Hof 's-Hertogenbosch, 12-04-2012, nr. HV 200.093.419
ECLI:NL:GHSHE:2012:BW2221
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
12-04-2012
- Zaaknummer
HV 200.093.419
- LJN
BW2221
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2012:BW2221, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 12‑04‑2012; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 401 Burgerlijk Wetboek Boek 1
- Vindplaatsen
JPF 2012/114
PFR-Updates.nl 2012-0005
Uitspraak 12‑04‑2012
Inhoudsindicatie
In deze zaak wordt de voldoening van een onderhoudsbijdrage aan een kind dat ouder is dan 21 jaar gezien als een dringende morele verplichting van de man jegens zijn kind en meegenomen als gewone last bij de bepaling van de draagkracht van de man.
Partij(en)
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 12 april 2012
Zaaknummer: HV 200.093.419/01
Zaaknummer eerste aanleg: 153156 / S RK 10-720
in de zaak in hoger beroep van:
[Appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in principaal appel,
verweerder in incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. S.G.L. Bremen,
tegen
[Geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.E.A.H. Verstraelen.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Maastricht van 8 juni 2011.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 6 september 2011, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de partneralimentatie en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de man met € 648,- per maand dient bij te dragen in de kosten voor levensonderhoud van de vrouw, althans een zodanig bedrag als het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 7 november 2011, heeft de vrouw verzocht het hoger beroep van de man af te wijzen. Tevens heeft de vrouw incidenteel appel ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de door de rechtbank vastgestelde bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de man aan de vrouw dient te voldoen een bedrag van € 1.600,- per maand.
2.2.1.
Bij verweerschrift in incidenteel appel met producties, ingekomen ter griffie op 16 januari 2012, heeft de man verzocht het incidenteel appel van de vrouw af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 maart 2012. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- -
de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- -
de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- -
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 9 februari 2011;
- -
de brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 27 februari 2012 en 28 februari 2012.
3. De beoordeling
In het principaal en incidenteel appel
3.1.
Partijen zijn op 14 december 2001 met elkaar gehuwd.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Maastricht onder meer tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 4 oktober 2011 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang, bepaald dat de man als bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw moet voldoen een bedrag van € 1.050,- per maand met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
Partijen kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De grieven van partijen richten zich tegen de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de draagkracht van de man en lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
Ingangsdatum
3.5.
De ingangsdatum van de vastgestelde onderhoudsbijdrage, zijnde 4 oktober 2011, is tussen partijen niet in geschil, zodat ook het hof die datum als uitgangspunt zal nemen.
Behoefte vrouw
3.6.
De door de rechtbank becijferde huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw ad € 2.190,- netto per maand is in hoger beroep niet in geschil.
Behoeftigheid vrouw
3.7.
De door de rechtbank becijferde aanvullende behoefte van de vrouw ad € 1.040,- netto (€ 1.735,- bruto) per maand is in hoger beroep niet in geschil.
Draagkracht
3.8.
De man stelt dat zijn draagkracht ontoereikend is om de vastgestelde bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw van € 1.050,- bruto per maand te voldoen.
3.9.
Met betrekking tot de financiële situatie van de man gaat het hof uit van de volgende gegevens. Voor zover die gegevens in hoger beroep zijn betwist, zal het hof daarop gemotiveerd ingaan bij het desbetreffende onderdeel.
- A.
Inkomen van de man
Anders dan de rechtbank, gaat het hof uit van het door de man gestelde fiscaal jaarinkomen in 2011 van € 59.834,88. Het hof is van oordeel dat de man in hoger beroep voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij, anders dan in 2010, in 2011 en in 2012 niet langer in aanmerking komt voor de meerwerkregeling. Verder houdt het hof geen rekening met de uitkering die de man terzake afkoop van vakantiedagen in februari 2011 heeft ontvangen nu het naar het oordeel van het hof voldoende vaststaat dat het daarbij niet gaat om een structureel inkomen.
De man/vrouw heeft recht op de volgende heffingskortingen:
- -
de algemene heffingskorting;
- -
de arbeidskorting,
maar niet meer dan de ingehouden loonheffing.
- B.
Lasten van de man
Wwb-normbedrag
Het hof houdt rekening met het op de Wet werk en bijstand (Wwb) gebaseerde normbedrag, exclusief de ondergrens woonkostencomponent, voor een zelfstandig wonende alleenstaande, inclusief de maximale toeslag, ter voorziening in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud.
Woonlasten
Het hof houdt evenals de rechtbank rekening met de navolgende maandelijkse lasten, voor zover deze in hoger beroep niet zijn betwist:
€ 600,00 aan hypotheekrente, nu partijen hieromtrent ter zitting overeenstemming hebben bereikt;
€ 96,00 aan aflossing hypotheek;
€ 148,00 aan premie van de aan de hypotheek gekoppelde beleggingsverzekering;
€ 36,00 aan premie levensverzekering;
€ 95,00 aan (forfaitaire) overige eigenaarslasten.
