Proces-verbaal van aangifte van 23 november 2010 van [betrokkene 1], proces-verbaalnummer PL0910 2010282065-1, p. 3.
HR, 09-04-2013, nr. 11/02001
ECLI:NL:HR:2013:BZ6505
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
09-04-2013
- Zaaknummer
11/02001
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BZ6505
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BZ6505, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑04‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ6505
ECLI:NL:PHR:2013:BZ6505, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑02‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BZ6505
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑08‑2011
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2013-0214
SR-Updates.nl 2013-0165
Uitspraak 09‑04‑2013
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht medeplegen. Uit de gebezigde bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverweging kan niet zonder meer volgen dat verdachte van wie niet is vastgesteld dat hij is herkend als een van de feitelijke daders zo bewust en nauw met anderen heeft samengewerkt dat hij kan worden aangemerkt als iemand die zich “tezamen en in vereniging” – dus als mededader – aan de diefstal heeft schuldig gemaakt. I.h.b. bieden de door het Hof als vaststaand aangenomen omstandigheden dat verdachte vrijwel direct nadat de mededaders waren ingestapt in de auto waarin hij verbleef, het alarmlabel van een door een van hen aan hem gegeven trainingsbroek kapot heeft geknipt en verwijderd niet voldoende steun aan dat oordeel.
9 april 2013
Strafkamer
nr. S 11/02001
JH
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 15 april 2011, nummer 21/004378-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaarde diefstal in vereniging niet uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 23 november 2010 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een winkel gelegen aan de Rijnkade) heeft weggenomen een hoeveelheid kleding (waaronder sportkleding van het merk Adidas en het merk Puma en merk Nike), toebehorende aan winkelbedrijf Vroom en Dreesman."
2.3.1. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"Uit de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de politie regio Utrecht, genummerd PL091A 2010282065, opgemaakt door [verbalisant 5], brigadier van politie, gesloten op 25 november 2010:
1. een proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 1] namens Vroom en Dreesmann te Utrecht, opgemaakt door [verbalisant 1], aspirant van politie, gesloten op 23 november 2010 (blz. 91 ev), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 23 november 2010 omstreeks 10:00 ben ik begonnen op mijn werk. Ik ben in dienst van beveiligingsbedrijf [A] en word in die hoedanigheid ingehuurd door Vroom en Dreesmann. Ik was in burger gekleed en was daar werkzaam met mijn collega [betrokkene 2]
Op dinsdag 23 november 2010 omstreeks 14:45 liep ik samen met mijn collega [betrokkene 2] op de heren afdeling op de 2e etage.
Ik zag daar drie jongens lopen met het volgende signalement;
- Blank Oostblok type
- Tussen de 18 en 22 jaar
- 1.75
- Kort blond haar
- Normaal/tenger postuur
- Zwarte jas met bontkraag
- Spijkerbroek, blauw
- Zwarte schoenen
- Blank Oostblok type
- Tussen de 18 en 22 jaar
- 1.75
- Kort blond haar
- Normaal/tenger postuur
- Zwarte jas
- Spijkerbroek, blauw
- Zwarte schoenen
- Blank Oostblok type
- Tussen de 18 en 22 jaar
- 1.75
- Kort blond haar (later Puma muts op)
- Normaal/tenger postuur
- Zwarte jas
- Corderoy broek, bruin
- Zwarte schoenen
Ik dacht dat het Litouwse jongens waren. Ik zag dat de jongens geen tassen hadden. Ik zag dat de jongens bij elkaar hoorden doordat ik zag dat ze met elkaar communiceerden. Ik zag dat de jongens sportkleding aan het verzamelen waren. Ik zag dat alle drie de jongens in een apart pashokje gingen. Deze pashokjes zijn gelegen op de sportafdeling. Ik zag dat de jongens elk ongeveer 7 a 8 stuks meenamen de pashokjes in. Ik zag dat dit voornamelijk spullen waren van het merk Puma.
Ik ging in het pashokje naast de jongens zitten. Er waren 5 pashokjes en de eerste drie kamers werden bezet door de bovengenoemde jongens. Ik zat daarna in het vierde pashokje en naast mij was nog een hokje vrij.
