PJ 2021/80
Hoofdelijke aansprakelijkheid bestuurder voor premieschuld aan verplicht bpf kan ook berusten op kennelijk onbehoorlijk bestuur dat heeft plaatsgevonden na de mededeling van betalingsonmacht en de betalingsonmacht voortduurt.
HR 21-05-2021, ECLI:NL:HR:2021:754
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 mei 2021
- Magistraten
Mrs. G. de Groot, C.A. Streefkerk, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
19/05444
- Conclusie
A-G mr. B.F. Assink
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS270899:1
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:754, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑05‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:1127, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑11‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑02‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑01‑2020
- Wetingang
Art. 23 lid 2 en 3 Wet Bpf 2000
Essentie
Hoofdelijke aansprakelijkheid bestuurder voor premieschuld aan verplicht bpf kan ook berusten op kennelijk onbehoorlijk bestuur dat heeft plaatsgevonden na de mededeling van betalingsonmacht en de betalingsonmacht voortduurt.
Samenvatting
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 24 november 2017 geoordeeld dat indien een mededeling van betalingsonmacht op de voet van art. 23 lid 2 Wet Bpf 2000 is gedaan, een zodanige mededeling in beginsel niet opnieuw behoeft te worden gedaan zolang nog sprake is van een betalingsachterstand. Met het voorgaande strookt het te aanvaarden dat in een geval waarin een mededeling van betalingsonmacht is gedaan en de betalingsachterstand ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.