Einde inhoudsopgave
Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft
Artikel 11 [Permanente educatie]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
29-11-2018, Stb. 2018, 459 (uitgifte: 13-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2018, Stb. 2018, 460 (uitgifte: 13-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Verzekeringsrecht / Algemeen
1.
De houder van een diploma of erkenning als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, is uitsluitend bevoegd werkzaamheden als bedoeld in artikel 7 te verrichten, indien hij in elke PE-periode, niet zijnde de PE-periode waarin het diploma of de erkenning is behaald, met goed gevolg een examen aflegt in het kader van permanente educatie. De eerste PE-periode loopt van 1 april 2017 tot en met 31 maart 2019. De daaropvolgende PE-perioden bedragen telkens drie jaar, waarvan de eerstvolgende PE-periode aanvangt op 1 april 2019.
2.
In afwijking van het eerste lid behoeft de houder van een diploma of erkenning die beschikt over een door Onze Minister afgegeven certificaat waaruit blijkt dat hij gedurende een bepaalde PE-periode vakinhoudelijk betrokken is geweest bij de ontwikkeling van examenvragen met betrekking tot de voor zijn beroepskwalificatie relevante eindtermen en toetstermen ten behoeve van permanente educatie, in die PE-periode geen examen in het kader van permanente educatie af te leggen.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het tweede lid.
4.
Indien de houder van een diploma of erkenning op grond van het eerste lid niet langer bevoegd is de in artikel 7 bedoelde werkzaamheden te verrichten, kan hij een bijzonder examen afleggen. Indien dit examen met goed gevolg wordt afgelegd, herleeft de bevoegdheid om de in artikel 7 bedoelde werkzaamheden te verrichten. Het eerstvolgende periodieke examen in het kader van permanente educatie wordt vervolgens afgelegd in de PE-periode volgend op die waarin het bijzondere examen is afgelegd.
5.
De examens, bedoeld in het eerste en vierde lid, voldoen aan bij ministeriële regeling vast te stellen eindtermen en toetstermen en worden afgelegd bij een op grond van artikel 11a erkend exameninstituut. Indien Onze Minister daar gelegenheid toe biedt, kunnen deze examens tevens bij Onze Minister worden afgelegd.