Hof Amsterdam, 18-10-2017, nr. 23-002225-16
ECLI:NL:GHAMS:2017:4214
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
18-10-2017
- Zaaknummer
23-002225-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2017:4214, Uitspraak, Hof Amsterdam, 18‑10‑2017; (Hoger beroep)
ECLI:NL:GHAMS:2017:3845, Uitspraak, Hof Amsterdam, 22‑09‑2017; (Wraking)
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2017-0855
Uitspraak 18‑10‑2017
Inhoudsindicatie
Verdachte is in hoger beroep veroordeeld tot TBS met dwangverpleging en een gevangenisstraf van 6 jaar voor verkrachting en ontucht met (minderjarige) jongeren en het vervaardigen van kinderporno. Het gerechtshof Amsterdam heeft dit vandaag beslist conform de eis van het Openbaar Ministerie. De rechtbank legde eerder TBS en 5 jaar gevangenisstraf op.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002225-16
datum uitspraak: 18 oktober 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 9 juni 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-872233-14 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum] ,
[adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 december 2016, 23 december 2016, 11 september 2017, 13 september 2017, 27 september 2017 en
4 oktober 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1. primair (zaaksdossier 1 – [slachtoffer 1] ):
A:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 09 november 2011 tot en met 01 augustus 2014 te [pleegplaats] , (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer 1] [geboortedatum] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht, en/of
- zich laten pijpen door die [slachtoffer 1] ,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat
- er een aanzienlijk leeftijdsverschil en/of geestelijk niveauverschil (onder andere veroorzaakt door een autistische stoornis (het Asperger syndroom) en/of ADHD en/of een verstandelijke beperking en/of een laag zelfbeeld bij die [slachtoffer 1] en/of dat die [slachtoffer 1] speciaal onderwijs volgde) was tussen hem, verdachte en die [slachtoffer 1] , waardoor hij, verdachte een lichamelijk en/of geestelijk overwicht had op die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] zich in een afhankelijke positie bevond ten opzichte van hem, verdachte doordat hij verdachte, de werkgever en/of stagebegeleider was van die [slachtoffer 1] en/of doordat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] door zijn ouders op straat was gezet en voor woonruimte en/of geld en/of levensonderhoud en/of verdovende middelen (weed) afhankelijk was van hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, (tevens) een dwingende en/of overheersende houding aannam en/of
- hij, verdachte, (psychisch) overwicht op die [slachtoffer 1] had verworven en/of die [slachtoffer 1] aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen en/of de wil van die [slachtoffer 1] heeft gemanipuleerd en/of die [slachtoffer 1] heeft geïntimideerd doordat hij, verdachte, een wig had gedreven tussen die [slachtoffer 1] en zijn ouders en/of de belofte dat die [slachtoffer 1] zeer veel geld zou kunnen gaan verdienen in de porno-industrie als hij door hem, verdachte was ingewerkt, en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een (psychisch) bedreigende situatie heeft doen ontstaan waarin hij zich niet kon verzetten/onttrekken tegen/aan die handelingen;
en/of
B:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 november 2011 tot en met
1 augustus 2014 te [pleegplaats] , door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), bestaande hierin dat
- er een aanzienlijk leeftijdsverschil en/of geestelijk niveauverschil (onder andere veroorzaakt door een autistische stoornis (het Asperger syndroom) en/of ADHD en/of een verstandelijke beperking en/of een laag zelfbeeld bij die [slachtoffer 1] en/of dat die [slachtoffer 1] speciaal onderwijs volgde) was tussen hem, verdachte en die [slachtoffer 1] , waardoor hij, verdachte een lichamelijk en/of geestelijk overwicht had op die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] zich in een afhankelijke positie bevond ten opzichte van hem, verdachte doordat hij verdachte, de werkgever en/of stagebegeleider was van die [slachtoffer 1] en/of doordat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] door zijn ouders op straat was gezet en voor woonruimte en/of geld en/of levensonderhoud en/of verdovende middelen (weed) afhankelijk was van hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, (tevens) een dwingende en/of overheersende houding aannam en/of
