FED 2011/71
Voor het antwoord op de vraag of sprake is van niet voor verwezenlijking vatbare rechten als bedoeld in art. 3.13 lid 1 letter a Wet IB 2001 zijn de omstandigheden ten tijde van het sluiten van de obligatoire overeenkomst bepalend, ook al kent deze opschortende werking tot een later jaar
HR 22-04-2011, ECLI:NL:HR:2011:BP7980, m.nt. R. Russo
- Instantie
Hoge Raad (Belastingkamer)
- Datum
22 april 2011
- Magistraten
Mrs. D.G. van Vliet, C.B. Bavinck, J.A.C.A. Overgaauw, P.M.F. van Loon, M.A. Fierstra
- Zaaknummer
10/01440
- Conclusie
A-G Niessen
- Noot
R. Russo
- LJN
BP7980
- JCDI
JCDI:ADS273482:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2011:BP7980, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑04‑2011
ECLI:NL:HR:2011:BP7980, Uitspraak, Hoge Raad (Belastingkamer), 22‑04‑2011
- Wetingang
Art 3.13 Wet IB 2001
Essentie
Voor het antwoord op de vraag of sprake is van niet voor verwezenlijking vatbare rechten als bedoeld in art. 3.13 lid 1 letter a Wet IB 2001 zijn de omstandigheden ten tijde van het sluiten van de obligatoire overeenkomst bepalend, ook al kent deze opschortende werking tot een later jaar
Uitspraak
Het geschil betreft de aanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen 2003.
OP HET BEROEP IN CASSATIE VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN OVERWEEGT DE HOGE RAAD:
3.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1.
Belanghebbende heeft tot en met 1993 een autobedrijf en een tank- en servicestation ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.