op één miljard.
Voormelde grijze Audi, voorzien van het kenteken [nummer kentekenplaat], was niet afgesloten. Op de vloer voor de passagiersstoel lag een hamer, een zogenoemd ‘vuistje’, met een blauwe steel en een zwart metalen hamerkop. Uit forensisch onderzoek is gebleken dat voornoemde moker van het merk Lux-tools was en dat een zijde van de steel bekrast was. De in de juwelierszaak aangetroffen moker was ook van het merk Lux-Tools en blauw/zwart van kleur. Voorts werden in de auto een rode brandblusser en een grote canvastas aangetroffen en in de middenconsole werd een zogenoemde jammer aangetroffen, een apparaat dat het GSM-verkeer kan verstoren. Deze jammer was in werking en in een straal van 10 meter rond de Audi was geen bereik met mobiele telefoons. Bij nader onderzoek van de Audi werd in een grijs tasje van het merk Prada op de vloermat achter de bestuurdersstoel - welk tasje middels een koord kon worden gesloten - nog een moker aangetroffen, soortgelijk aan de moker aangetroffen op de vloer voor de passagiersstoel. In de achterbak van de auto werd onder meer een kinderzitje aangetroffen. De Audi bleek te zijn gestolen (zie feit 2). De eigenaar van de gestolen auto heeft verklaard dat het kinderzitje ten tijde van de diefstal op de achterbank was geplaatst. Verder lagen er ten tijde van de diefstal geen brandblusser en canvastas in de auto.
Uit onderzoek is gebleken dat op de moker die is aangetroffen op de vloer voor de passagiersstoel in de Audi een DNA-mengprofiel werd aangetroffen met SIN-nummer [SIN-nummer 6], waarvan volgens het NFI niet kan worden uitgesloten dat verdachte en [medeverdachte 1] de mogelijke donoren zijn van een deel van dat celmateriaal. In de bemonstering van de op de aangetroffen jammer, SIN-nummer [SIN-nummer 7] is een DNA-hoofdprofiel aangetroffen van [broer medeverdachte 1], met een matchkans van kleiner dan één op één miljard, en zijn DNA-nevenkenmerken aangetroffen van [medeverdachte 1] en verdachte. Op het sluitkoord van het grijze tasje van het Prada werd een DNA-profiel aangetroffen van [medeverdachte 2] met een matchkans van kleiner dan één op één miljard.
Een in de juwelierszaak Royal Diamonds Amsterdam aangetroffen en door de overvallers achtergelaten vuisthamer was van hetzelfde merk als de mokers die in de Audi werden aangetroffen en had eveneens een blauw/zwarte kleur. Op de plek waar de hiervoor genoemde rode BMW motor door verdachten werd achtergelaten werd eveneens een vuisthamer aangetroffen.
[medeverdachte 1] is door vier verschillende verbalisanten uit Amsterdam op een foto herkend, welke foto op 15 juni 2011 is gemaakt op het terrein van de Zaanse Schans, in de nabijheid van de juwelierszaak Royal Diamonds Amsterdam. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat de persoon op de foto duidelijk in zijn gezicht te zien is. De rechtbank gaat ervan uit dat [medeverdachte 1] op 15 juni 2011 een voorverkenning heeft gedaan.
Ten aanzien van feit 5 primair
De rode BMW motor, type R1100GS, waarop verdachte het terrein van de Zaanse Schans is opgereden en waarop hij met de medeverdachten wilde wegrijden bleek te zijn gestolen in de periode van 14 tot 15 juni 2011. Uit onderzoek naar de motor is gebleken dat de cilinder van het contactslot dat zich bovenop het stuur bevindt zichtbaar was verwijderd.
Uit de inhoud van de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte, naast [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1], dusdanig betrokken is geweest bij de overval van de juwelierszaak dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen hem en de andere verdachten. Eveneens zijn verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] dusdanig betrokken geweest bij de diefstal met geweld dan wel bedreiging met geweld van de bestelbus en de personenauto en de bedreigingen van de overige in de ten laste gelegde feiten genoemde personen, dat ook voor wat betreft die feiten sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking.
Gezien het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2, 3, 4 ten laste gelegde feiten. Daarnaast acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 5 primair ten laste gelegde feit.
4.3.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 3:
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat de gedragingen van verdachten ten opzichte van de bestelbus geen voltooid delict opleveren. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachten na bedreiging van de bestuurder met een vuurwapen de bestelbus in hun beschikkingsmacht hebben verkregen en vervolgens allen in de bus zijn gaan zitten en geprobeerd hebben met deze bus weg te rijden. Gelet op deze feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een voltooide diefstal. Dat het hen niet is gelukt om de bus te starten en weg te rijden doet hier niet aan af.
