Richtlijn 2008/63/EG betreffende de mededinging op de markten van telecommunicatie-eindapparatuur
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 11-07-2008
- Bronpublicatie:
20-06-2008, PbEU 2008, L 162 (uitgifte: 21-06-2008, regelingnummer: 2008/63/EG)
- Inwerkingtreding
11-07-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2008, PbEU 2008, L 162 (uitgifte: 21-06-2008, regelingnummer: 2008/63/EG)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
(Voor de EER relevante tekst)
(Gecodificeerde versie)
Richtlijn van de Commissie van 20 juni 2008 betreffende de mededinging op de markten van telecommunicatie-eindapparatuur
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 86, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Richtlijn 88/301/EEG van de Commissie van 16 mei 1988 betreffende de mededinging op de markten van telecommunicatie-eindapparatuur (1) is ingrijpend gewijzigd (2). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.
- (2)
In alle lidstaten was telecommunicatie geheel of gedeeltelijk een staatsmonopolie, welk monopolie in het algemeen door middel van bijzondere of uitsluitende rechten aan een of meer met de installatie en exploitatie van het net en de levering van de bijbehorende diensten belaste lichamen werd toevertrouwd. Deze rechten omvatten dikwijls niet slechts de verzorging van het directe transport van gegevens over het net maar ook het ter beschikking van de gebruikers stellen van op het net aan te sluiten eindapparatuur. De sector telecommunicaties heeft in de afgelopen decennia een grote ontwikkeling doorgemaakt ten aanzien van de technische eigenschappen van het net en in het bijzonder ten aanzien van de eindapparatuur.
- (3)
Technische en economische ontwikkelingen hebben de lidstaten ertoe gebracht het stelsel van bijzondere of uitsluitende rechten op telecommunicatiegebied te herzien. Met name de snelle groei van de verschillende typen eindapparatuur en van de vele gebruiksmogelijkheden ervan maakt het noodzakelijk dat de gebruikers een vrije keuze uit deze typen wordt geboden zodat zij ten volle van de technologische vooruitgang op dit terrein kunnen profiteren.
- (4)
Door het bestaan van uitsluitende rechten wordt het vrije verkeer van dergelijke telecommunicatie-eindapparatuur beperkt, hetzij wat de invoer en afzet betreft van die apparatuur, waaronder satellietapparatuur, omdat bepaalde producten niet worden verkocht, hetzij wat aansluiting, opstarten en onderhoud betreft, omdat gezien de aard van de markt, en met name de diversiteit en technische aard van de producten, een monopolist niet ertoe wordt aangezet deze diensten aan te bieden voor producten die hij niet zelf verkoopt of heeft ingevoerd, noch om zijn prijzen aan de kosten aan te passen, aangezien de dreiging van concurrentie van nieuwe marktpartijen ontbreekt. Op de meeste markten is over het algemeen een uitgebreid scala aan telecommunicatie-eindapparatuur beschikbaar. Om die reden kunnen alle bijzondere rechten waardoor het aantal ondernemingen met een vergunning voor invoer, afzet, aansluiting, opstarten en onderhoud van dergelijke apparatuur rechtstreeks of onrechtstreeks wordt beperkt, soortgelijke gevolgen hebben als het verlenen van uitsluitende rechten. Dergelijke uitsluitende of bijzondere rechten zijn maatregelen van gelijke werking als met artikel 28 van het Verdrag onverenigbare kwantitatieve beperkingen. Daarom moeten alle bestaande uitsluitende rechten op het gebied van invoer, afzet, aansluiten, opstarten en onderhoud van telecommunicatie-eindapparatuur, alsmede alle soortgelijke rechten, dat wil zeggen alle bijzondere rechten, met uitzondering van die welke bestaan uit het wettelijk of bestuursrechtelijk bevoordelen van een of meer ondernemingen, waardoor slechts de mogelijkheden van andere ondernemingen om in hetzelfde geografische gebied en onder in wezen gelijkwaardige omstandigheden bovenbedoelde werkzaamheden te gaan uitoefenen, negatief worden beïnvloed, worden afgeschaft.
- (5)
De uitoefening van de bijzondere of uitsluitende rechten op eindapparatuur geschiedt dusdanig dat apparatuur uit de andere lidstaten in de praktijk in een nadelige positie verkeert, met name omdat de gebruikers wordt belet de door hen benodigde apparatuur aan de hand van prijs en kwaliteit, ongeacht de herkomst ervan, vrijelijk te kiezen. De uitoefening van die rechten is bijgevolg in alle lidstaten onverenigbaar met artikel 31 van het Verdrag.
