GiEA Curaçao, 09-10-2017, nr. AR 73162/2015
ECLI:NL:OGEAC:2017:155
- Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Datum
09-10-2017
- Zaaknummer
AR 73162/2015
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGEAC:2017:155, Uitspraak, Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, 09‑10‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2017/5531
PS-Updates.nl 2017-0851
Uitspraak 09‑10‑2017
Inhoudsindicatie
schadevergoeding inzittende verkeersongeval
Partij(en)
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
[eiser],
wonende in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. R.A.P.H. Pols,
tegen
de vennootschap naar vreemd recht THE NEW INDIA ASSURANCE CO Ltd.,
vertegenwoordigd door haar agent Seguros Muskus N.V. gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mrs. D. Lunenburg en A.C. van Hoof.
Partijen zullen hierna [eiser] en New India genoemd worden.
1. 1. Het procesverloop
1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, op 14 april 2017 ter griffie ingediend;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 19 november 2015, alwaar beide gemachtigden het woord hebben gevoerd;
- de conclusie van repliek tevens akte wijziging, althans vermeerdering van eis met producties;
- de conclusie van dupliek tevens houdende antwoord eiswijziging/eisvermeerdering met producties;
- de akte uitlating producties;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 27 juni 2017 betreffende onderhavige zaak en de zaak AR 80131/2016, waarna pleidooi is gehouden in onderhavige zaak. De gemachtigden hebben pleitnotities voorgedragen die tevens onderdeel uitmaken van het dossier.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op heden.
2. De feiten
2.1.
Op 21 april 2013 heeft op de hoogte van de Franklin D. Rooseveltweg en de Seru Fortunaweg een verkeersongeval plaatsgevonden doordat twee auto’s tegen elkaar botsten. [eiser] zat als passagier in de auto van een vriend geheten [naam], die de auto bestuurde. [naam] heeft zijn auto verzekerd bij New India. De andere betrokken auto was tevens verzekerd bij New India.
2.2.
Als gevolg van het ongeval heeft [eiser] letsel aan zijn rechter arm/schouder opgelopen. Hij heeft in verband daarmee twee weken in het ziekenhuis gelegen. Na het ongeval heeft [eiser] enige tijd een brace moeten dragen.
2.3.
In de ontslagbrief van de orthopedisch chirurg De Windt van het St. Elisabeth Hospital van 2 mei 2013 staat als reden van opname:
Hoog energetisch trauma waarbij 3-part humerusschacht fractuur rechts.
2.4.
Bij brief van 30 juli 2013 is New India aansprakelijk gesteld voor de schade van [eiser].
2.5.
De huisarts van [eiser], Elhage, schrijft in zijn brief van 12 augustus 2013, die is aangevuld met nadere informatie op 9 mei 2014 dat hij akkoord is met nog 12 weken behandeling (bij de fystiotherapeut).
2.6.
New India heeft [eiser] NAf 5.000,- doen toekomen via een cheque van 19 juni 2014.
2.7.
Revalidatiearts Blanken schrijft in zijn brief van 11 december 2014 onder meer het volgende:
Ondanks de operatie zijn er klachten blijven bestaan.
Na de operatie bleek er een gedeeltelijke uitval te zijn opgetreden in de spieren die worden aangestuurd door de radialiszenuw.
Op dit moment zijn er bij uw cliënt nog steeds de nodige problemen die uw cliënt functioneel beperken.
(…)
In conclusie hebben wij te maken met een 48-jarige man die op 21 april 2013 betrokken was bij een ongeval.
Bij dit ongeval is er uitgebreid letsel opgetreden.
Van dit letsel resteert op dit moment een bewegingsbeperking in de rechter schouder, rechter onderarm, rechterelleboog en –pols en vingers. Er is sprake van belastingsafhankelijke pijnklachten en een verminderde beweeglijkheid.
(…)
Bij uw cliënt zijn er functionele beperkingen ten aanzien van arm-handfunctie aan de rechterzijde.
