Einde inhoudsopgave
Regeling aanpassing voertuigen
Artikel 8
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
24-11-2017, Stcrt. 2017, 67488 (uitgifte: 01-12-2017, regelingnummer: IENM/BSK-2016/284984)
- Inwerkingtreding
01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-11-2017, Stcrt. 2017, 67488 (uitgifte: 01-12-2017, regelingnummer: IENM/BSK-2016/284984)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
In de werkplaats is de volgende apparatuur aanwezig:
- a.
een uitlaatgastester met lambdabepaling;
- b.
een koplamptestapparaat welke voldoet aan hoofdstuk 8, afdeling 4, paragraaf 12, van de Regeling voertuigen;
- c.
een apparaat waarmee een gasconcentratie overeenkomende met 800 ppm koolwaterstoffen gedetecteerd kan worden, en
- d.
een toerenteller die voldoet aan de artikelen 8.4.15 en 8.4.16 van de Regeling voertuigen en is voorzien van:
- 1°
een CE-markering met een aanvullende metrologische markering, en
- 2°
een handleiding in de Nederlandse taal, waarin ten minste vermeld is een procedure voor het gebruik van de toerenteller;
- e.
een dubbel geïsoleerde veiligheidslooplamp dan wel een zaklantaarn, al dan niet voorzien van een oplaadbare accu, die enerzijds een zodanige lichtsterkte heeft dat ook moeilijk bereikbare onderdelen van een voertuig voldoende helder kunnen worden verlicht om een nauwkeurige inspectie van een voertuig mogelijk te maken en die anderzijds zodanig is afgeschermd dat degene die de keuring uitvoert niet door het uitgestraalde licht wordt verblind;
- f.
een meetband met een minimale nauwkeurigheidsklasse III van voldoende lengte;
- g.
basisgereedschap voor de keuring van de inbouw van een gasinstallatie, en
- h.
een doelmatige bandenspanningsmeter en een doelmatige bandenpomp.