Ten aanzien van feit 5 primair:
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 5 primair ten laste gelegde feit, omdat het aan verdachte dan wel zijn medeverdachten heeft ontbroken aan wetenschap dat deze motor gestolen was.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op deze motor reed bij aankomst op de Zaanse Schans en vervolgens ook de bestuurder van deze motor was toen de verdachten na de overval op deze motor probeerden te vluchten. Gelet op het feit dat de cilinder van het contactslot was verwijderd, moet verdachte – bij gebrek aan enige verklaring van hem hieromtrent – geweten hebben dat deze motor van misdrijf afkomstig was.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat:
Feit 1:
hij op 30 juni 2011 in de gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en juwelen, toebehorende aan Royal Diamonds Amsterdam BV, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen een medewerker van Royal Diamonds Amsterdam BV, te weten [medewerker 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders:
- -
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde persoon hebben getoond.
Feit 2:
hij op 30 juni 2011 in de gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, merk Toyota, type Starlet met kenteken [nummer kentekenplaat], toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders:
- -
op de auto waarin die [slachtoffer 1] zich bevond zijn afgelopen en
- -
vervolgens het raam van die auto hebben ingeslagen en
- -
tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd: "Eruit, eruit" en
- -
het portier van voornoemde auto hebben opengedaan en
- -
vervolgens die [slachtoffer 1] aan het haar en het lichaam hebben vastgepakt en
- -
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de borst en het hoofd van die [slachtoffer 1] hebben gericht en
- -
vervolgens die [slachtoffer 1] uit de auto hebben getrokken.
Feit 3:
hij op 30 juni 2011 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bestelauto, geheel of ten dele toebehorende aan [naam koeriersbedrijf] en/of [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededaders:
- -
op voornoemde bestelauto, met een vuurwapen, in de hand, zijn afgelopen en
- -
met kracht aan het portier van voornoemde bestelauto hebben gerukt en daarbij naar die [slachtoffer 2] hebben geroepen "Open doen of ik schiet" en daarbij een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] hebben gericht.
Feit 4:
hij op 30 juni 2011 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen, personen, te weten [mede-eigenaar] en [slachtoffer 3] en [fotograaf 1] en [slachtoffer 4] en [verbalisant 1] en [verbalisant 2], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededaders telkens opzettelijk dreigend een of meerdere vuurwapen(s), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [mede-eigenaar] en [slachtoffer 3] en [fotograaf 1] en [slachtoffer 4] en [verbalisant 1] en [verbalisant 2] gericht.
Feit 5 primair:
hij op 30 juni 2011 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, een motorfiets, BMW R1100 Gs, kleur rood, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die motorfiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 3:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 4:
Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 5 primair:
Opzetheling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de straf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachten hebben zich op klaarlichte dag schuldig gemaakt aan een geweldadige overval op een juwelierszaak op de Zaanse Schans. De Zaanse Schans is een toeristische trekpleister, waar op het moment van de overval veel toeristen aanwezig waren. Van deze overval en de gewelddadige gebeurtenissen daarna zijn dan ook veel personen getuige geweest.
De verdachten zijn vermomd en gewapend de juwelierszaak binnengegaan. De medewerkers zagen zich genoodzaakt dekking te zoeken op de vloer, terwijl verdachten met vuisthamers de glazen vitrines kapotsloegen. Nadat voor meer dan € 100.000,- aan sieraden en juwelen was buitgemaakt, zijn de verdachten weggerend, waarbij twee van hen een vuurwapen in de hand hadden.
De gewapende overval moet bijzonder traumatisch zijn geweest voor met name de medewerkers, maar ook voor omstanders die daarvan getuige waren. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort misdrijven nog langdurig nadelige gevolgen hiervan kunnen ondervinden. Bovendien is er aanzienlijke financiële schade toegebracht aan de juwelierszaak. De juwelierszaak werd voor de derde keer in één jaar tijd overvallen. Het is in deze zaak mede als gevolg van het adequate en onverschrokken optreden van de eigenaar gelukt de daders aan te houden.
Vervolgens hebben verdachten een bestelbus en een personenauto gestolen om daarmee te vluchten. Op de bestuurder van de bestelbus werd een pistool gericht en hij werd daarbij bedreigd met de woorden “Open doen of ik schiet”. Van de personenauto werd een raam ingeslagen, de vrouwelijke bestuurder werd aan haar haren en aan haar arm de auto uit getrokken en er werd een pistool op haar borst gericht en op haar slaap gezet. Ook dit zijn schokkende feiten en voor de slachtoffers traumatische ervaringen.