- hij, verdachte, (psychisch) overwicht op die [slachtoffer 1] had verworven en/of die [slachtoffer 1] aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen en/of de wil van die [slachtoffer 1] heeft gemanipuleerd en/of die [slachtoffer 1] heeft geïntimideerd doordat hij, verdachte, een wig had gedreven tussen die [slachtoffer 1] en zijn ouders en/of de belofte dat die [slachtoffer 1] zeer veel geld zou kunnen gaan verdienen in de porno-industrie als hij door hem, verdachte was ingewerkt, en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een (psychisch) bedreigende situatie heeft doen ontstaan waarin hij zich niet kon verzetten/onttrekken tegen/aan die handelingen,
[slachtoffer 1] [geboortedatum] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten (telkens)
- het pijpen van die [slachtoffer 1] door hem, verdachte, en/of
- de penis van die [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, anus laten duwen en/of brengen, en/of
- de hand of vuist van die [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, anus laten duwen en/of brengen;
1.subsidiair:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 november 2011 tot en met
8 november 2013 te [pleegplaats] ,
[slachtoffer 1] [geboortedatum] , waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze perso(o)n(en) de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt, telkens een of meermalen door giften en/of door beloften van geld of goed en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten
- de belofte dat die [slachtoffer 1] zeer veel geld zou kunnen gaan verdienen in de porno-industrie als hij door hem, verdachte was ingewerkt en/of
- door die [slachtoffer 1] te voorzien van geld en/of goederen en/of onderdak en/of te voorzien in zijn levensonderhoud en/of verdovende middelen (weed), en/of
- door het (grote) leeftijdsverschil en/of geestelijke overwicht (onder andere veroorzaakt door een autistische stoornis (het Asperger syndroom) en/of ADHD en/of een verstandelijke beperking en/of een laag zelfbeeld bij die [slachtoffer 1] ) wat hij, verdachte had over die [slachtoffer 1]
(telkens) opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of te dulden en bestaande die ontucht uit
- het anaal penetreren (met de penis) van die [slachtoffer 1] door hem verdachte, en/of
- het anaal penetreren (met de penis en/of de hand of vuist) van de verdachte door die [slachtoffer 1] en/of
- het zich laten pijpen door die [slachtoffer 1] en/of
- het pijpen van die [slachtoffer 1] door hem, verdachte;
2 primair (zaaksdossier 2 – [slachtoffer 2] ):
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2011 tot en met 01 februari 2012 te [pleegplaats] , (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer 2] ( [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer 2] geduwd en/of gebracht en/of
- die [slachtoffer 2] gepijpt en/of
- de hand of vuist van die [slachtoffer 2] in zijn, verdachtes, anus laten duwen en/of brengen
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat:
- er een aanzienlijk leeftijdsverschil en/of geestelijk niveauverschil (onder andere veroorzaakt doordat die [slachtoffer 2] bijzonder onderwijs volgde en/of snel beïnvloedbaar is en/of ADHD heeft en/of een laag zelfbeeld heeft) was tussen hem, verdachte en die [slachtoffer 2] , waardoor hij, verdachte een lichamelijk en/of geestelijk overwicht had op die [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 2] zich in een afhankelijke positie bevond ten opzichte van hem, verdachte doordat hij verdachte, de werkgever en/of stagebegeleider was van die [slachtoffer 2] en/of voor levensonderhoud afhankelijk was van hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, (tevens) een dwingende en/of overheersende houding aannam en/of
- hij, verdachte, (psychisch) overwicht op die [slachtoffer 2] had verworven en/of die [slachtoffer 2] aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen en/of de wil van die [slachtoffer 2] heeft gemanipuleerd en/of die [slachtoffer 2] heeft geïntimideerd doordat hij, verdachte, die [slachtoffer 2] beloofd had zeer veel geld te kunnen gaan verdienen in de porno-industrie als hij door hem, verdachte was ingewerkt, terwijl hij, verdachte wist dat die [slachtoffer 2] zijn moeder wilde helpen in verband met schuldenproblematiek bij die moeder, en/of
- tijdens die seksuele handelingen die [slachtoffer 2] heeft bedreigd met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp; (aldus) voor die [slachtoffer 2] een (psychisch) bedreigende situatie heeft doen ontstaan waarin hij zich niet kon verzetten/onttrekken tegen/aan die handelingen;
2 subsidiair:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2011 tot en met 01 februari 2012 [pleegplaats] ,
[slachtoffer 2] ( [geboortedatum] ) waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze perso(o)n(en) de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt, telkens een of meermalen door giften en/of door beloften van geld of goed en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten
