RvdW 2010, 562
Rijkswet op het Nederlanderschap. Cassatieberoep ex art. 18 lid 2; cassatietermijn; toepasselijkheid art. 426 lid 1 Rv.
HR 23-04-2010, ECLI:NL:HR:2010:BL6186
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
23 april 2010
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk
- Zaaknummer
09/03739
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
BL6186
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Bestuursprocesrecht (V)
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
Staatsrecht / Nationaliteitsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BL6186, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 23‑04‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BL6186, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑02‑2010
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑05‑2009
- Wetingang
Essentie
Rijkswet op het Nederlanderschap. Cassatieberoep ex art. 18 lid 2; cassatietermijn; toepasselijkheid art. 426 lid 1 Rv.
Aangezien de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) geen afwijkende cassatietermijn voorschrijft en ook geen afwijkende bepaling kent omtrent het aanvangstijdstip voor de cassatietermijn, is art. 426 lid 1 Rv op het cassatieberoep uit hoofde van art. 18 lid 2 RWN van toepassing.
Samenvatting
Het gaat in deze zaak om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep. Verzoeker tot cassatie heeft op de voet van art. 18 lid 2 RWN ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.