Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 16-01-2007
- Bronpublicatie:
12-12-2006, PbEU 2006, L 372 (uitgifte: 27-12-2006, regelingnummer: 2006/116/EG)
- Inwerkingtreding
16-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2006, PbEU 2006, L 372 (uitgifte: 27-12-2006, regelingnummer: 2006/116/EG)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Auteursrecht
Intellectuele-eigendomsrecht / Naburige rechten
Intellectuele-eigendomsrecht / Europees intellectuele-eigendomsrecht
(gecodificeerde versie)
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2, artikel 55 en artikel 95,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Richtlijn 93/98/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende de harmonisatie van de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten (3) is ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.
- (2)
De Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst en het Internationale Verdrag van Rome inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties leggen slechts minimumbeschermingstermijnen vast, zodat de staten die daarbij partij zijn langere beschermingstermijnen voor de bedoelde rechten kunnen invoeren. Bepaalde lidstaten hebben van deze vrijheid gebruik gemaakt. Bovendien zijn bepaalde lidstaten nog geen partij geworden bij het Verdrag van Rome.
- (3)
Hierdoor zijn in de nationale wetgeving van de lidstaten betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van de naburige rechten verschillen ontstaan, die het vrije verkeer van goederen en het vrij verrichten van diensten in gevaar kunnen brengen en de mededingingsvoorwaarden op de gemeenschappelijke markt kunnen vervalsen. Het is bijgevolg voor de totstandbrenging en de goede werking van de interne markt nodig de wetgeving van de lidstaten te harmoniseren en zo een gelijkschakeling van de beschermingstermijnen in de gehele Gemeenschap te verwezenlijken.
- (4)
Niet uitsluitend de beschermingstermijn als zodanig moet worden vastgesteld, maar eveneens een aantal uitvoeringsvoorwaarden, zoals het tijdstip van waaraf de beschermingstermijn wordt berekend.
- (5)
De bepalingen van deze richtlijn dienen de toepassing door de lidstaten van artikel 14 bis, lid 2, onder b), c) en d), en lid 3, van de Berner Conventie onverlet te laten.
- (6)
De in de Berner Conventie vastgelegde minimumbeschermingstermijn van 50 jaar na de dood van de auteur beoogt een bescherming van de auteur en van zijn nakomelingen van de eerste en de tweede generatie. Door de verhoging van de gemiddelde levensduur in de Gemeenschap volstaat deze termijn niet langer om twee generaties te beschermen.
- (7)
Bepaalde lidstaten hebben voorzien in een verlenging van de beschermingsduur tot meer dan 50 jaar na de dood van de auteur als compensatie voor de gevolgen van de wereldoorlogen voor de exploitatie van de werken.
- (8)
Bepaalde lidstaten hebben met betrekking tot de bescherming van de naburige rechten gekozen voor een beschermingstermijn van 50 jaar na de geoorloofde publicatie of de geoorloofde mededeling aan het publiek.
- (9)
De diplomatieke conferentie die in december 1996 is gehouden onder de auspiciën van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO), heeft geleid tot de aanneming van het Verdrag van de WIPO inzake uitvoeringen en fonogrammen, dat betrekking heeft op de bescherming van auteurs en van uitvoerend kunstenaars en producenten van fonogrammen. Dit verdrag zorgt voor een actualisering van de internationale bescherming van naburige rechten.
- (10)
De eerbiediging van verworven rechten maakt deel uit van de algemene rechtsbeginselen die door de communautaire rechtsorde worden beschermd. De in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde beschermingstermijnen van het auteursrecht en van de naburige rechten mogen bijgevolg geen afbreuk doen aan de bescherming die rechthebbenden in de Gemeenschap vóór de inwerkingtreding van Richtlijn 93/98/EEG genoten. Er moeten lange beschermingstermijnen worden vastgesteld teneinde de gevolgen van de overgangsmaatregelen tot een minimum te beperken en teneinde de goede werking van de interne markt te kunnen verwezenlijken.
- (11)
Het auteursrecht en de naburige rechten vereisen een hoge graad van bescherming omdat deze rechten fundamenteel zijn voor een schepping van de geest. De bescherming van deze rechten garandeert het bewaren en de ontwikkeling van creativiteit in het belang van de auteurs, de culturele industrie, de consumenten en de samenleving in haar geheel.
- (12)
Met het oog op de invoering van een hoog beschermingsniveau dat tegemoet komt aan de eisen van de interne markt zowel als aan de behoefte aan een juridisch kader dat de harmonieuze ontwikkeling van de creativiteit in de Gemeenschap bevordert, moet de beschermingstermijn voor het auteursrecht worden gebracht op 70 jaar na de dood van de auteur of op 70 jaar nadat het werk op geoorloofde wijze voor het publiek toegankelijk is gemaakt, en voor de naburige rechten op 50 jaar na het feit dat de termijn doet ingaan.
