Zie Besluit van 10 februari 2007 tot vaststelling van de tijdstippen van inwerkingtreding van de wet van 5 oktober 2006 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen en het wijzigen van de telastlegging (stroomlijnen hoger beroep) (Stb. 470); Stb. 2007, 70.
HR, 15-09-2009, nr. 08/00277
ECLI:NL:HR:2009:BI7318
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15-09-2009
- Zaaknummer
08/00277
- Conclusie
Mr. Bleichrodt
- LJN
BI7318
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BI7318, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑09‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BI7318
ECLI:NL:PHR:2009:BI7318, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑06‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BI7318
- Vindplaatsen
Uitspraak 15‑09‑2009
Inhoudsindicatie
Klacht over niet-ontvankelijkheid hb. I.s.m. het overgangsrecht toepassen van art. 416.2 Sv door het Hof. Middel is terecht voorgesteld op gronden als vermeld in conclusie AG.
15 september 2009
Strafkamer
nr. 08/00277
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 4 december 2007, nummer 22/003330-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.H. Westendorp, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof de verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in het hoger beroep.
2.2. Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal onder 3.2 tot en met 3.7 is het middel terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Gravenhage, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 15 september 2009.
Conclusie 09‑06‑2009
Mr. Bleichrodt
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
De enkelvoudige kamer van het Gerechtshof te 's‑Gravenhage heeft bij arrest van 4 december 2007 de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's‑Gravenhage van 10 november 2006, waarbij verdachte ter zake van
- 1.
‘overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994’ en
- 2.
‘overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994’,
is veroordeeld ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde tot een geldboete van € 900, -, subsidiair 18 dagen hechtenis, met een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden en ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde tot een geldboete van € 220, -, subsidiair 4 dagen hechtenis.
2.
Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Mr. A.H. Westendorp, advocaat te 's‑Gravenhage, heeft een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie.
3.1
Het middel behelst de klacht dat het Hof de verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in het hoger beroep.
3.2
Het Hof heeft in het bestreden arrest het navolgende overwogen en beslist:
‘Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte heeft niet binnen veertien dagen na het instellen van het hoger beroep een schriftuur met grieven tegen het vonnis ingediend. Ook heeft hij niet ter terechtzitting in hoger beroep mondeling de bezwaren tegen het vonnis opgegeven.
De advocaat-generaal heeft terstond bij de voordracht gevraagd het vonnis waarvan beroep te vernietigen en opnieuw rechtdoende te komen tot dezelfde bewezenverklaring en strafoplegging als in eerste aanleg.
Er is sprake van een vonnis d.d. 10 november 2006 en derhalve van voor 1 maart 2007.
De aanwezige raadsman van de verdachte is niet bepaaldelijk gemachtigd. In de zaal is geen publiek aanwezig.
Het hof ziet ambtshalve op grond van de bestudering van het dossier en gehoord de advocaat-generaal geen belang voor een inhoudelijke behandeling van de zaak.
Daarom zal de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep wegens gebrek aan een rechtens te respecteren belang.’
3.3
Het Hof heeft kennelijk het huidige art. 416, tweede lid, Sv toegepast.
3.4.
Artikel 416 Sv luidde tot en met 28 februari 2007 als volgt:
‘De verdachte die hooger beroep heeft ingesteld, kan onmiddellijk na de voordracht der zaak door den advocaat-generaal mondeling zijne bezwaren tegen het vonnis opgeven.’
3.5
Artikel 416 Sv houdt na de inwerkingtreding op 1 maart 2007 van de Wet van 5 oktober 2006 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen en het wijzigen van de telastelegging (stroomlijnen hoger beroep), Stb. 2006, 470 (verder: de Wet), in:
- ‘1.
Ingeval hoger beroep is ingesteld door de officier van justitie, geeft de advocaat-generaal bij gelegenheid van de voordracht der zaak mondeling een toelichting op de bezwaren tegen het vonnis. De advocaat-generaal geeft in voorkomende gevallen tevens op waarom door de officier van justitie geen schriftuur houdende grieven is ingediend. Na de voordracht van de advocaat-generaal wordt de verdachte die hoger beroep heeft ingesteld, in de gelegenheid gesteld zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven.
- 2.
Indien de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend noch mondeling bezwaren tegen het vonnis opgeeft, kan het door de verdachte ingestelde hoger beroep zonder onderzoek van de zaak zelf niet-ontvankelijk worden verklaard.
(…)’
3.6
De Wet bevat als bepaling van overgangsrecht (Artikel IV) dat onder andere het nieuwe art. 416 Sv niet van toepassing is in zaken waarin in eerste aanleg vonnis is gewezen vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet. De Wet is — voor zover in dit verband van belang — op 1 maart 2007 in werking getreden.1.
3.7
In de onderhavige zaak is in eerste aanleg op 10 november 2006 en dus vóór de inwerkingtreding van de Wet vonnis gewezen. Dit betekent dat het nieuwe artikel 416 Sv op de onderhavige zaak niet van toepassing is, zodat het Hof verdachte ten onrechte met toepassing van die bepaling niet-ontvankelijk heeft verklaard in het ingestelde hoger beroep.
3.8
Het middel is terecht voorgesteld.
4.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof te 's‑Gravenhage opdat de zaak op het bestaande beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 09‑06‑2009