Einde inhoudsopgave
Besluit 2014/75/GBVB betreffende het Instituut voor veiligheidsstudies van de Europese Unie
Artikel 6 Directeur
Geldend
Geldend vanaf 10-02-2014
- Bronpublicatie:
10-02-2014, PbEU 2014, L 41 (uitgifte: 12-02-2014, regelingnummer: 2014/75/GBVB)
- Inwerkingtreding
10-02-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-02-2014, PbEU 2014, L 41 (uitgifte: 12-02-2014, regelingnummer: 2014/75/GBVB)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
Openbare orde en veiligheid / Algemeen
1.
De raad van bestuur benoemt de directeur van het Instituut uit onderdanen van de lidstaten, op basis van een aanbeveling van de HV. De directeur wordt voor een periode van drie jaar benoemd, met een mogelijke verlenging van één periode van twee jaar.
2.
Kandidaten voor de post van directeur moeten een erkende langdurige deskundigheid hebben en ervaring hebben met buitenlandse betrekkingen, veiligheidsbeleid en diplomatie en daarmee verband houdend onderzoek. De lidstaten dragen kandidaten voor aan de HV, die de raad van bestuur daarvan in kennis stelt. De voorselectie gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de HV. Het voorselectiecomité wordt samengesteld uit drie vertegenwoordigers van de EDEO en drie vertegenwoordigers van de lidstaten uit het trio-voorzitterschap, en wordt voorgezeten door de HV of diens vertegenwoordiger. De HV verstrekt de raad van bestuur, op basis van de resultaten van de voorselectie, een aanbeveling met een beperkte lijst van ten minste drie kandidaten die wordt opgesteld in de volgorde van voorkeur van het voorselectiecomité.
3.
De directeur vertegenwoordigt het Instituut in rechte.
4.
De directeur is belast met de indienstneming van alle andere personeelsleden van het Instituut. De leden van de raad van bestuur worden vooraf in kennis gesteld van de aanstelling van analisten.
5.
Na goedkeuring door de raad van bestuur en met inachtneming van de financiële gevolgen na de vaststelling van de jaarlijkse begroting van het Instituut, kan de directeur een adjunct-directeur benoemen. De adjunct-directeur wordt voor een periode van ten hoogste drie jaar benoemd, met een mogelijke verlenging van één periode van twee jaar.
6.
De directeur is belast met de uitvoering van de opdracht en taken van het Instituut overeenkomstig artikel 2. Voorts zorgt de directeur ervoor dat het Instituut gekenmerkt wordt door een hoge mate van deskundigheid en vakkundigheid, en ziet hij erop toe dat het Instituut zijn activiteiten op een doeltreffende en effectieve manier volbrengt.
De directeur is ook belast met:
- a)
de opstelling van het jaarlijks werkprogramma van het Instituut alsmede van het jaarverslag over de activiteiten van het Instituut;
- b)
de voorbereiding van de werkzaamheden van de raad van bestuur;
- c)
het dagelijks bestuur van het Instituut;
- d)
alle personeelsaangelegenheden;
- e)
de voorbereiding van de staat van ontvangsten en uitgaven en de uitvoering van de begroting van het Instituut;
- f)
het informeren van het PVC over het jaarlijks werkprogramma;
- g)
het onderhouden van contacten en nauwe samenwerking met instellingen van de Unie en met nationale en internationale instellingen op verwante gebieden.
De directeur moet tevens, na overleg met de raad van bestuur, de mogelijkheden onderzoeken voor aanvullende bijdragen aan de begroting van het Instituut.
7.
Binnen het overeengekomen werkprogramma en de overeengekomen begroting van het Instituut is de directeur gemachtigd om contracten te sluiten, voor de in de begroting goedgekeurde posten personeel in dienst te nemen en de voor de werking van het Instituut noodzakelijke betalingsverplichtingen aan te gaan.
8.
Elk jaar stelt de directeur vóór 31 maart een verslag op van de activiteiten van het Instituut van het voorbije jaar. Het jaarverslag wordt toegezonden aan de raad van bestuur en via de HV aan de Raad, die het dan aan het Europees Parlement, aan de Commissie en aan de lidstaten doet toekomen.
9.
De directeur legt verantwoording af aan de raad van bestuur.