- de belofte dat die [slachtoffer 2] zeer veel geld zou kunnen gaan verdienen in de porno-industrie als hij door hem, verdachte, was ingewerkt, terwijl hij, verdachte, wist dat de moeder van die [slachtoffer 2] grote schulden had, en/of
- door het (grote) en/of geestelijke overwicht (die [slachtoffer 2] bijzonder onderwijs volgde en/of snel beïnvloedbaar is en/of ADHD heeft en/of een laag zelfbeeld) wat hij, verdachte had over die [slachtoffer 2] en/of door die [slachtoffer 2] te voorzien van goederen (kleding en/of telefoon) en/of geld (400 euro),
(telkens) opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of te dulden en bestaande die ontucht uit
- het anaal penetreren (met de penis) van die [slachtoffer 2] door hem verdachte en/of
- het anaal penetreren (met de penis en/of de hand of vuist) van de verdachte door die [slachtoffer 2] en/of
- het pijpen van die [slachtoffer 2] door hem, verdachte;
3 primair (zaaksdossier 3 – [slachtoffer 3] ):
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2012 tot en met
20 januari 2015 te [pleegplaats] (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) te weten
- een aanzienlijk leeftijdsverschil en/of geestelijk niveauverschil (onder andere veroorzaakt door een pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO en/of ADHD en/of PDD-NOS en/of stoornis in de impulsbeheersing en/of een laag zelfbeeld bij die [slachtoffer 3] en/of dat die [slachtoffer 3] speciaal onderwijs volgde) tussen hem, verdachte en die [slachtoffer 3] , waardoor hij, verdachte een lichamelijk en/of geestelijk overwicht had op die [slachtoffer 3] en/of
- die [slachtoffer 3] zich in een afhankelijke positie bevond ten opzichte van hem, verdachte doordat die [slachtoffer 3] voor verdovende middelen (weed) afhankelijk was van hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, (tevens) een dwingende en/of overheersende houding aannam en/of
- hij, verdachte, (psychisch) overwicht op die [slachtoffer 3] had verworven en/of die [slachtoffer 3] aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen en/of de wil van die [slachtoffer 3] heeft gemanipuleerd en/of die [slachtoffer 3] heeft geïntimideerd doordat hij, verdachte, een wig had gedreven tussen die [slachtoffer 3] en zijn ouders en/of hij, verdachte een (besmettelijke) ziekte en/of aandoening bij die [slachtoffer 3] had voorgewend en/of dat hij, verdachte, die [slachtoffer 3] had voorgehouden dat door seksueel contact die ziekte/aandoening kon genezen
[slachtoffer 3] ( [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten (telkens)
- de penis van die [slachtoffer 3] in zijn, verdachtes, anus laten duwen en/of brengen en/of
- het pijpen van die [slachtoffer 3] door hem, verdachte en/of
- de hand of vuist van die [slachtoffer 3] in zijn, verdachtes, anus laten duwen en/of brengen en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en) de penis van die [slachtoffer 3] vastpakken en/of aftrekken;
3 subsidiair:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juni 2012 tot en met
20 januari 2015 te [pleegplaats] (telkens) met [slachtoffer 3] ( [geboortedatum] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit (telkens)
- het zich door die [slachtoffer 3] anaal laten penetreren (met de penis en/of hand of vuist van die [slachtoffer 3] ) en/of
- het pijpen van die [slachtoffer 3] door hem, verdachte en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en) de penis van die [slachtoffer 3] vastpakken en/of aftrekken;
4 ( zaaksdossier 4 - [slachtoffer 4] ):
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2012 tot en met 1 juni 2013 te te [pleegplaats] , (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer 4] (geboren op 22 juni 1992) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4] , hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de anus van die [slachtoffer 4] geduwd en/of gebracht, en/of
- de penis van die [slachtoffer 4] in zijn, verdachtes, anus laten duwen en/of brengen en/of
- die [slachtoffer 4] gepijpt en/of
- de hand of vuist van die [slachtoffer 4] in zijn, verdachtes, anus laten duwen en/of brengen en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en) de penis van die [slachtoffer 4] vastgepakt en/of afgetrokken,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat:
- er een aanzienlijk leeftijdsverschil en/of geestelijk niveauverschil was tussen hem, verdachte en die [slachtoffer 4] , waardoor hij, verdachte een lichamelijk en/of geestelijk overwicht had op die [slachtoffer 4] en/of
- die [slachtoffer 4] zich in een afhankelijke positie bevond ten opzichte van hem, verdachte doordat hij verdachte, de werkgever was van die [slachtoffer 4] en/of dat die [slachtoffer 4] voor levensonderhoud en/of voor woonruimte en/of verdovende middelen (weed) afhankelijk was van hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, (tevens) een dwingende en/of overheersende houding aannam en/of