Er zijn beperkingen ten aanzien van tillen, dragen, duwen, trekken en het werken op en boven schouderniveau.
De beperkingen strekken zich uit tot het onvermogen van het verrichten van loonvormende arbeid, huishoudelijke activiteiten, doe-het-zelf-activiteiten, vervoer en hobby-activiteiten.
Een percentage blijvende functionele invaliditeit kan volgens de AMA-criteria 6de editie worden vastgesteld op 11% van de gehele persoon.
(…)
3. Het geschil
3.1. [
Eiser] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, na vermeerdering van eis veroordeling van New India tot betaling van
- NAf 20.000,- bij wijze van voorschot, zijnde een provisionele vordering;
- NAf 95.782,87 vermeerderd met de wettelijke rente over de immateriële schade vanaf datum ongeval en over de materiele schade vanaf 30 juli 2013. Tenslotte vordert [eiser] veroordeling van New India in de proceskosten.
3.2. [
Eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat New India als LAM verzekeraar aansprakelijk is voor zijn schade.
3.3.
New India heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
eiswijziging
4.1. [
Eiser] heeft bij de conclusie van repliek tevens een akte wijziging van eis in het geding gebracht. In de kern bestaat deze wijziging eruit dat voor de post ‘toekomstig verlies zelfwerkzaamheid’ een concreet bedrag wordt gevorderd (NAf. 26.848,38) in plaats van ‘P.M.’ in de oorspronkelijke eis. Voorts zijn er twee posten bijgekomen in de gewijzigde eis, waaronder ‘huishoudelijke hulp van derden’ en ‘fysiotherapie’ en zijn een paar reeds gevorderde posten verhoogd en is een post verlaagd.
4.2.
New India heeft bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging. Volgens New India is de eiswijziging in strijd met de goede procesorde omdat [eiser] in zijn verzoekschrift een onjuiste verklaring heeft gegeven over de toedracht van het ongeval. Pas op de comparitie van partijen, toen de verklaring van [naam] (de bestuurder) van 17 september 2015 in het geding was gebracht, heeft [eiser] medegedeeld hoe het ongeval heeft plaatsgevonden. Dit heeft voor New India tot gevolg gehad dat zij haar aansprakelijkheid niet goed heeft kunnen beoordelen, aldus nog steeds New India.
4.3.
Beoordeeld dient te worden of de vermeerdering van eis in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Daartoe is in de eerste plaats van belang dat niet kan worden vastgesteld dat [eiser] met opzet een verkeerde lezing heeft gegeven over de toedracht van het ongeval. [eiser] is meteen na het ongeval naar het ziekenhuis afgevoerd en heeft ter plaatse geen verklaring afgelegd tegenover Forensys. Voor [eiser] als gewonde inzittende, die ter zitting ook heeft verklaard dat hij het ongeval als een soort flits heeft ervaren, wat het dus problematisch om de precieze toedracht van het ongeval uit de doeken te doen. In de tweede plaats geldt dat New India voldoende gelegenheid heeft gehad om verweer te voeren tegen de gewijzigde eis. Aan het bezwaar van New India wordt dan ook voorbij gegaan.
aansprakelijkheid
4.4.
New India heeft aansprakelijkheid erkend. New India betwist niet dat [eiser] letsel heeft opgelopen als gevolg van het ongeval en dat hij daarvoor medisch is behandeld. Gelet op de medische berichtgeving (zie 2.3. en 2.7.) staat naar het oordeel van het Gerecht vast dat [eiser] klachten en beperkingen heeft door het ongeval, waardoor hij ook schade lijdt en heeft geleden. Het geschil spitst zich thans toe tot de omvang van de schade. New India voert immers verweer tegen de door [eiser] gestelde schadeposten, die volgens New India opgeklopt zijn. De posten worden hierna afzonderlijk besproken. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de schade zoveel als mogelijk concreet wordt berekend en als dat niet mogelijk is wordt de schade geschat (artikel 6: 97 BW).