In het pashokje hoorde ik een knakkend geluid die vrijkomt bij het doorknippen van alarm labels. Ik weet beroepsmatig dat Litouwers de labels er niet afknippen maar alleen de spoel doorknippen. Ik ben uit het pashokje gegaan en ben naar [betrokkene 2] gelopen die nog op de sportafdeling stond. Hier stonden wij te wachten totdat de eerste jongen uit het pashokje zou komen.
Ik zag het middelste hokje van de drie bezetten pashokjes open gaan en daar de jongen die een bontkraag aan zijn jas had uit komen. Ik zag dat de jongen iets van drie stuks van kleding in zijn hand had. Ik zag dat de jongen een gevulder uiterlijk had. Ik zag dat de jongen de resterende kleding terug hing op de sportafdeling. Ik zag dat de jongen bij de hoofdingang met de roltrap naar beneden ging. Ik heb hier verder geen actie op ondernomen omdat we vermoeden hadden dat de jongens weer bij elkaar zouden komen. Ik zag dat de jongen met de zwarte jas en de spijkerbroek uit het meest linker hokje van de drie hokjes kwam. Ik zag dat deze jongen ook ongeveer drie a vier kleding stukken vast had. Ik zag dat deze jongen een stuk dikker oogde dan voordat deze de pashokjes in ging. Heel snel daarna kwam de jongen met de bruine broek uit het rechterhokje van de drie hokjes. Deze jongen had ook ongeveer drie a vier kleding stukken vast. En deze jongen oogde ook een stuk dikker. De jongen met de spijkerbroek en zwarte jas heeft zijn kledingstukken weer terug gehangen op de sportafdeling. Ik heb mijn aandacht gericht op de jongen met de bruine broek. Ik zag dat deze jongen eerst naar de sportafdeling ging om de kledingstukken terug te hangen. Ik zag dat deze jongen vervolgens de winkel verliet via de Clarenburg zijde. Daar ging de jongen linksaf richting het station. Ik zag dat de jongen onderweg een zwart mutsje met een Puma-teken opzette. Ik ben de jongen nog steeds achterna gelopen. Aan het einde van de trap is de jongen rechtsaf gegaan de Catharijnenbaan in. Hier bleef de jongen met de bruine broek staan. Ik zag dat de jongen met de bruine broek met zijn telefoon in zijn handen tegen zijn oor aan liep. [Betrokkene 2] en ik zijn toen ook blijven staan. Ik dacht dat de andere jongens er vanzelf ook aan zouden komen. Binnen 30 seconden zag ik de jongen met de spijkerbroek en zwarte jas zonder bontkraag van de trap afkomen waar ik ook net gelopen had. Ik zag dat de jongen met spijkerbroek en zwarte jas zonder bontkraag langs ons liep en na ongeveer 25 meter rechtsaf de Spoorstraat in liep. Ik ben de Spoorstraat ook ingelopen. Ik zag daar een auto staan. Dit was een Peugeot voorzien van het volgende Franse kenteken: [...]. Ik zag dat links achterin de jongen met zwarte jas met bontkraag zat. Dit was dezelfde jongen als ik hierboven beschreven heb. Ik zag dat jongen met de zwarte jas zonder bontkraag aan de rechterzijde achterin stapte. Ik zag dat de jongen die links achterin zat (met bontkraag) een grijze trainingsbroek vast had. Ik zag dat de jongen deze doorgaf aan de bijrijder voorin de auto. Ik zag dat de bijrijder een kniptang vast had. Ik zag dat de bijrijder met de kniptang de alarmlabel aan het verwijderen was. Ik zag dat deze alarmlabel eraf geknipt werd door de bijrijder. Ik zag dat de bijrijder deze geknipte label naast zich neerlegde. Ik zag dat de ramen links en rechtsvoor open stonden. Ik stond links voor de auto en [betrokkene 2] stond rechtsvoor de auto. Ik sprak de bijrijder aan. Ik richtte mij tot de auto en vertelde dat ik van de beveiliging van de Vroom en Dreesmann was. Ik heb toen de politie gebeld. En [betrokkene 2] vroeg om de autosleutels. Deze werd door de bestuurder uit het contact gehaald en gegeven. Ik vroeg alle inzittende om legitimatiebewijs. Dit kreeg ik ook van alle inzittenden. De politie was binnen een minuut aanwezig en ik heb toen alles overgedragen.
