Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2010/24/EU betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen
Artikel 11 Voorwaarden voor het indienen van een verzoek tot invordering
Geldend
Geldend vanaf 20-04-2010
- Bronpublicatie:
16-03-2010, PbEU 2010, L 84 (uitgifte: 31-03-2010, regelingnummer: 2010/24/EU)
- Inwerkingtreding
20-04-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-03-2010, PbEU 2010, L 84 (uitgifte: 31-03-2010, regelingnummer: 2010/24/EU)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Europees belastingrecht / Administratieve bijstand en invordering
Invordering (V)
Europees belastingrecht (V)
1.
Indien en zolang de schuldvordering en/of de titel voor het nemen van executiemaatregelen in de verzoekende lidstaat in die lidstaat wordt of worden betwist, kan de verzoekende autoriteit geen verzoek tot invordering indienen, behalve in gevallen waarin artikel 14, lid 4, derde alinea, wordt toegepast.
2.
Voordat de verzoekende autoriteit een verzoek tot invordering doet, moet zij de passende invorderingsmiddelen aanwenden die in de verzoekende lidstaat ter beschikking staan, behalve in de volgende situaties:
- a)
indien het zonneklaar is dat er in de verzoekende lidstaat geen voor invordering vatbare vermogensbestanddelen zijn of dat die middelen niet tot een volledige betaling van de schuldvordering zullen leiden, en de verzoekende autoriteit over specifieke inlichtingen beschikt dat de betrokken persoon in de aangezochte lidstaat over vermogensbestanddelen beschikt;
- b)
wanneer de aanwending van die middelen in de verzoekende lidstaat tot onevenredige moeilijkheden zou leiden.