verlies zelfwerkzaamheid buitenshuis
4.5. [
Eiser] vordert een bedrag van NAf 7.620,- in verband met verlies aan zelfwerkzaamheid in het verleden. Meer concreet noemt hij in dat verband dat hij de tuin heeft moeten laten onderhouden en het hondenhok heeft moeten laten schoonmaken voor in totaal NAf 210,- per maand, gedurende 32 maanden na het ongeval. Daarnaast vordert [eiser] toekomstig verlies van zelfwerkzaamheid ten bedrage van NAf 26.848,38.
4.6.
New India heeft verweer gevoerd. Volgens haar is het bedrag NAf 7.620,- te hoog en heeft [eiser] niet bewezen dat hij een tuin en een hondenhok heeft. Daarnaast voert New India aan dat [eiser] ten onrechte tot eind 2015 deze kostenpost opvoert, terwijl niet is bewezen dat hij in die periode en/of daarna nog minder zelfredzaam zou zijn.
4.7. [
Eiser] heeft nader bewijs van het bestaan van zijn tuin en hondenhok aangedragen door middel van foto’s. Tevens heeft hij een verklaring overgelegd van degene die voor hem de tuin en het hondenhok onderhoudt.
4.8.
Het Gerecht acht het in voldoende mate aangetoond door [eiser] dat hij tot op heden en ook in de toekomst geconfronteerd is/zal zijn met bewegingsbeperkingen. Revalidatiearts Blanken heeft immers in zijn brief van 11 december 2014 vastgesteld dat [eiser] op dat moment, ruim anderhalf jaar na het ongeval, nog te kampen had met bewegingsbeperkingen. Het percentage blijvende functionaliteit wordt door Blanken vastgesteld op 11% van de gehele mens. Daar komt bij dat [eiser] ter zitting van 27 juni 2017 heeft aangegeven nog altijd last te hebben van zijn arm nu hij minder kracht heeft in die arm en gehinderd is in de fijne motoriek van zijn rechterhand. New India heeft een en ander in onvoldoende mate bestreden, nu zij in feite niet meer naar voren heeft gebracht dan dat niet bewezen is dat [eiser] minder zelfredzaam is. New India heeft geen argumenten en/of (medische) rapporten aangedragen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de stelling van [eiser] over zijn bewegingsbeperking niet juist is.
4.9.
Dat [eiser] kosten heeft gemaakt in de eerste 32 maanden na het ongeval als gevolg van verminderde zelfwerkzaamheid neemt het Gerecht met inachtneming van het voorgaande als vaststaand aan, zodat de vordering ten bedrage van NAf 6.720,- wordt toegewezen.
4.10.
Begroting van de toekomstige schade betreffende zelfwerkzaamheid zal na afweging van goede en kwade kansen bij voorbaat geschieden (artikel 6: 105 lid 1 BW). [Eiser] heeft de toekomstige schade berekend aan de hand van de richtlijn zelfwerkzaamheid Bureau Personenschade, die weer is gebaseerd op de richtlijn Zelfwerkzaamheid van de Letselschade Raad. [Eiser] zoekt aansluiting bij de categorie eigen vrijstaande woning met tuin. Het door [eiser] gevorderde bedrag per jaar (NAf 1.000 x 1,3 per jaar) is lager dan de historische kosten voor wat betreft verlies aan zelfwerkzaamheid (NAf 2.520,- per jaar). Mede gezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen wordt ook deze vordering toegewezen bij gebreke aan voldoende betwisting. Voor wat betreft het debat tussen partijen over kapitalisatie volgt het Gerecht de zienswijze van [eiser]. De vordering ten bedrage van NAf 26.848,38 wordt dus eveneens toegewezen.