2. een proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 2], opgemaakt door [verbalisant 2], agent van politie, gesloten op 23 november 2010 (blz. 98 ev), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam als beveiligingsmedewerker bij [A]. Ik werkte vandaag in de vestiging van de Vroom en Dreesmann te Utrecht, Rijnkade 5.
Ik was gekleed in burger, dit houdt in dat ik niet als beveiligingsmedewerker herkenbaar was. Ik ben vandaag getuige geweest van een diefstal van kleding en ik kan u daarover het volgende verklaren.
Ik bevond mij vandaag, dinsdag 23 november 2010 omstreeks 14.45 uur op de 2e etage, op deze etage bevind zich de herenmode en de sportkleding.
Ik stond samen met collega [betrokkene 1], eveneens beveiligingsmedewerker, te surveilleren. Ik zag op enig moment drie vermoedelijk "oostblokkers types" de sportafdeling oplopen. Het viel mij op dat de drie mannen druk met elkaar in overleg waren en "verdacht" om zich heen keken. Ik bedoel hiermee dat ze vluchtig van links naar rechts aan het kijken waren.
Ik kan u de mannen als volgt omschrijven: Alle drie de mannen schat ik ongeveer tussen 20 en 25 jaar oud. Ik weet u nog te verklaren dat 1 van de mannen een jas met een capuchon droeg met daaraan een bontkraag. Verder kan ik u zeggen dat een andere man een bruine broek droeg. De andere mannen droegen blauwe spijkerbroeken. Alle drie de mannen droegen zwarte jassen.
Ik zag op enig moment dat alle drie de mannen diverse sportkledingstukken pakten en over hun arm hingen. Wat mij hierbij opviel is dat ze geen van drieën keken naar prijs, maat en of soort kleding. Ik kan u zeggen dat de mannen per persoon ongeveer 6 a 7 stuks kleding over hun arm hadden hangen waarna vervolgens alle drie de mannen in aparte paskamers gingen. Mijn collega [betrokkene 1] liep naar de paskamers en kwam even later terug. Ik hoorde dat mijn collega [betrokkene 1] tegen mij zei: "ik hoor knipgeluiden" Het is ons bekend dat winkeldieven vaak gebruik maken van kniptangen om de weavers (beveiligingslabels) te verwijderen.
Na ongeveer 10 tot 15 minuten kwamen de mannen de paskamers uit. Wat mij direct opviel is dat de mannen allemaal qua postuur een stuk dikker geworden waren en ze alle drie met nog maar ongeveer 3 kledingstukken de paskamers uit kwamen lopen.
Hierop vermoedden wij dat de mannen de diverse kledingstukken hadden ontdaan van weavers en ze daarna aan hadden getrokken.
Ik zag vervolgens dat de mannen de afdeling verlieten via de centrale roltrap. Ik zag dat de mannen vervolgens de winkel verlieten via de hoofdingang. Vervolgens zijn mijn collega [betrokkene 1] en ik de mannen achterna gelopen om te kijken waar ze heen zouden gaan. Ik zag dat de mannen vanaf dit punt een (1) voor een (1) de winkel uit liepen. Ik zag dat ze alle drie in de richting van de bioscoop liepen. Wij besloten om de laatste van de drie mannen te volgen. Deze laatste man droeg een zwarte muts van het merk Puma, verder droeg hij zwarte gewatteerde jas, met daaronder een bruine broek.
Wij zagen dat deze man het winkelcentrum Hoog Catharijne verliet en uitkwam in de Spoorstraat te Utrecht. In de Spoorstraat zag ik dat er een personenvoertuig stond van het merk Peugeot, kleur grijs en ik zag dat het een buitenlands kenteken betrof. Ik zag namelijk dat de kleur van de kentekenplaat geel met zwarte letters betrof aan de achterzijde, het lettertype en de combinatie van de letters en cijfers vertelde mij dat het een buitenlands kentekenplaat was.
Ik liep samen met [betrokkene 1] naar de auto toe en ik zag dat in de auto de twee andere mannen zaten die als eerste de winkel hadden verlaten. Ik zag dat de man die achter in de auto zat een grijskleurige trainingsbroek overhandigde aan de persoon, welke voor in de auto zat.