- hij, verdachte, (psychisch) overwicht op die [slachtoffer 4] had verworven en/of die [slachtoffer 4] aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen en/of de wil van die [slachtoffer 4] heeft gemanipuleerd en/of die [slachtoffer 4] heeft geïntimideerd doordat hij, verdachte, een wig had gedreven tussen die [slachtoffer 4] en zijn ouders (vader) en/of doordat hij, verdachte, die [slachtoffer 4] heeft voorgehouden dat hij zeer veel geld zou kunnen gaan verdienen in de porno-industrie als hij door hem, verdachte was ingewerkt, terwijl hij, verdachte wist dat die [slachtoffer 4] in financiële problemen verkeerde en/of (aldus) voor die [slachtoffer 4] een (psychisch) bedreigende situatie heeft doen ontstaan waarin hij zich niet kon verzetten/onttrekken tegen/aan die handelingen;
5 primair (zaaksdossier [slachtoffer 5] ):
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met
20 januari 2015 te [pleegplaats] (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), te weten
- een aanzienlijk leeftijdsverschil en/of geestelijk niveauverschil (onder andere veroorzaakt door PDD-NOS en/of ADD bij die [slachtoffer 5] ) tussen hem, verdachte en die [slachtoffer 5] , waardoor hij, verdachte een lichamelijk en/of
- hij, verdachte, (psychisch) overwicht op die [slachtoffer 5] had verworven en/of die [slachtoffer 5] zich in een afhankelijke positie bevond ten opzichte van hem, verdachte en/of die [slachtoffer 5] aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen en/of de wil van die [slachtoffer 5] heeft gemanipuleerd en/of die [slachtoffer 5] heeft geïntimideerd doordat hij, verdachte, een wig had gedreven tussen die [slachtoffer 5] en zijn ouders en/of hulpverlening en/of doordat hij, verdachte, die [slachtoffer 5] had beloofd zeer veel geld te kunnen gaan verdienen in de porno-industrie als hij door hem, verdachte was ingewerkt en/of die [slachtoffer 5] onder invloed van alcohol en/of verdovende middelen (weed en/of GHB) verkeerde waarbij hij, verdachte, (tevens) een dwingende en/of overheersende houding aannam,
[slachtoffer 5] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten (telkens) het pijpen van die [slachtoffer 5] door hem, verdachte;
5 subsidiair:hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met
20 januari 2015 te [pleegplaats] (telkens) met [slachtoffer 5] (geboren op [geboortedatum] ), van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer 5] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, immers was die [slachtoffer 5] onder invloed van verdovende middelen (weed en/of GHB) en/of alcohol die door hem, verdachte, aan die [slachtoffer 5] verstrekt was/waren (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten (telkens) het pijpen van die [slachtoffer 5] door hem, verdachte;
6primair (zaaksdossier 6 – [slachtoffer 6] ):hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 september 2014 tot en met 20 januari 2015 te [pleegplaats] , (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), te weten
- een aanzienlijk leeftijdsverschil en/of geestelijk niveauverschil tussen hem, verdachte en die [slachtoffer 6] , waardoor hij, verdachte een lichamelijk en/of geestelijk overwicht had op die [slachtoffer 6] en/of
- die [slachtoffer 6] zich in een afhankelijke positie bevond ten opzichte van hem, verdachte doordat die [slachtoffer 6] onder invloed van alcohol verkeerde waarbij hij, verdachte, (tevens) een dwingende en/of overheersende houding aannam en/of
- hij, verdachte, (psychisch) overwicht op die [slachtoffer 6] had en/of die [slachtoffer 6] zich in een afhankelijke positie van hem, verdachte bevond en/of die [slachtoffer 6] aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen en/of de wil van die [slachtoffer 6] heeft gemanipuleerd en/of die [slachtoffer 6] heeft geïntimideerd doordat hij, verdachte, alcohol aan die [slachtoffer 6] heeft verstrekt
[slachtoffer 6] ( [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten (telkens) het pijpen van die [slachtoffer 6] door hem, verdachte;
6 subsidiair:hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 september 2014 tot en met 20 januari 2015 te [pleegplaats] (telkens) met [slachtoffer 6] ( [geboortedatum] ) van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer 6] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
immers was die [slachtoffer 6] onder invloed van verdovende middelen (weed en/of GHB) en/of alcohol die door hem, verdachte, aan die [slachtoffer 6] verstrekt was/waren en/of verkeerde die [slachtoffer 6] in slaaptoestand (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten (telkens) het pijpen van die [slachtoffer 6] door hem, verdachte;