uitgespaarde verzorgingskosten
4.11. [
Eiser] vordert een bedrag van NAf 5.750,- aan uitgespaarde verzorgingskosten omdat zijn echtgenote mantelzorg bood en er daardoor kosten zijn uitgespaard aangezien hij geen betaalde zorg heeft hoeven te regelen. De vordering betrof in het verzoekschrift een bedrag van NAf 4.550,-. Dit bedrag ziet volgens de toelichting van [eiser] op de eerste drie maanden na het ongeval, waarbij volgens [eiser] NAf 50,- per dag werd uitgespaard. In de gewijzigde eis is het bedrag vermeerderd met NAf 1.200,- aangezien [eiser] gedurende zes maanden na het ongeval hulp heeft uitgespaard door mantelzorg. New India heeft verweer gevoerd tegen deze post. Volgens New India had de langere periode van zes maanden al bij verzoekschrift verzocht kunnen worden. Voorts brengt zij naar voren dat de noodzaak voor mantelzorg / hulp niet is aangetoond. [eiser] is volgens New India bovendien per augustus 2013 arbeidsgeschikt. Tenslotte geeft New India aan dat de hoogte van het bedrag en de duur voor de mantelzorg niet zijn onderbouwd.
4.12.
Het verweer wordt gepasseerd. In de eerste plaats staat het [eiser] vrij zijn eis te vermeerderen. Voorts geldt naast hetgeen in 4.8. is overwogen dat, anders dan New India stelt, niet vast staat dat [eiser] arbeidsgeschikt was vanaf augustus 2013. Uit de stukken komt naar voren dat [eiser] na een periode van arbeidsongeschiktheid vanaf het ongeval tot en met december 2013, vanaf januari 2014 geleidelijk meer is gaan werken totdat hij per december 2014 volledig arbeidsgeschikt is. Nog los van mate van arbeids(on)geschiktheid staat in voldoende mate vast, mede op grond van de brief van Blanken van 11 december 2014, dat [eiser] in ieder geval gedurende de zes maanden waarover het nu gaat, te kampen heeft gehad met bewegingsbeperkingen waardoor hij bij het algemeen dagelijks leven hulp nodig had. Zo constateert Blanken bijvoorbeeld onder meer dat [eiser] de knoopjes van zijn hemd niet dicht kon krijgen. Het door [eiser] gevorderde bedrag acht het Gerecht binnen de grenzen van de kosten die [eiser] had kunnen vorderen wanneer hij daartoe een betaalde kracht had aangetrokken. Het bedrag is dus toewijsbaar.
huishoudelijke hulp van derden
4.13. [
Eiser] vordert een bedrag van NAf 4.800,- in verband met hulp die hij moest inhuren vanaf oktober 2013, toen zijn echtgenote weer ging werken, tot en met mei 2014. New India heeft verweer gevoerd. Volgens New India is niet gebleken dat [eiser] huishoudelijke hulp nodig had en zijn de kosten overbodig en ongeloofwaardig. Het Gerecht acht het aannemelijk en redelijk dat [eiser] een zekere mate van hulp nodig bleef hebben nadat zijn vrouw weer ging werken (zie ook overweging 4.8. en 4.12.). In hoeverre de huishoudelijke hulp en de verzorgende taken in zijn geheel het gevolg zijn van het letsel is onduidelijk gebleven. Het Gerecht schat dit bedrag op NAf 300,- per maand, zodat een bedrag van NAf 2.400,- toewijsbaar is.
fysiotherapie
4.14. [
Eiser] vordert een bedrag van NAf 8.556,- in verband met de openstaande rekening betreffende de behandelingen door de fysiotherapeut die niet zijn vergoed. Hij heeft dit deel van de vordering onderbouwd met een brief van Sta. Rosa Sportsmedicine Institute van 23 januari 2015. New India heeft deze post bestreden door naar voren te brengen dat nergens uit blijkt dat voor de behandeling een medische indicatie van een arts is gegeven. Dit verweer houdt geen stand. In de door [eiser] overlegde verklaringen van zowel De Windt van 2 mei 2013 als Elhage van 12 augustus 2013 en 9 mei 2014 staat dat [eiser] fysiotherapie nodig heeft als (na)behandeling. Genoemde post wordt derhalve toegewezen.
