NJ 2024/177
Ontucht, bewijsminimum ex artikel 342, tweede lid, Sv. Het oordeel van het hof dat er voldoende steunbewijs bestaat voor de verklaring van de aangeefster is niet zonder meer begrijpelijk.
HR 14-05-2024, ECLI:NL:HR:2024:686
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 mei 2024
- Magistraten
Mrs. M.J. Borgers, A.L.J. van Strien, F. Posthumus
- Zaaknummer
22/01468
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS963543:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:686, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑05‑2024
ECLI:NL:PHR:2024:259, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 19‑03‑2024
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑12‑2022
- Wetingang
Essentie
Ontucht, bewijsminimum ex artikel 342, tweede lid, Sv. De bewezenverklaring steunt op de verklaring van de aangeefster, de verklaring van de verdachte dat hij masseur is en dat hij de aangeefster blijkens het klantensysteem op de ten laste gelegde datum heeft gemasseerd, whatsappgesprekken tussen de aangeefster en haar huisgenoot en een enkele jaren later door die huisgenoot afgelegde verklaring over de gesteldheid van de aangeefster. Het oordeel van het hof dat sprake is van voldoende steunbewijs is volgens de Hoge Raad niet zonder meer begrijpelijk.
Samenvatting
Het hof heeft geoordeeld dat de feiten en omstandigheden waarover ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.