7 primair (zaaksdossier 6 – [slachtoffer 7] ):
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2014 tot en met 15 december 2014 te [pleegplaats] , door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), bestaande hierin dat
- er een aanzienlijk leeftijdsverschil en/of geestelijk niveauverschil was tussen hem, verdachte en die [slachtoffer 7] , waardoor hij, verdachte een lichamelijk en/of geestelijk overwicht had op die [slachtoffer 7] en/of
- die [slachtoffer 7] zich in een afhankelijke positie bevond ten opzichte van hem, verdachte doordat hij verdachte, de werkgever was van die [slachtoffer 7] en/of voor levensonderhoud en/of verdovende middelen (weed) afhankelijk was van hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, (tevens) een dwingende en/of overheersende houding aannam en/of
- hij, verdachte, (psychisch) overwicht op die [slachtoffer 7] had verworven en/of die [slachtoffer 7] aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen en/of de wil van die [slachtoffer 7] heeft gemanipuleerd en/of die [slachtoffer 7] heeft geïntimideerd doordat hij, verdachte, die [slachtoffer 7] heeft voorgehouden dat hij zeer veel geld zou kunnen gaan verdienen in de porno-industrie als hij door hem, verdachte was ingewerkt, terwijl hij, verdachte wist dat die [slachtoffer 7] in financiële problemen verkeerde en/of doordat hij, verdachte
aan die [slachtoffer 7] alcohol en/of verdovende middelen (weed) had verstrekt en/of (aldus) voor die [slachtoffer 7] een (psychisch) bedreigende situatie heeft doen ontstaan waarin hij zich niet kon verzetten/onttrekken tegen/aan die handelingen,
[slachtoffer 7] ( [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten (telkens)
- het pijpen van die [slachtoffer 7] door hem, verdachte, en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en) de penis van die [slachtoffer 7] vastpakken en/of aftrekken en/of
- het anaal penetreren (met de penis) van de verdachte door die [slachtoffer 7] en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de anus van die [slachtoffer 7] duwen en brengen;
7 subsidiair:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2014 tot en met 20 januari 2015 te [pleegplaats] (telkens)
met [slachtoffer 7] ( [geboortedatum] ) van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer 7] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
immers was die [slachtoffer 7] onder invloed van verdovende middelen (weed en/of GHB) en/of alcohol die door hem, verdachte, aan die [slachtoffer 7] verstrekt was/waren (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het pijpen van die [slachtoffer 7] door hem, verdachte, en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en) de penis van die [slachtoffer 7] vastpakken en/of aftrekken en/of
- het anaal penetreren (met de penis) van de verdachte door die [slachtoffer 7] en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de anus van die [slachtoffer 7] duwen en brengen;
8 primair (zaak 8 – [slachtoffer 8] ):
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2014 tot en met
1 december 2014 te [pleegplaats] , in elk door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) te weten
- een aanzienlijk leeftijdsverschil en/of geestelijk niveauverschil tussen hem, verdachte en [slachtoffer 8] , waardoor hij, verdachte een lichamelijk en/of geestelijk overwicht had op die [slachtoffer 8] en/of
- die [slachtoffer 8] zich in een afhankelijke positie bevond ten opzichte van hem, verdachte doordat die [slachtoffer 8] onder invloed van alcohol en/of verdovende middelen (weed) verkeerde waarbij hij, verdachte, (tevens) een dwingende en/of overheersende houding aannam en/of
- hij, verdachte, (psychisch) overwicht op die [slachtoffer 8] had en/of die [slachtoffer 8] zich in een afhankelijke positie van hem, verdachte bevond en/of die [slachtoffer 8] aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen en/of de wil van die [slachtoffer 8] heeft gemanipuleerd en/of die [slachtoffer 8] heeft geïntimideerd doordat hij, verdachte, alcohol en/of verdovende middelen (weed) aan die [slachtoffer 8] heeft verstrekt en/of doordat hij, verdachte, die [slachtoffer 8] beloofd had zeer veel geld te kunnen gaan verdienen in de porno-industrie als hij door hem, verdachte was ingewerkt, en/of doordat verdachte suggereerde dat die [slachtoffer 8] schulden bij hem, verdachte, had
[slachtoffer 8] ( [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten (telkens) het pijpen van die [slachtoffer 8] door hem, verdachte
8 subsidiair:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2014 tot en met
1 december 2014 te [pleegplaats] (telkens)