4.15.
Voorts vordert [eiser] in verband met voorzetting fysiotherapie een bedrag van in totaal NAf 4.212,98. Begroting van deze schade zal eveneens na afweging van goede en kwade kansen bij voorbaat geschieden. Het verweer van New India dat niet is gebleken van medische noodzaak / wenselijkheid gaat niet op. [eiser] heeft zijn stelling door inbrenging van het advies van de fysiotherapeut verwoord in diens brief van 2 maart 2016 en de toelichting opgenomen in productie 15 bij conclusie van repliek in voldoende mate onderbouwd dat er sprake is van een kostenpost als gevorderd, zodat ook deze post wordt toegewezen.
medische kosten en ziekenhuisopname
4.16. [
Eiser] vordert NAf 2.918,91 aan eigen bijdrage in de medische kosten enNAf 350,- voor ziekenhuisopname. New India betwist deze post niet, zodat deze toewijsbaar zijn.
gemiste overtime
4.17. [
Eiser] vordert een bedrag van NAf 7.600,- aan gemiste overtime. Hij heeft dit bedrag beredeneerd en onderbouwd met een verklaring van zijn leidinggevende. New India heeft hier in de eerste plaats ten onrechte tegenin gebracht dat uit productie 6 bij verzoekschrift zou blijken dat [eiser] per 29 juli 2013 arbeidsgeschikt was (zie ook overweging 4.12.). Uit genoemde productie blijkt het tegendeel, namelijk dat [eiser] vanaf die datum (wederom) arbeidsongeschikt wordt verklaard. Voorts heeft New India naar voren gebracht dat uit de loonstrook van mei 2013 van [eiser] blijkt dat hij heeft overgewerkt, zodat hij volgens New India na het ongeval nog wel overwerk verrichtte. [eiser] heeft dit weersproken aangezien hij op de zitting van 27 juni 2017 naar voren heeft gebracht dat die uitbetaling van overwerk betrekking had op de maand maart 2013, gelegen vóór het ongeval. New India heeft daartegen niets ingebracht, zodat daarvan uitgegaan zal worden. De post gemiste overtime is toewijsbaar.
transportkosten
4.18. [
Eiser] vordert een bedrag van NAf 938,60 aan transportkosten. Hij heeft in dat verband een overzicht in het geding gebracht van artsen/fysiotherapeuten die hij heeft bezocht met vermelding van frequentie en afstand in kilometers. [eiser] gaat na correctie uit van NAf 0,50 per kilometer. New India heeft verweer gevoerd tegen genoemde post. Volgens New India heeft [eiser] de kosten niet voldoende onderbouwd. Het Gerecht verwerpt dit verweer. Het Gerecht schat de transportkosten op de het bedrag zoals door [eiser] is gevorderd. Deze post is dus toewijsbaar.
immateriële schadevergoeding
4.19. [
Eiser] vordert aan immateriële schadevergoeding een bedrag van NAf 22.000,-. Hij stelt daartoe dat er sprake is van gederfde levensvreugde in de eerste periode na het ongeval. Hij diende met een draagspalk te lopen en had pijnklachten. [eiser] was beperkt in het uitvoeren van zijn hobby, tennis en een reeds geplande vakantie is niet doorgegaan. Tenslotte voert [eiser] aan dat het percentage van functionele invaliditeit ligt op 11% en dat het gangbaar is om NAf 2.000,- per procentpunt te rekenen voor wat betreft immateriële schadevergoeding.
4.20.
New India betwist deze schadepost. Zij wijst er op dat [eiser] geen bewijs heeft aangedragen voor de misgelopen vakantie en het gegeven dat hij heeft getennist. Voor zover zou worden aangehaakt bij het percentage functionele invaliditeit betoogt New India dat dit bedrag vermenigvuldigd dient te worden met NAf 1.500,- gezien de leeftijd van [eiser].
