Einde inhoudsopgave
Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
Artikel 96
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2019
- Bronpublicatie:
11-07-2018, Stb. 2018, 260 (uitgifte: 24-08-2018, kamerstukken: 34629)
- Inwerkingtreding
01-04-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-02-2019, Stb. 2019, 111 (uitgifte: 14-03-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Klacht- en tuchtrecht
Gezondheidsrecht / Ordening en verzekering
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
1.
Degene die bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak benadeling of een aanmerkelijke kans op benadeling van de gezondheid van een ander veroorzaakt, wordt, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat hij bij het verrichten van die handelingen benadeling of een aanmerkelijke kans op benadeling van de gezondheid van een ander veroorzaakt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
2.
Degene die bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak benadeling of een aanmerkelijke kans op benadeling van de gezondheid van een ander veroorzaakt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
3.
Bij veroordeling wegens een der in het eerste of tweede lid omschreven feiten kan de betrokkene tevens worden ontzet van het recht het betrokken beroep uit te oefenen.
4.
Indien het feit, bedoeld in het eerste lid, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.
5.
Indien het feit, bedoeld in het eerste lid, de dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.