Verdachten hebben bij hun vlucht ook op andere personen een pistool gericht, onder meer op een op de Zaanse Schans werkzame fotografe, die foto's van de vluchtende verdachten heeft gemaakt, en daarmee een belangrijk aandeel in de aanhouding en vervolging van verdachten heeft gehad. Ook op de mede-eigenaar van de juwelierszaak, die de achtervolging had ingezet, werd een vuurwapen gericht. Voorts zijn inzittenden van een auto, van wie één minderjarig, bedreigd, kennelijk met de bedoeling om de auto waarin zij zaten als vluchtauto te kunnen gebruiken, en ten slotte hebben de verdachten twee politieagenten, die bezig waren met de achtervolging van de verdachten, bedreigd door ook op hen een pistool te richten. De verdachten schuwden niet een ieder die hen in de weg kwam, met een vuurwapen te bedreigen. Dit klemt te meer nu ten minste één van de verdachten in het bezit was van een doorgeladen pistool. De situatie had zeer wel verder uit de hand kunnen lopen. De verdachten hebben ieder door met dit doorgeladen vuurwapen de overval en de bedreigingen te plegen een onaanvaardbaar groot risico voor de veiligheid van personen genomen. De rechtbank rekent dit de verdachten zeer zwaar aan.
Kennelijk heeft verdachte zich louter laten leiden door de zucht naar geldelijk gewin en heeft hij zich geen enkele rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers en ook de getuigen. Voor velen van hen is sprake geweest van een emotioneel zeer ingrijpende gebeurtenis. De ervaring leert, zoals gezegd, dat slachtoffers van feiten als de onderhavige daarvan langdurig psychisch nadelige gevolgen kunnen (blijven) ondervinden, hetgeen ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaringen die ter terechtzitting zijn voorgelezen. Het handelen van verdachten heeft de rechtsorde ernstig geschokt en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeggebracht.
Voorts heeft verdachte zich nog schuldig gemaakt aan de opzetheling van een rode BMW motorfiets, waarop verdachten in eerste instantie trachtten te ontkomen.
De rechtbank neemt ten nadele van verdachte in aanmerking dat verdachte blijkens zijn justitiële documentatie eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, ook voor soortgelijke geweldsmisdrijven. Op 20 februari 2009 is de verdachte door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank ter zake van onder andere een gewelddadige overval op een geldinstelling veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich begin juni 2011 aan de executie van deze straf heeft onttrokken, door niet terug te keren naar het penitentiair programma waarvan in de laatste detentiefase sprake was. Op 30 juni 2011, nog geen maand later, vonden de onderhavige feiten plaats. Hieruit volgt dat de eerdere veroordeling(en) van verdachte geen enkel effect heeft (hebben) gesorteerd, alsmede dat verdachte zich kennelijk niets van regels en uitspraken lijkt aan te trekken. Dit beeld wordt bevestigd door de houding van verdachte. Met zijn zwijgende opstelling heeft hij geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen willen nemen.
Op grond van de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de hierboven genoemde omstandigheid komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur als passende straf in aanmerking. De rechtbank legt een enigszins lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat zij de afzonderlijke feiten – hoewel juridisch sprake is van meerdaadse samenloop – meer als één feitencomplex beschouwt. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie genoemde strafverzwarende omstandigheden ook door de rechtbank zijn overgenomen, doch dat de rechtbank – anders dan de officier van justitie – bij het opleggen van de straf niet een op basis van de richtlijnen gebaseerde rekensom maakt. De uiteindelijk op te leggen straf is het resultaat van meerdere factoren, zoals de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten hebben plaatsgevonden, de persoon van verdachte en de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank ziet geen reden om de straf te matigen, in het feit dat verdachte in zijn voet geraakt is door een politiekogel. Verdachte en zijn mededaders hebben meermalen de gelegenheid gehad zich over te geven en hun gewelddadige handelingen te staken. Zij hebben die gelegenheden niet gegrepen en er telkens voor gekozen door te gaan met hun vlucht. Mondelinge waarschuwingen van de politie en zelfs waarschuwingsschoten werden genegeerd. Eén van verdachten heeft bovendien de politie bedreigd met een vuurwapen. Onder deze omstandigheden vormt het letsel geen reden voor strafvermindering.
Voorts verwerpt de rechtbank ook het beroep op strafvermindering omdat de privacy van de verdachte is geschonden nu in [naam dagblad] een artikel over de gebeurtenissen op 30 juni 2011 is verschenen waarbij verdachte in beeld is gebracht. Wanneer verdachte ervoor kiest om op klaarlichte dag op de Zaanse Schans een gewapende overval op een juwelierszaak te plegen, kan hij verwachten dat daar door de (landelijke) media aandacht aan wordt besteed, waarbij eventueel ook foto’s kunnen worden gebruikt. Onder deze omstandigheden kan verdachte niet een “reasonable expectation of privacy” hebben gehad.