4.21.
De hoogte van immateriële schadevergoeding wordt naar billijkheid vastgesteld (artikel 6: 106 lid 1 onder b BW). Rekening wordt gehouden met alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder de aard en de ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor verzoeker. In onderhavig geval staat vast dat [eiser] letsel heeft opgelopen waardoor hij in het begin behoorlijk beperkt was in zijn doen en laten. Nog steeds heeft hij te kampen met minder kracht in zijn rechterarm en een verminderde fijne motoriek van zijn rechterhand. Dat [eiser] daardoor aan levensvreugde heeft ingeboet staat in voldoende mate vast. Op grond van het hiervoor overwogene en met inachtneming van vergelijkbare gevallen in Nederland (ANWB letselschadegids) en Curaçao stelt het Gerecht de verzochte schadevergoeding naar billijkheid vast op een bedrag van NAf 22.000,-.
buitengerechtelijke kosten
4.22. [
Eiser] vordert een bedrag van NAf 5.088,- aan buitengerechtelijke kosten. New India heeft tevergeefs aangevoerd dat deze kosten vallen onder kosten die zijn inbegrepen in een proceskostenveroordeling. Dit blijkt namelijk niet uit de als productie 12 bij het verzoekschrift overgelegde lijst van werkzaamheden. Uit deze lijst valt genoegzaam af te leiden dat dit kosten betreffen zoals bedoeld in artikel 6: 96 lid 2 onder b en/of c BW. Nu de omvang van de kosten redelijk is en de kosten in redelijkheid zijn gemaakt, wordt ook deze post toegewezen.
Tenslotte – maximale som / voorschot / proceskosten
4.23.
Resumerend worden de volgende posten toegewezen:
Verlies zelfwerkzaamheid – NAf 6.720,- en NAf 26.848,38;
Uitgespaarde verzorgingskosten – NAf 5.750,-;
Huishoudelijke hulp van derden – NAf 2.400,-;
Fysiotherapie – NAf 8.556,- en NAf 4.212,98;
Medische kosten en ziekenhuisopname – NAf 2.981,91 en NAf 350,-;
Gemiste overtime – NAf 7.600,-;
Transportkosten – NAf 938,60;
Immateriële schadevergoeding – NAf 22.000,-;
Buitengerechtelijke kosten – NAf 5.088,-.
In totaal betreft dit bedrag NAf 93.445,87. Tevens zal de rente zoals is verzocht worden toegewezen, zoals hierna nader bepaald.
4.24.
Zelfs als het genoemde totaal aan uit te keren schade wordt opgeteld bij het door New India - en door [eiser] bestreden - genoemde bedrag dat reeds is uitbetaald, komt de som van die getallen niet uit boven de verzekerde som van NAf 150.000,-. Het debat tussen partijen hierover kan dus buiten beschouwing blijven.
4.25.
De beslissing over de provisionele vordering is niet langer aan de orde nu is beslist in de hoofdzaak. De provisionele vordering wordt derhalve afgewezen.
4.26.
New India wordt als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van [eiser] die tot op heden bedragen NAf 750,- griffierecht,NAf 369,65 aan explootkosten en NAf 40,- aan roepgeld en aan gemachtigdensalaris NAf 6.750,- (4,5 punt x tarief 6 NAf 1.500,-).
5. De beslissing
Het Gerecht:
- veroordeelt New India tot betaling aan [eiser] van een bedrag vanNAf 93.445,87 vermeerderd met de wettelijke rente over NAf 22.000,- vanaf 21 april 2013 tot de dag der algehele voldoening en over de overige schade vanaf 30 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt New India in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op NAf 1.159,65 aan verschotten en NAf 6.750,- aan gemachtigdensalaris,
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Sijsma rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2017.