- (13)
Verzamelingen worden overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de Berner Conventie beschermd wanneer zij door de keuze en de rangschikking van de werken een schepping van de geest vormen. Deze werken worden als zodanig beschermd, onverminderd de rechten van de auteurs op elk werk dat van de verzameling deel uitmaakt. Daarom kunnen bijzondere beschermingstermijnen gelden voor werken uit verzamelingen.
- (14)
In alle gevallen waarin een of meer natuurlijke personen als auteur bekend zijn, dient de beschermingstermijn vanaf hun overlijden te worden berekend. De vraag naar het auteurschap van een werk of een onderdeel ervan is een feitenkwestie die wellicht door de nationale gerechten moet worden beslecht.
- (15)
Overeenkomstig de Berner Conventie en het Internationale Verdrag van Rome moeten beschermingstermijnen worden berekend vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het feit dat de termijn doet ingaan.
- (16)
Voor de bescherming van foto's gelden in de lidstaten uiteenlopende regelingen. Een fotografisch werk in de zin van de Berner Conventie moet als oorspronkelijk worden beschouwd wanneer het gaat om een eigen schepping van de auteur die de uitdrukking vormt van diens persoonlijkheid, met uitsluiting van andere criteria zoals de verdienstelijkheid of de bedoeling ervan. De bescherming van andere foto's dient aan de nationale wetgever te worden overgelaten.
- (17)
Het is, om verschillen in de beschermingstermijn van naburige rechten te voorkomen, noodzakelijk dat de beschermingstermijn in de gehele Gemeenschap op hetzelfde tijdstip ingaat. De uitvoering, vastlegging, uitzending, geoorloofde publicatie en geoorloofde mededeling aan het publiek, dat wil zeggen de middelen waarmee een voorwerp van een naburig recht op elke mogelijke wijze waarneembaar wordt gemaakt voor personen in het algemeen, dienen in aanmerking te worden genomen voor de berekening van de beschermingstermijn, ongeacht het land waar deze uitvoering, vastlegging, uitzending, geoorloofde publicatie of geoorloofde mededeling aan het publiek plaatsvindt.
- (18)
De rechten van omroeporganisaties in hun uitzendingen dienen niet eeuwigdurend te zijn, ongeacht of deze uitzendingen al dan niet via de ether plaatsvinden, uitzendingen per kabel of satelliet daaronder begrepen. Het is derhalve noodzakelijk de beschermingstermijn te laten ingaan met de eerste uitzending van een programma. Deze bepaling is bedoeld om te voorkomen dat een nieuwe termijn ingaat met een uitzending die identiek is met een eerdere.
- (19)
De lidstaten kunnen, met name ter bescherming van kritische en wetenschappelijke publicaties, vrij andere naburige rechten handhaven of invoeren. Het is ter wille van de transparantie op communautair niveau echter nodig dat lidstaten die nieuwe naburige rechten invoeren, de Commissie hiervan in kennis stellen.
- (20)
In deze richtlijn dient duidelijk te worden gesteld dat zij niet van toepassing is op morele rechten.
- (21)
Voor werken waarvan het land van oorsprong in de zin van de Berner Conventie een derde land is en waarvan de auteur geen ingezetene van de Gemeenschap is, moeten de beschermingstermijnen worden vergeleken, zonder dat de in de Gemeenschap verleende termijn de in deze richtlijn vastgelegde termijn mag overschrijden.
- (22)
De in deze richtlijn vastgestelde beschermingstermijn van de naburige rechten moet eveneens gelden voor rechthebbenden die geen ingezetene van de Gemeenschap zijn maar die uit hoofde van internationale overeenkomsten bescherming genieten, zonder dat die termijn evenwel de termijn mag overschrijden die van kracht is in het land waarvan de rechthebbende onderdaan is.
- (23)
De toepassing van de bepalingen inzake de vergelijking van de beschermingstermijnen mag niet tot gevolg hebben dat de lidstaten in strijd komen met hun internationale verplichtingen.
- (24)
Het moet de lidstaten vrijstaan bepalingen aan te nemen inzake de uitlegging, aanpassing en verdere uitvoering van contracten betreffende de exploitatie van beschermde werken en andere voorwerpen, die vóór de verlenging van de beschermingsduur ingevolge deze richtlijn zijn gesloten.
- (25)
De eerbiediging van verworven rechten en legitieme verwachtingen maakt deel uit van de communautaire rechtsorde. De lidstaten moeten met name kunnen bepalen dat de uit hoofde van deze richtlijn vernieuwde auteursrechten en naburige rechten onder bepaalde omstandigheden geen aanleiding hoeven te geven tot betalingen door personen die de werken te goeder trouw zijn gaan exploiteren op het tijdstip dat die werken gemeengoed waren.
- (26)
Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
Advies van 26 oktober 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
Advies van het Europees Parlement van 12 oktober 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 30 november 2006.
PB L 290 van 24.11.1993, blz. 9. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10).
Zie bijlage I, deel A.