Ik ben samen met [betrokkene 1] op de bestuurder van de auto afgestapt en ik legitimeerde mij als beveiligingsmedewerker en ik deelde alle inzittenden mede dat zij, op verdenking van diefstal waren aangehouden. Ik heb vervolgens de komst van de politie afgewacht welke reeds door ons in kennis was gesteld.
3. als relaas van verbalisant [verbalisant 5] voornoemd (blz. 33 ev), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 23 november 2010 werden er op de openbare weg, de Spoorstraat te Utrecht, vier personen aangehouden als verdacht van overtreding van artikel 310 c.q. 311 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachten gaven, daarnaar gevraagd, op te zijn
genaamd:
[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboortedatum], Litouwen,
[medeverdachte 1], geboren op [geboortedatum] 1985 te Litouwen,
[medeverdachte 2], geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboortedatum], Litouwen,
[medeverdachte 4], geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboortedatum], Litouwen.
Op 23 november 2010 werden goederen inbeslaggenomen onder de verdachten.
Op 25 november 2010 werden de inbeslaggenomen goederen getoond aan de aangever [betrokkene 1]. Hij verklaarde daarbij dat de onderstaande goederen uit het filiaal van Vroom en Dreesmann kwamen. Deze goederen werden onder de
verdachten inbeslaggenomen.
Onder de verdachte [verdachte]:
-een Adidas trainingsbroek;
-een Nike trainingsjas.
Onder de verdachte [medeverdachte 1]:
-een Puma joggingbroek;
-een Puma T-shirt (geel);
-een Nike trainingsjas (rood);
-een zwarte Adidas broek;
-een Puma trainingsbroek;
-twee grijze Puma broeken;
-drie Puma mutsen;
-een meerkleurig Puma kledingstuk;
-een Adidas jas;
-een Adidas trainingsbroek;
-een rode Nike trainingsjas.
Onder de verdachte [medeverdachte 2]:
-een blauwe Adidas trainingsjas;
-een rood Nike T-shirt;
-een zwarte Puma trainingsbroek.
Onder de verdachte [medeverdachte 3]:
-een zwart Puma T-shirt;
-een blauwe Adidasjas;
-een zwarte Puma jas.
4. een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], beiden agent van politie, gesloten op 23 november 2010 (blz. 84 ev), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 23 november 2010 waren wij belast met de algehele surveillance in het district Utrecht Stad. Wij kregen de opdracht te gaan naar de Spoorstraat waar meerdere personen waren aangetroffen, welke een winkeldiefstal hadden gepleegd.
Omdat er meerdere goederen zichtbaar in de auto lagen, welke door aangever herkend werden als zijnde goederen afkomstig van diefstal, hebben wij de personenauto van het merk Peugeot, type 406 en voorzien van het kenteken [...],inbeslaggenomen.
In de personenauto troffen wij de volgende goederen aan:
3 rugzakken;
5 trainingsbroeken;
3 trainingsjacks;
2 sport shirts;
4 mutsen;
1 schoudertas;
1 riem;
1 pruik;
4 messen;
1 paar wielerhandschoenen;
3 USB-sticks;
2 zilveren ringen;
4 kniptangen."
2.3.2. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"De feitelijke constellatie waarin het onderhavige feit werd gepleegd (meerdere personen, die gelijktijdig en met dezelfde modus operandi opereren), de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de feitelijke daders zich na het wegnemen van de goederen naar de auto hebben begeven, waarin verdachte zich bevond (gezamenlijk en rechtstreeks) en de handelingen die daar vrijwel direct na het instappen door zijn mededaders door verdachte werden gepleegd (het kapot knippen en verwijderen van een label van een van de weggenomen goederen), leveren naar het oordeel van het hof in onderlinge samenhang bezien een zodanige nauwe en bewuste samenwerking op dat verdachte als medepleger van het misdrijf van diefstal dient te worden aangemerkt."
2.4. Uit de gebezigde bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverweging kan niet zonder meer volgen dat de verdachte van wie niet is vastgesteld dat hij is herkend als een van de feitelijke daders zo bewust en nauw met anderen heeft samengewerkt dat hij kan worden aangemerkt als iemand die zich "tezamen en in vereniging met anderen" - dus als mededader - aan de diefstal heeft schuldig gemaakt. In het bijzonder bieden de door het Hof als vaststaand aangenomen omstandigheden dat de verdachte vrijwel direct nadat de mededaders waren ingestapt in de auto waarin hij verbleef, het alarmlabel van een door een van hen aan hem gegeven trainingsbroek kapot heeft geknipt en verwijderd niet voldoende steun aan dat oordeel.
