Einde inhoudsopgave
Besluit particuliere participatiemaatschappijen
Artikel 22
Geldend
Geldend vanaf 11-05-1994
- Bronpublicatie:
18-03-1994, Stb. 1994, 318 (uitgifte: 10-05-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
11-05-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-03-1994, Stb. 1994, 318 (uitgifte: 10-05-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
De subsidiegrondslag van een participatie die bestaat uit aandelen wordt gevormd door de verkrijgingsprijs of, indien het verlies slechts op een deel van de participatie is geleden, het hiermee overeenkomende deel van de verkrijgingsprijs, verminderd met:
- a.
indien de participatie geheel of gedeeltelijk is vervreemd, de prijs waarvoor die vervreemding plaatsvond of, indien de betreffende vennootschap ontbonden is, de liquidatie-uitkering en
- b.
de door de bank vastgestelde waarde van de voordelen die de aanvrager en de personen, die op het tijdstip van de gebeurtenis als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder a, b of c, of op enig tijdstip in de daaraan voorafgaande twee jaar, aandeelhouder waren van de aanvrager, in dienst waren van de aanvrager of betrokken waren bij het beleid of beheer van de aanvrager, door het verkrijgen of het houden van de participatie dan wel door een gebeurtenis als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder a, b of c, hebben verkregen of zullen verkrijgen.
2.
De subsidiegrondslag van een participatie die bestaat uit een converteerbare achtergestelde lening wordt gevormd door de verkrijgingsprijs of, indien het verlies slechts op een deel van de participatie is geleden, het hiermee overeenkomende deel van de verkrijgingsprijs, verminderd met:
- a.
indien de participatie geheel of gedeeltelijk is vervreemd, de prijs waarvoor die vervreemding plaatsvond of de op de participatie verrichte uitkering wegens een van de in artikel 20, eerste lid, onder b of c genoemde gebeurtenissen,
- b.
het bedrag of, indien het verlies slechts op een deel van de participatie is geleden, het hiermee overeenkomende deel van het bedrag, dat op de participatie is afgelost in de periode tot aan de gebeurtenis, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder a, b of c, en
- c.
de door de bank vastgestelde waarde van de voordelen die de aanvrager en de personen, die op het tijdstip van de gebeurtenis als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder a, b of c, of op enig tijdstip in de daaraan voorafgaande twee jaar aandeelhouder waren van de aanvrager, in dienst waren van de aanvrager, of betrokken waren bij het beleid of beheer van de aanvrager, door het verkrijgen of het houden van de participatie dan wel door een gebeurtenis als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder a, b of c, hebben verkregen of zullen verkrijgen.
3.
Indien de verkrijgingsprijs van een participatie die bestaat uit een converteerbare achtergestelde lening hoger is dan de nominale waarde van de hoofdsom, wordt bij de toepassing van het tweede lid in plaats van de verkrijgingsprijs de nominale waarde van de hoofdsom in aanmerking genomen.
4.
Indien de aanvrager in de desbetreffende vennootschap een aantal gelijksoortige geregistreerde participaties heeft en slechts op een deel daarvan verlies lijdt, wordt het verlies geacht te zijn geleden op die geregistreerde of gemelde participatie van de betreffende soort, welke de aanvrager het eerst heeft verkregen.
5.
Indien de aanvrager naast een of meer geregistreerde participaties tevens een of meer andere financieringen van dezelfde soort in de betreffende vennootschap houdt en slechts op een deel van die participaties en financieringen verlies lijdt, wordt het verlies, onverminderd het vierde lid, geacht te zijn geleden op dat deel van de geregistreerde participaties, dat overeenkomt met de verhouding tussen de totale verkrijgingsprijs van de geregistreerde participaties en het totale bedrag van de verkrijgingsprijs van alle geregistreerde en gemelde participaties en andere financieringen van dezelfde soort.