[slachtoffer 8] ( [geboortedatum] ) van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer 8] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
immers was die [slachtoffer 8] onder invloed van verdovende middelen (weed) en/of alcohol die door hem, verdachte, aan die [slachtoffer 8] verstrekt was/waren en/of verkeerde die [slachtoffer 8] in slaaptoestand
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten (telkens) het pijpen van die [slachtoffer 8] door hem, verdachte;
9 ( zaaksdossier 11 – bezit/vervaardigen kinderporno):
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 november 2011 tot en met 20 januari 2015 te [pleegplaats] , één of meermalen (telkens) afbeelding(en), te weten foto('s) en/of video('s) en/of film(s) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en), te weten een SD-kaart(en) en/of mobiele telefoon Samsung HD, heeft vervaardigd en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt te weten:
[slachtoffer 3] ( [geboortedatum] ) en/of [slachtoffer 1] [geboortedatum] en/of [slachtoffer 9] ( [geboortedatum] ) en/of [slachtoffer 5] ( [geboortedatum] ), was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het oraal penetreren met de penis van het lichaam van een (ander) persoon door die [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 9] , die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en/of
- het oraal penetreren met de mond/tong van de penis van een persoon die kennelijk de leeftijd van
18 jaar nog niet heeft bereikt ( [slachtoffer 1] , bestandsnaam [nummer] , strafdossier pagina 445),
( [slachtoffer 5] , bestandsnaam [nummer] , strafdossier pagina 1074) en/of
- het anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door de penis en/of hand/vuist van die [slachtoffer 3] , die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt ( [slachtoffer 3] , bestandsnaam [nummer] strafdossier pagina 1315 en/of [nummer] en/of
- het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen van die P. M. [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 1] die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt ( [slachtoffer 3] bestandsnaam [nummer] strafdossier pagina 1315), ( [slachtoffer 9] bestandsnaam [nummer] strafdossier pagina 1316), ( [slachtoffer 1] bestandsnaam [nummer] strafdossier pagina 445) en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 1] , die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt,
waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of poseert/poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een)(erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/hun leeftijd past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling ( [slachtoffer 3] , bestandsnaam [nummer] strafdossier pagina 1315 en/of [nummer] strafdossier pagina 1315), ( [slachtoffer 5] , bestandsnaam [nummer] en/of [nummer] strafdossier pagina 1074), ( [slachtoffer 1] , bestandsnaam [nummer] , strafdossier pagina 444),
van welk feit verdachte toen en daar een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 6 primair en 8 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen met betrekking tot dwang en het gebruik van schakelbewijs
Dwang
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte (telkens) moet worden vrijgesproken van de dwang in de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 8.
De advocaat-generaal heeft uiteengezet waarom volgens haar de dwang wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van het hof
Voor een bewezenverklaring van verkrachting of aanranding is vereist dat sprake is van dwang van de zijde van de verdachte. Daarvan kan worden gesproken indien een verdachte tegenover het slachtoffer opzettelijk een zodanige psychische druk uitoefent of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie brengt, dat deze zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen kan verzetten, of indien een verdachte het slachtoffer brengt in een zodanige, door hem opzettelijk veroorzaakte, (bedreigende) situatie dat het daardoor voor het slachtoffer in redelijkheid niet mogelijk is om zich aan die handelingen te onttrekken.
Uit de verklaringen van de acht slachtoffers, alsmede de verklaringen van de verdachte, in onderling verband en samenhang bezien, blijkt genoegzaam dat de verdachte de bewezen verklaarde seksuele handelingen van hen heeft afgedwongen door een samenstel van de hiervoor genoemde verschillende feitelijkheden.
De slachtoffers, jongens in leeftijd variërend van 12 tot 21 jaar, hebben allen verklaard over de wijze waarop de verdachte psychische druk op hen uitoefende om tot seks te komen. De ruim 20 jaar oudere verdachte was op de hoogte van de zwakke plekken van elk slachtoffer en heeft ieder van hen daarmee op een toepasselijke manier geconfronteerd, misleid en/of onder druk gezet.