2.5. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2013.
Mr. Buruma is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Conclusie 12‑02‑2013
Mr. Knigge
Partij(en)
Nr. 11/02001
Mr. Knigge
Zitting: 12 februari 2013
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, heeft bij arrest van 15 april 2011 verdachte wegens "diefstal door twee of meer verenigde personen" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
2.
Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.
3.
Namens verdachte heeft mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort, een middel van cassatie voorgesteld.
4.
Het middel
- 4.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd.
- 4.2.
Ten laste van verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"hij op 23 november 2010 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een winkel gelegen aan de Rijnkade) heeft weggenomen een hoeveelheid kleding (waaronder sportkleding van het merk Adidas en het merk Puma en merk Nike), toebehorende aan winkelbedrijf Vroom en Dreesman."
- 4.3.
Uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan het volgende worden afgeleid. Twee beveiligingsbeambten die, in burger gekleed, werkzaam zijn in Vroom en Dreesman nemen waar dat drie mannen sportkleding aan het verzamelen zijn. Zij zien dat de drie mannen pashokjes ingaan en één van de beveiligingsbeambten hoort uit een pashokje een knakkend geluid dat vrijkomt bij het doorknippen van alarmlabels. Vervolgens zien de beambten dat de mannen uit de pashokjes komen en enkele kledingstukken weer terugleggen. De mannen ogen alle drie een stuk dikker dan voordat zij het pashokje ingingen. De beambten volgen de man die als laatste uit de pashokjes kwam naar buiten en even later zien zij ook één van de andere mannen. Vervolgens zien zij de twee mannen die als eersten uit de pashokjes kwamen en naar buiten gingen. Eén zien zij achterin een Peugeot stappen, de andere zat al achterin die Peugeot. Voorin de Peugeot zitten ook twee mannen. Zij zien dat de man die zij zagen instappen een trainingsbroek doorgeeft aan de bijrijder voorin de auto en dat de bijrijder met een kniptang het alarmlabel verwijdert. De beambten spreken vervolgens de mannen aan. De politie wordt gealarmeerd en de vier mannen in de auto worden aangehouden. Eén van de mannen in de auto is verdachte.
- 4.4.
Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte één van de mannen is geweest die in V&D kledingstukken hebben weggenomen. Uit de tot het bewijs gebezigde verklaring van de beveiligingsbeambte [betrokkene 1] blijkt dat hij de twee mannen die achterin de auto zaten, herkent als degenen die hij eerder in V&D zag. Niet blijkt dat hij of zijn collega de mannen voorin de auto herkenden. Een blik achter de papieren muur leert dat [betrokkene 1] de mannen die voorin de auto zaten, omschrijft als hem onbekende personen.1. Een blik achter de papieren muur leert bovendien dat de man die als laatste uit de pashokjes kwam (en die door de beveiligingsbeambten naar buiten is gevolgd) niet in de auto zat en is weggelopen op het moment dat de mannen in de auto werden aangehouden. Deze derde man is niet aangehouden door de politie.2.
- 4.5.
Uit de bewijsmiddelen blijkt wel dat de verdachte als één van de inzittenden van de auto is aangehouden, maar niet of hij achterin dan wel voorin de auto zat. Door de steller van het middel en ook ter terechtzitting in eerste aanleg is aangevoerd dat verdachte de bijrijder voorin de auto was. Dat lijkt ook het uitgangspunt van het Hof te zijn geweest. In het verkorte arrest heeft het Hof met betrekking tot het bewijs het volgende overwogen:
"De feitelijke constellatie waarin het onderhavige feit werd gepleegd (meerdere personen, die gelijktijdig en met dezelfde modus operandi opereren), de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de feitelijke daders zich na het wegnemen van de goederen naar de auto hebben begeven, waarin verdachte zich bevond (gezamenlijk en rechtstreeks) en de handelingen die daar vrijwel direct na het instappen door zijn mededaders door verdachte werden gepleegd (het kapot knippen en verwijderen van een label van een van de weggenomen goederen), leveren naar het oordeel van het hof in onderlinge samenhang bezien een zodanige nauwe en bewuste samenwerking op dat verdachte als medepleger van het misdrijf van diefstal dient te worden aangemerkt."
