Hof 's-Gravenhage, 29-10-2003, nr. 2200251102
ECLI:NL:GHSGR:2003:AN7678
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
29-10-2003
- Zaaknummer
2200251102
- LJN
AN7678
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2003:AN7678, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 29‑10‑2003; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2005:AS2769
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2005:AS2769
Uitspraak 29‑10‑2003
Inhoudsindicatie
De verdachte en zijn mededader hebben in de avonduren een zeer bejaarde en weerloze man, die een bekende was van de mededader en bij wie zij onaangekondigd op bezoek waren gekomen, op een gruwelijke wijze in diens woning om het leven gebracht
Partij(en)
parketnummer 0975328101
datum uitspraak 29 oktober 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van
22 mei 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 9 juli 2003 en 15 oktober 2003.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het meer subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
6. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
7. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van doodslag.
9. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
10. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Van Es heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en terzake van het meer subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte en zijn mededader hebben in de avonduren een zeer bejaarde en weerloze man, die een bekende was van de mededader en bij wie zij onaangekondigd op bezoek waren gekomen, op een gruwelijke wijze in diens woning om het leven gebracht. Dit is een schokkend feit, waardoor het slachtoffer van zijn hoogste rechtsgoed -het leven- is beroofd en zijn nabestaanden onzegbaar leed is aangedaan en de rechtsorde in ernstige mate is geschokt. De verdachte heeft, evenals zijn mededader, -als gevolg van de door hen gekozen proceshouding- geen opheldering gegeven over het verloop van deze levensberoving en het exacte aandeel dat hij respectievelijk zijn mededader daarin heeft gehad. Evenmin heeft hij er dientengevolge blijk van gegeven het verwerpelijke van zijn handelen in te zien, noch heeft hij oog gehad voor de nabestaanden van het slachtoffer, die hij in het ongewisse heeft gelaten over het motief voor hun handelen, waardoor zij met niet beantwoorde vragen achterblijven.
Naar het oordeel van het hof kan het bewezenverklaarde feit niet anders worden bestraft dan met een lange gevangenisstraf, zoals hierna te bepalen.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TIEN JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Ritter, Aler en Kramer, in bijzijn van de griffier mr. Schmidt-Fries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 oktober 2003.