- (6)
De dienstverrichtingen die samenhangen met de aansluiting en het onderhoud van eindapparatuur vormen wezenlijke elementen bij de aankoop of de huur van die apparatuur. De handhaving van uitsluitende rechten op dit gebied zou gelijk staan met de handhaving van uitsluitende afzetrechten. Deze rechten moeten derhalve worden afgeschaft, wil de opheffing van de uitsluitende invoer- en afzetrechten werkelijk gevolgen sorteren.
- (7)
Het onderhoud van eindapparatuur vormt een dienst in de zin van artikel 50 van het Verdrag. De verrichting van de laatstgenoemde dienst die commercieel gezien onlosmakelijk met de afzet van de genoemde eindapparatuur verbonden is, moet derhalve vrij zijn overeenkomstig artikel 49 van het Verdrag en vooral wanneer deze door gekwalificeerd personeel wordt verricht.
- (8)
De markttoestand blijft tot inbreuken op de mededingingsregels van het Verdrag leiden. De ontwikkeling van het handelsverkeer wordt daarenboven ongunstig beïnvloed in een mate die strijdig is met het belang van de Gemeenschap. Een toename van de mededinging is in de eindapparatuurmarkt afhankelijk van de invoering van doorzichtigheid inzake technische eisen, die het vrije handelsverkeer in eindapparatuur mogelijk maken en tegelijkertijd de naleving van de wezenlijke vereisten zoals bepaald in Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (3) bewerkstelligen. Een dergelijke doorzichtigheid loopt noodzakelijk via de publicatie van de technische specificaties.
- (9)
Bijzondere of uitsluitende rechten inzake de invoer en afzet van eindapparatuur leiden hoe dan ook tot een toestand die strijdig is met de doelstelling van artikel 3, onder g), van het Verdrag, dat de invoering van een regime vooropstelt waarin wordt gewaarborgd dat de mededinging in de interne markt niet wordt vervalst, en dat a fortiori vereist dat de mededinging niet wordt uitgeschakeld. Op de lidstaten rust bovendien krachtens artikel 10 van het Verdrag de verplichting zich te onthouden van alle maatregelen welke de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, met inbegrip van die van artikel 3, onder g). Dergelijke uitsluitende rechten moeten derhalve onverenigbaar worden geacht met artikel 82 in samenhang met artikel 3 van het Verdrag. De verlening of de handhaving van deze rechten door de Staat is een verboden maatregel in de zin van artikel 86, lid 1, van het Verdrag.
- (10)
Willen de gebruikers het eindapparaat van hun keuze kunnen gebruiken, dan is het nodig de kenmerken van de interface van het openbaar net waaraan het eindapparaat moet worden aangesloten, te kennen en doorzichtig te maken. De lidstaten moeten zich ervan vergewissen dat de eigenschappen ervan worden gepubliceerd en de interface van het openbaar net voor de gebruiker toegankelijk wordt gemaakt.
- (11)
Het is voor een afzet van eindapparatuur nodig dat de producenten weten aan welke technische specificaties hun producten moeten voldoen. De lidstaten moeten er zorg voor dragen dat deze specificaties worden geformaliseerd en bekendgemaakt, en deze op grond van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (4) in ontwerp aanmelden bij de Commissie. Deze specificaties kunnen alleen tot uit andere lidstaten ingevoerde producten worden uitgebreid voor zover zij nodig zijn om de inachtneming van uit hoofde van het Gemeenschapsrecht wettige essentiële vereisten te verzekeren, die bepaald zijn in artikel 3 van Richtlijn 1999/5/EG. De lidstaten moeten in ieder geval de artikelen 28 en 30 van het Verdrag naleven volgens welke de lidstaat van invoer op zijn grondgebied een eindapparaat moet toelaten dat in een andere lidstaat op wettige wijze is vervaardigd en in de handel gebracht.
- (12)
Om een doorzichtige, objectieve en niet-discriminerende toepassing van de specificaties te waarborgen, kan de controle op de toepassing daarvan niet worden toevertrouwd aan een van de concurrerende subjecten op de eindapparatuurmarkt, omdat daar vanzelfsprekend een belangenconflict heerst. Derhalve moet worden bepaald dat de lidstaten er zorg voor moeten dragen dat de controle wordt toevertrouwd aan een eenheid die onafhankelijk is van de exploitant van het net en van enig andere concurrent op de betrokken markt.
- (13)
Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB L 131 van 27.5.1988, blz. 73. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 94/46/EG (PB L 268 van 19.10.1994, blz. 15).
Zie bijlage II, deel A.
PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 81).