- 4.6.
Uitgangspunt in cassatie zal gelet op deze overweging moeten zijn dat dat verdachte inderdaad de bijrijder was en dat hij dus degene was die vrijwel direct van de medeverdachte die achterin de auto stapte een trainingsbroek kreeg aangereikt waarvan hij het label doorknipte. Daaruit heeft het Hof kunnen afleiden dat de verdachte te voren op de hoogte was van de kledingdiefstal en wellicht ook dat hij daarmee instemde. De vraag is echter of dat genoeg is om hem als medepleger van de diefstal te kunnen aanmerken. Uit de bewijsvoering blijkt niet van enige betrokkenheid van verdachte bij de feitelijke uitvoering van de diefstal. Zo blijkt niet dat verdachte de daders naar de plaats van het misdrijf heeft gereden en aldaar als bestuurder van de vluchtauto optrad. Desondanks zou van medeplegen sprake kunnen zijn als de verdachte een rol speelde als organisator achter de schermen. Daarvan blijkt echter uit de bewijsmiddelen niets. Wat overblijft is dat verdachte een label heeft verwijderd van een weggenomen trainingsbroek. Deze gedraging zou wellicht een veroordeling wegens heling rechtvaardigen, maar is naar mijn oordeel onvoldoende om aan te nemen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen de in de bewezenverklaring genoemde voorwerpen heeft gestolen.
5.
Het middel slaagt.
6.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
7.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 12‑02‑2013
Proces-verbaal van bevindingen van 26 november 2010, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 6], inhoudende de verklaring van [betrokkene 1], proces-verbaalnummer PL0987 2010282065-33.
Beroepschrift 23‑08‑2011
Aan Hoge Raad der Nederlanden
Geacht College,
Rekwirant in cassatie:
De heer [rekwirant],
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats], te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van zijn raadsman mr. V.P.J. Tuma, kantoorhoudende te 3824 MZ Amersfoort aan de Ruimtesonde 1 (3824 MZ), die rekwirant in onderhavige cassatiezaak vertegenwoordigd en ook door rekwirant bepaaldelijk is gevolmachtigd onderhavig cassatieschriftuur op te stellen in te dienen;
Heeft hierbij de eer aan Uw College tijdig1. te doen toekomen een schriftuur in cassatie ten vervolge op het tijdig ingestelde beroep in cassatie tegen het arrest gewezen tegen rekwirant in de zaak met parketnummer 21-004378-10 door het Gerechtshof Arnhem d.d. 15 april 2011.
Cassatiemiddel:
Schending en/of verkeerde toepassing van recht en/of verzuim van vormen, waarvan de naleving op straffe van nietigheid is voorgeschreven of de nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen.
In het bijzonder zijn de artikelen 338, 342 lid 2, 344, 358, 359 en 360 van het Wetboek van Strafvordering, artikelen 48, 310 en 311 Wetboek van Strafrecht, in samenhang met artikel 6 EVRM geschonden doordat het Gerechtshof ten onrechte de bewezenverklaring van het aan rekwirant ten laste gelegde slechts heeft gebaseerd op de gebezigde bewijsmiddelen, terwijl de bewezenverklaring van het aan rekwirant ten laste gelegde — kort gezegd: medeplegen van diefstal — niet uit de inhoud van deze door het Gerechtshof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, zodat de bewezenverklaring in zoverre ontoereikend is gemotiveerd.
Toelichting:
Het Gerechtshof heeft de aan rekwirant ten laste gelegde medeplegen van diefstal wettig en overtuigend bezen verklaard. Deze bewezenverklaring kan naar mening van rekwirant echter niet volgen uit de door het Gerechtshof gebezigde bewijsmiddelen.
Rekwirant ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan medeplegen van diefstal zoals aan hem ten laste is gelegd.
Uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen zoals opgenomen in de ‘aanvulling als bedoeld in artikel 365a juncto 415 van het Wetboek van Strafvordering’ kan niet worden afgeleid dat rekwirant zich schuldig heeft gemaakt aan de aan hem ten laste gelegde medeplegen van diefstal. Uit geen van deze bewijsmiddelen kan immers volgen dat rekwirant zich aan deze diefstal schuldig heeft gemaakt dan wel dat er bij deze diefstal tussen rekwirant en de medeverdachten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering.