8.Vorderingen. benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
- 8.1.
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van in totaal € 2.011,63, vermeerderd met de wettelijke rente, ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade ad € 211,63 (bestaande uit reiskosten, medicijnen, autokosten en telefoonkosten) rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit en dat deze schade – die van de zijde van de verdediging niet is weersproken – voor vergoeding in aanmerking komt. Vergoeding van de immateriële schade ad € 1.800,00 komt de rechtbank eveneens billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd (de hoofdelijkheidsclausule).
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet – gelet op het onder 2 bewezen verklaarde feit en gezien het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht – tevens aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, zodat het slachtoffer niet zelf voor de inning hoeft zorg te dragen.
- 8.2.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 550,00, vermeerderd met de wettelijke rente, ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3 bewezen verklaarde feit, voldoende is onderbouwd en voor vergoeding in aanmerking komt. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd (de hoofdelijkheidsclausule).
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet – gelet op het onder 3 bewezen verklaarde feit en gezien het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht – tevens aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, zodat het slachtoffer niet zelf voor de inning hoeft zorg te dragen.
- 8.3.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente, ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4 bewezen verklaarde feit, voldoende is onderbouwd en voor vergoeding in aanmerking komt. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd (de hoofdelijkheidsclausule).
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet – gelet op het onder 4 bewezen verklaarde feit en gezien het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht – tevens aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, zodat het slachtoffer niet zelf voor de inning hoeft zorg te dragen.
- 8.4.
[verbalisant 1]
De benadeelde partij [verbalisant 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 350,00, vermeerderd met de wettelijke rente, ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4 bewezen verklaarde feit, voldoende is onderbouwd en voor vergoeding in aanmerking komt. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd (de hoofdelijkheidsclausule).
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet – gelet op het onder 4 bewezen verklaarde feit en gezien het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht – tevens aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, zodat het slachtoffer niet zelf voor de inning hoeft zorg te dragen.
8.5.[verbalisant 2]
De benadeelde partij [verbalisant 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 350,00, vermeerderd met de wettelijke rente, ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4 bewezen verklaarde feit, voldoende is onderbouwd en voor vergoeding in aanmerking komt. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd (de hoofdelijkheidsclausule).
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet – gelet op het onder 4 bewezen verklaarde feit en gezien het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht – tevens aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, zodat het slachtoffer niet zelf voor de inning hoeft zorg te dragen.
8.6. [slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft een vordering tot schadevergoeding van in totaal € 1.610,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 5 ten laste gelegde feit heeft geleden.
Nu de rechtbank feit 5 primair heeft bewezen verklaard, de opzetheling en niet de diefstal van de rode BMW motorfiets, is de rechtbank van oordeel dat alleen de schade als gevolg van het voorhanden hebben van de motorfiets op 30 juni 2011 (inclusief de aanrijding) als “rechtstreekse schade” in de zin van artikel 361, tweede lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering kan worden aangemerkt. Dit betreft het eigen risico van € 110,00.
In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen. Voor het overige zal de benadeelde partij niet in de vordering kunnen worden ontvangen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet – gelet op het onder 5 primair bewezen verklaarde feit en gezien het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht – tevens aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij, voor zover deze wordt toegewezen, aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, zodat het slachtoffer niet zelf voor de inning hoeft zorg te dragen.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 6 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde feiten opleveren.
Verklaart deze feiten strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZEVEN (7) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 2.011,63, bestaande uit € 211,63 voor de materiële en € 1.800,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1], rekeningnummer [nummer rekening 1], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.011,63, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door dertig (30) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft. Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van € 550,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2], rekeningnummer [nummer rekening 2], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 550,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door elf (11) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft. Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 3] geleden schade tot een bedrag van € 500,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 3] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door tien (10) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [verbalisant 1] geleden schade tot een bedrag van € 350,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [verbalisant 1], rekeningnummer [nummer rekening 3], tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [verbalisant 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 350,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door zeven (7) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft. Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [verbalisant 2] geleden schade tot een bedrag van € 350,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [verbalisant 2], rekeningnummer [nummer rekening 3], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [verbalisant 2] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 350,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door zeven (7) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft. Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 5] geleden schade tot een bedrag van € 110,00, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 5], rekeningnummer [nummer rekening 4], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 5] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] voor het overige niet ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 110,00, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door twee (2) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Fortuin, voorzitter,
mr. S. Jongeling en mr. C.G. Beyer-Lazonder, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. L.P. van Os,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 januari 2012.
Mr. Beyer-Lazonder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.