Rb. Haarlem, 23-10-2002, nr. 154277
ECLI:NL:RBHAA:2002:AE9327, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
23-10-2002
- Zaaknummer
154277
- LJN
AE9327
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2002:AE9327, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 23‑10‑2002; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2011:BT7335, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Wetingang
art. 658 Burgerlijk Wetboek Boek 7
- Vindplaatsen
JAR 2002/270
Uitspraak 23‑10‑2002
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
sector kanton, locatie Haarlem
zaaknummer: 154277
datum vonnis: 23 oktober 2002
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER TE HAARLEM
in de zaak van:
[EISERES],
te [woonplaats],
EISERES,
hierna: [EISERES],
gemachtigde C.H. Boeder,
--tegen--
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BK-GAS B.V.,
te Hoofddorp,
GEDAAGDE,
hierna: BK,
gemachtigde J. Harteveld.
Het verloop van de procedure
Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stuk-ken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen:
- -
het door de kantonrechter tussen partijen gewe-zen en op 30 januari 2002 uitgesproken tussenvonnis en de daar-in ge-noemde stukken,
- -
de processen-verbaal van de op 23 april 2002 en 2 juli 2002 gehouden getuigenverhoren,
- -
de conclusie na enquête van [EISERES] en
- -
de conclusie na enquête van BK.
De beoordeling van het geschil
- 2.1.
De kantonrechter verwijst naar en neemt hier over hetgeen is overwogen en beslist in het bovengenoemde vonnis van 30 januari 2002.
- 2.2.
Bij het vonnis van 30 januari 2002 was BK toegelaten te bewijzen:
- a.
dat zij haar zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 BW lid 1 jegens [EISERES] is nagekomen
of
- b.
dat nakoming van haar zorgplicht de arbeidsongeschiktheid niet zou hebben voorkomen.
- 2.3.
Ter voldoening aan die bewijsopdracht heeft BK vijf getuigen doen horen, waarna [EISERES] in tegenverhoor naast zichzelf één andere getuige heeft doen horen.
- 2.4.
De kantonrechter acht -de verklaringen van de genoemde getuigen zowel in hun onderling verband als elk afzonderlijk beschouwd en gewogen, zulks in samenhang met de voorts ter zake nog overgelegde bewijsstukken en de door partijen daarop gegeven toelichtingen- BK niet in het haar opgedragen bewijs geslaagd en overweegt daartoe als volgt.
- 2.5.
Gebleken is dat de werkzaamheden van [EISERES] sedert de aanvang van haar werkzaamheden in 1993 in zoverre zijn veranderd dat zij geleidelijk aan gedurende steeds meer uren werkzaamheden achter een beeldscherm moest verrichten.
- 2.6.
De vernieuwingen van kantoormeubilair zijn geschied op grond van de overweging dat het meubilair was verouderd en niet -althans zo blijkt niet uit de getuigenverklaringen- op grond van ergonomische motieven. In de bewoordingen van de getuige [getuige] ging het om "visueel opknappen". Wel blijkt dat er sprake is geweest van vervanging door instelbaar meubilair, maar dat op zichzelf is onvoldoende om te kunnen aannemen dat BK aan haar zorgplicht heeft voldaan.
- 2.7.
Uit de getuigenverklaringen blijkt voorts niet onomstotelijk dat [EISERES] bij de aanvang van haar werkzaamheden in 1993 voldoende is voorgelicht.
- 2.8.
De jaarlijkse onderzoeken in het kader van het zogenoemde VGWM-beleid waren gericht op de werkomstandigheden en veiligheid van werknemers die met autogas moesten werken en niet zo zeer op het kantoorpersoneel.
- 2.9.
Na de -volgens BK- in 1993 gegeven voorlichting is geen verdere voorlichting meer gegeven totdat in1997 het RI&E onderzoek werd verricht. De aanpassingen aan de verlichting en de ramen, zijn eerst na het genoemde onderzoek aan gebracht, zodat [EISERES] het in de vier voorafgaande jaren zonder die kennelijk toch noodzakelijke aanpassingen heeft moet stellen.
- 2.10.
Voor zover BK na het RI&E onderzoek uit 1997 maatregelen heeft getroffen moet ervan worden uitgegaan dat die voor [EISERES], die immers reeds vier jaar zonder de aanpassingen had moeten werken, kennelijk te laat zijn geweest.
- 2.11.
Uit de getuigenverklaringen blijkt tenslotte ook niet onomstotelijk dat nakoming van de zorgplicht door BK de arbeidsongeschiktheid niet zou hebben voorkomen. BK heeft in de procedure aangevoerd dat de arbeidsongeschiktheid van [EISERES] (mede) is terug te voeren op haar hobby, te weten het mennen van pony's. Daarvan is echter onvoldoende gebleken. Nu daarvan ook verder geen bewijs is aangeboden, gaat de kantonrechter aan dit betoog van BK verder voorbij.
- 2.12.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de door [EISERES] gevorderde verklaring voor recht en de vordering strekkende tot vergoeding van de geleden schade nader op te maken bij staat voor toewijzing gereed liggen.
- 2.13.
Omdat onzeker is welke de omvang van de schade zal zijn en voorts niet is uit te sluiten dat in de schadestaatprocedue alsnog een verband komt vast te staan tussen de mate van de arbeidsongeschiktheid van [EISERES] en haar genoemde hobby, acht de kantonrechter het thans niet mogelijk een voorschot op die schadevergoeding toe te kennen. Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
- 2.14.
Dat [EISERES] kosten heeft moeten maken wegens medisch advies en het bureau Arboschade is voldoende gebleken. Zij heeft slechts van het bureau Arboschade een nota in het geding gebracht ten bedrage van ƒ2.643,75 (€1.199,68). Om die reden, zal gelet op de bestrijding door BK van dit onderdeel van de vordering, thans slechts het bedrag van deze nota worden toegewezen.
- 2.15.
Zoals in het vonnis van 30 januari 2002 reeds is overwogen zal tenslotte ook de vordering in dat vonnis onder 3.1.4 vermeld als door BK erkend worden toegewezen.
De slotsom en kosten
De vordering wordt grotendeels toegewezen. BK zal daarom, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proces-kosten worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
Verklaart voor recht dat BK haar zorgplicht ex artikel 7:658 BW jegens [EISERES] heeft geschonden en uit dien hoofde aansprakelijk is voor de schade van [EISERES].
Veroordeelt BK tot vergoeding aan [EISERES] van de schade nader op te maken bij staat en te vereffenen als volgens de wet.
Veroordeelt BK om tegen behoorlijk bewijs van kwij-ting aan [EISERES] te betalen €1.199,68.
Veroordeelt BK om gevolg te geven aan artikel 10.17.5 van de personeelsregelingen van BK.
Veroordeelt BK in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van [EISERES] begroot op €170,96 aan verschotten, €29,10 wegens taxe van de getuige [getuige] en €1.845,00 aan salaris voor de gemachtigde, met bepaling dat de explootkosten worden verhoogd met een percentage dat overeenkomt met het percentage bedoeld in artikel 9, 1e lid van de Wet op de Omzetbelasting 1968.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voor-raad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. F.J.P. Veenhof, kantonrechter en in het open-baar uitge-sproken ter te-rechtzit-ting van 23 oktober 2002, in tegen-woordig-heid van de griffier.