In de eerste plaats is hierbij van belang dat uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat rekwirant in de winkel is geweest waar de diefstal zich zou hebben voltrokken. Rekwirant kan met andere woorden op basis van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet in de winkel worden geplaatst.
Voorts is van belang dat uit de waarneming van aangever [betrokkene 1], te weten dat hij zou hebben gezien dat een medeverdachte die achterin de auto zat een grijze trainingsbroek doorgaf aan rekwirant die op de bijrijderstoel zat, en dat rekwirant vervolgens de alarmlabel van deze trainingsbroek met een kniptang zou hebben verwijderd, niet het bewijs kan volgen van de aan rekwirant ten laste gelegde medeplegen van diefstal. Uit deze waarneming, noch op zich noch in samenhang met de overige door het Hof gebezigde bewijsmiddelen, kan namelijk niet het wettig en overtuigend bewijs worden gedestilleerd voor een nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering ten aanzien van de betreffende diefstal.
Verder is rekwirant de mening toegedaan dat uit de overwegingen van het Hof zoals opgenomen in haar arrest onder het kopje ‘Overwegingen met betrekking tot het bewijs’, te weten de feitelijke constellatie waarin het onderhavige feit werd gepleegd, de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de feitelijke daders zich na het wegnemen van de goederen naar de auto hebben begeven waarin rekwirant zich bevond en de handelingen die daar vrijwel direct na het instappen door rekwirant en de medeverdachten werden gepleegd, evenmin een nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering ten aanzien van de betreffende diefstal kan worden afgeleid.
Dit reeds vanwege de omstandigheid dat zoals opgemerkt rekwirant op grond van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet in de winkel kan worden geplaatst waar de diefstal zich zou hebben afgespeeld. Om deze reden kan rekwirant niet worden ‘gekoppeld’ aan c.q. in verband worden gebracht met de eerste twee hierboven genoemde overwegingen van het Hof, te weten de feitelijke constellatie waarin het onderhavige feit werd gepleegd en de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de feitelijke daders zich na het wegnemen van de goederen naar de auto hebben begeven waarin rekwirant zich bevond.
Op grond van het bovenstaande kan uit de door het Gerechtshof gebezigde bewijsmiddelen niet het wettig en overtuigend bewijs worden afgeleid dat rekwirant zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van diefstal zoals aan hem ten laste is gelegd.
Nu het Gerechtshof de bewezenverklaring van de aan rekwirant ten laste gelegde medeplegen van diefstal slechts heeft gebaseerd op de gebezigde bewijsmiddelen, terwijl de bewezenverklaring van het aan rekwirant ten laste gelegde niet uit de inhoud van deze door het Gerechtshof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, zodat de bewezenverklaring in zoverre ontoereikend is gemotiveerd, is door het Gerechtshof Arnhem gehandeld in strijd met het recht dan wel zijn essentiële vormen verzuimd.
Redenen waarom:
Rekwirant uw Hoge Raad verzoekt met toepassing van artikel 440 Wetboek van Strafvordering het arrest van het Gerechtshof te Arnhem d.d. 15 april 2011 geheel of gedeeltelijk, hetzij op aangevoerde, hetzij op andere gronden te vernietigen. Indien en voor zover uw Raad de bestreden uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem d.d. 15 april 2011 vernietigt, verzoekt rekwirant uw Hoge Raad de zaak zelf af te doen, indien dit mogelijk is zonder een nieuw onderzoek naar de feiten te houden, dan wel verzoekt rekwirant uw Hoge Raad na vernietiging van de bestreden uitspraak de zaak — teneinde met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad opnieuw, dan wel verder te worden berecht en afgedaan — te verwijzen naar de daartoe aangewezen instantie.
Amersfoort, 24 oktober 2011
V.P.J. Tuma
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 23‑08‑2011
Op grond van artikel 437 lid 2 WvSv joartikel 1 lid 1 Algemene Termijnenwet jo HR 16 februari 1996, NJ 1997, 55 jo HR 23 mei 2000, NJ 2000, 465.