Ziektekosten
Het hof houdt evenals de rechtbank rekening met de navolgende maandelijkse lasten:
€ 133,- aan basispremie en aanvullende premie Zorgverzekeringswet (ZVW);
minus € 45,00 (in 2011) en € 49,00 (in 2012) zijnde het in het Wwb-normbedrag begrepen nominale deel premie ZVW voor een alleenstaande.
Rente en aflossing schulden
Het hof houdt evenals de rechtbank rekening met een door de man te betalen bedrag van € 100,00 per maand inzake rente en aflossing op een doorlopend krediet, welke post door de vrouw niet is betwist.
Vaststelling van de alimentatie
3.10.
De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met een door de man te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie voor zijn twee kinderen uit een eerder huwelijk van € 175,- per kind per maand. De vrouw heeft hiertegen gegriefd en zij stelt zich op het standpunt dat deze onderhoudsbijdrage niet ten nadele van haar mag strekken. De man heeft de stelling van de vrouw gemotiveerd betwist.
3.10.1.
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de kinderen van de man zijn geboren op 5 april 1988, respectievelijk 28 augustus 1991, alsook dat de man reeds ten tijde van het huwelijk van partijen bovengenoemde onderhoudsbijdrage voor de kinderen voldeed, hetgeen door de vrouw ter zitting is erkend. Nu het jongste kind van de man nog niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt, bestaat er voor de man een wettelijke onderhoudsverplichting jegens dit kind. Het hof zal daarom tot 1 september 2012 een bedrag van € 175,- per maand als bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie in de berekening opnemen. Dat geldt niet voor het oudste kind, nu deze inmiddels 23 jaar oud is. Wat betreft de bijdrage van de man jegens zijn oudste kind, is het hof van oordeel dat deze bijdrage als gewone last dient te worden meegenomen. Het hof overweegt daarbij dat de voldoening van deze onderhoudsbijdrage gezien moet worden als een dringende morele verplichting van de man jegens zijn oudste kind. Deze dringende morele verplichting, die kennelijk door de vrouw tijdens het huwelijk ook als zodanig is geaccepteerd, wijzigt niet door de echtscheiding van de man en de vrouw. In aanmerking nemende dat het jongste kind van de man op 28 augustus van dit jaar 21 jaar wordt, zal het hof gelet op hetgeen hiervoor is overwogen vanaf 1 september 2012 de door de man te betalen onderhoudsbijdrage van € 175,- per maand ten behoeve van het jongste kind eveneens als gewone last meenemen bij de bepaling van de draagkracht van de man.
3.11.
Bovengenoemd inkomen van de man resulteert in de periode van 4 oktober 2011 tot 1 september 2012 en in de periode vanaf 1 september 2012 in een netto besteedbaar inkomen van ongeveer € 3.324,- per maand, respectievelijk € 3.332,- per maand, waarbij rekening is gehouden met alle relevante fiscale aspecten.
3.12.
Na aftrek van voormelde lasten van het bovenstaande netto besteedbaar inkomen heeft de man in de periode van 4 oktober 2011 tot 1 september 2012 een draagkrachtruimte van € 1.272,- per maand. Daarvan is 60% beschikbaar voor de betaling van een onderhoudsbijdrage minus de door de man te betalen bijdrage van € 175,- per maand in de kosten van levensonderhoud en studie van het jongste kind.
3.13.
Na aftrek van voormelde lasten van het bovenstaande netto besteedbaar inkomen heeft de man in de periode vanaf 1 september 2012 een draagkrachtruimte van € 1.101,- per maand. Daarvan is 60% beschikbaar voor de betaling van een onderhoudsbijdrage.
3.14.
Betaalde partneralimentatie is geheel aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. Het fiscaal voordeel dat de man door deze aftrek geniet, komt geheel ten goede aan de vrouw. Rekeninghoudend met dit te realiseren fiscaal voordeel, heeft de man in de periode van 4 oktober 2011 tot 1 september 2012 en in de periode vanaf 1 september 2012 de draagkracht om € 1.013,- per maand, respectievelijk € 1.139,- per maand te betalen als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw. Met het betalen van deze onderhoudsbijdrage is de grens van de draagkracht van de man bereikt.
3.15.
De beschikking waarvan beroep dient dus te worden vernietigd, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
4. De beslissing
Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Maastricht van 8 juni 2011, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de man met ingang van 4 oktober 2011 tot 1 september 2012 aan de vrouw voor haar levensonderhoud zal voldoen een bedrag van € 1.013,- per maand, voor wat de nog niet verschenen termijnen betreft te voldoen bij vooruitbetaling;
bepaalt dat de man met ingang van 1 september 2012 aan de vrouw voor haar levensonderhoud zal voldoen een bedrag van € 1.139,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, W.Th.M. Raab en A.A.P. Draijer-Udo en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2012.