Hof Den Haag, 11-12-2014, nr. 22-003950-13, nr. 10-681176-13
ECLI:NL:GHDHA:2014:4020, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
11-12-2014
- Zaaknummer
22-003950-13
10-681176-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2014:4020, Uitspraak, Hof Den Haag, 11‑12‑2014; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1320, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 11‑12‑2014
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Het hof veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 9 maanden.
Rolnummer: 22-003950-13
Parketnummer: 10-681176-13
Datum uitspraak: 11 december 2014
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 september 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedag] 1996,
ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gedetineerd in [Justitiële Jeugdinrichting] te [plaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 7 augustus 2014 en 27 november 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is aan de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:hij op of omstreeks 7 april 2013 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (meermalen) (met kracht) (met geschoeide voet) heeft gestampt en/of geschopt en/of getrapt op en/of tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:hij op of omstreeks 07 april 2013 te Dordrecht tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, (te weten [slachtoffer]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een bloeduitstorting onder het rechteroog en/of een zwelling van de neus en/of een wond onder het linkeroog en/of wonden aan de boven- en onderrand van het linkeroor en/of een forse zwelling rondom het linkeroog en/of troebeling van de oogbol links en/of sterk verslechterd zicht en/of een breuk van de buitenste wand van de rechter oogkas tot in de zijkant van de schedel [bij de slaap] en/of een bloeding bij het hersenvlies en/of een breuk van de neus en/of een breuk van het jukbeen rechts en/of meerdere breuken van de wanden van de linker oogkas en/of een breuk van het jukbeen links) heeft toegebracht door opzettelijk (meermalen) (met kracht) (met geschoeide voet) te stampen en/of schoppen en/of trappen op en/of tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer];
meer subsidiair:hij op of omstreeks 07 april 2013 te Dordrecht, op of aan de openbare weg, de Noordendijk, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het (meermalen) (met kracht) (met geschoeide voet) stampen en/of schoppen en/of trappen op en/of tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd en heeft hiertoe, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de verdachte weliswaar bekent dat hij op de bewuste avond in het portiek aanwezig was ten tijde van het geweld maar dat niet híj maar anderen de verantwoordelijkheid dragen voor het ten laste gelegde.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het hof de volgende gang van zaken gebleken.
Volgens het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2013 van verbalisanten [verbalisanten] hoorden de verbalisanten op die datum omstreeks 01.10 uur diverse personen hard praten in het portiek van een flat. Zij hoorden dat de geluiden uit het portiek kwamen dat direct was gelegen aan de andere kant van de Wouwstraat in Dordrecht. Zij zagen dat voor dat portiek een persoon op de grond viel. Zij zagen vervolgens dat circa vier personen om de man stonden en dat door diverse personen op de man werd ingetrapt. Er werd meerdere malen hard getrapt op het hoofd van de man en er werd door verschillende personen met kracht gestampt en geschopt met de onderzijde van hun schoen op het hoofd van de man. Dit gebeurde tenminste vier keer. De verbalisanten zagen voorts dat de man ten tijde van de mishandeling roerloos op de grond lag en dat niemand de gewonde man tijdens de aanval verdedigde of beschermde.
Eén van de verbalisanten is vervolgens op de groep toe gerend en heeft op luide toon geroepen: “Politie”. Eén van de personen van de groep rende de brandpoort gelegen aan de Wouwstraat in. Deze persoon is later aangehouden en door de verbalisant als de verdachte in onderhavige strafzaak herkend.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij deel uitmaakte van de groep die in het portiek verbleef toen de heer [slachtoffer] naar buiten kwam. De verdachte kreeg ruzie met de heer [slachtoffer] waarna de vechtpartij begon.
Op grond van het bovenstaande kan het hof niet vaststellen welke geweldshandeling aan de verdachte en/of zijn mededaders kan worden toegerekend. Naar het oordeel van het hof is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair (poging doodslag) en subsidiair (toebrengen zwaar lichamelijk letsel)is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof is, gelet op bovenomschreven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, en mede gelet op de verdere inhoud van het procesdossier, van oordeel dat wel buiten twijfel is vast komen te staan dat de verdachte deelnam aan het openlijk in vereniging gepleegde geweld tegen de heer [slachtoffer].
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair (openlijke geweldpleging) ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
meer subsidiair: hij op of omstreeks 07 april 2013 te Dordrecht, op of aan de openbare weg, de Noordendijk, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het (meermalen) (met kracht) (met geschoeide voet) stampen en/of schoppen en/of trappen op en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met uitzondering van de straf en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van twintig maanden, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Het slachtoffer, de heer [slachtoffer], is hierbij meerdere malen met kracht op het hoofd en tegen het lichaam gestampt en getrapt, terwijl hij al bewusteloos op de grond lag. Dat deze gewelddadige en laffe confrontatie niet is geëindigd met een dodelijk slachtoffer is niet te danken aan de verdachte of één van zijn mededaders, maar aan de snelle reactie van de politie die bij toeval in de buurt was. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke gewelddadige delicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig kunnen voelen, terwijl zij ook nog geruime tijd last kunnen hebben van zware lichamelijke en/of psychische gevolgen van het gebeurde. De heer [slachtoffer heeft ter terechtzitting in hoger beroep hieromtrent verklaard dat hij tot op heden veel last ondervindt van het ernstige lichamelijke letsel dat door de verdachte en zijn mededaders aan zijn hoofd is toegebracht.Daarbij nemen als gevolg van dit soort delicten de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen toe, temeer als deze delicten op de openbare weg of in een voor ieder toegankelijke ruimte plaatsvinden. Het moet in het bijzonder voor de omringende bewoners van het portiek waar het bewezen verklaarde plaatvond een schokkende en beangstigende ervaring zijn geweest. De verdachte is geheel aan deze gevolgen voorbij gegaan. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 november 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof onder meer acht geslagen op de zich in het persoonsdossier van de verdachte voorkomende rapportages, te weten:
- -
Een reclasseringsadvies d.d. 21 november 2014, opgemaakt door [reclasseringswerker], reclasseringswerker.
- -
Een psychiatrisch onderzoeksrapport Pro Justitia d.d. 18 november 2014, opgemaakt door
Th.J.G. Bakkum, (kinder- en jeugd)psychiater;
- -
Een aanvullend psychologisch onderzoeksrapport Pro Justitia d.d. 18 november 2014, opgemaakt door J.S.H. Stolk, GZ-psycholoog;
- -
Een rapport van Bureau Jeugdzorg d.d. 25 juli 2014, opgemaakt door [jeugdreclasseerder], jeugdreclasseerder;
- -
Het rapport YOU TURN, Vierde Perspectiefplan
d.d. 14 juli 2014, opgemaakt door mevrouw [medewerker JJI], contactpersoon van JJI De Hartelborgt te Spijkenisse;
- Een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 26 juni 2014, opgemaakt door mevrouw [raadsonderzoeker], raadsonderzoeker, en mevrouw [teamleider], teamleider;
- Een reclasseringsadvies d.d. 21 november 2014, opgemaakt door [reclasseringswerker), reclasseringswerker.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meer subsidiair (openlijke geweldpleging)ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten, mr. M.M. van der Nat en mr. H.J.M. Smid-Verhage, in bijzijn van de griffier mr. N. Ellens-Veenhof.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 december 2014.