De verdachte wordt door de jongens getypeerd als iemand die manipuleert, liegt, dwingt, overheerst, kleineert, bedriegt en beangstigt. Zij beschrijven ieder voor zich waarom zij ten tijde van de ten laste gelegde handelingen daarvoor vatbaar waren en niet tegen hem opgewassen waren. De verdachte wierp zichzelf op als tweede vader, redder in nood, iemand die je langdurig opving en onderdak bood als je niet meer welkom was bij je ouders, iemand die wist hoe je uit de schulden kon komen, iemand die je aan voedsel, weed en drank hielp. De verdachte wist dat een groot aantal van deze jongens gedrags- of agressieproblemen hadden en/of het gevoel hadden dat zij geen kant op konden. De slachtoffers beschrijven zichzelf in die periode als jong, onervaren, goedgelovig, naïef, machteloos, kwetsbaar, uiterst onzeker en/of eenzaam.
De verdachte was werkgever of stagegever van de meeste slachtoffers. Als zodanig bestond al een afhankelijkheidsrelatie. De verdachte heeft bovendien, gebruikmakend van ieders zwakke plekken, voor ieder van hen een (verdergaande) afhankelijkheidsrelatie gecreëerd. Hij heeft een aantal jongens (ook zeer langdurig) onderdak geboden en voorzien van eten, drinken, een klein inkomen, weed en drank.
Hij bood aan dure uitgaven voor enkelen te willen doen (zoals een lasopleiding voor [slachtoffer 5] en een kostbare operatie [locatie] voor [slachtoffer 1] ), om deze jongens voor langere tijd aan zich te binden. Deze uitgaven zijn nooit gedaan omdat deze waren gebaseerd op leugens van de verdachte.
De verdachte heeft twee jongens telkens indringend voorgehouden dat zij leden aan een seksueel overdraagbare aandoening, die alleen bestreden kon worden als zij hem (veelvuldig) anaal penetreerden.
De verdachte wist van de benarde financiële positie van de jongens of van hun ouders, wist hoe graag zij geld wilden verdienen of hield hen voor dat zij een (niet bestaande) schuld aan hem moesten inlossen. Hij heeft hun voorgehouden welke gigantische bedragen in de porno industrie te verdienen waren. Terwijl hij wist dat zij geen van allen homoseksueel waren – op wellicht één slachtoffer na – heeft hij vele uiteenlopende seksuele gedragingen met of bij hen verricht, zogenaamd om hen in te werken voor de (heteroseksuele) porno industrie. De verdachte keurde de foto’s of films telkens af en zei dat ze moesten doorgaan met trainen. Een aantal jongens heeft verklaard dat zij fysiek onpasselijk werden van seks met een man/de verdachte, dat hij dit ook wist en dat zij slechts seks met hem hebben gehad door hetgeen hij hen voorhield, omdat zij bang voor hem waren of afhankelijk van hem meenden te zijn.
Tenslotte heeft een aantal jongens verklaard dat zij bang waren voor de verdachte, dat hij pochte over het aantal mensen dat hij had mishandeld. Zij verklaren ook over zijn dwingende en dominante houding, dat hij heel boos kon worden als niet werd voldaan aan de voorgestelde seks. Hij ging, ook langdurig, door met seksuele handelingen als een slachtoffer liet merken dat het pijn deed. Hij negeerde opmerkingen van het slachtoffer of zei dat het zo weer over zou zijn.
Het voorgaande, mede gelet op de kwetsbaarheid en/of kwetsbare positie van de jongens ten opzichte van de verdachte, in onderling verband en samenhang bezien, leidt tot de slotsom dat sprake was van dwang, zoals in de aanhef is gedefinieerd.
Het verweer van de raadsman op dit onderdeel ten aanzien van de verschillende slachtoffers wordt dan ook verworpen.
Feit 2 ten aanzien van [slachtoffer 2] : schakelbewijs
De raadsman heeft verzocht geen gebruik te maken van zogeheten schakelbewijs, enerzijds omdat de ten laste gelegde gedragingen niet specifiek genoeg zijn om schakelbewijs te kunnen toepassen en anderzijds omdat schakelbewijs in strijd is met de wet en het (Europese) recht, met name inzake de onschuldpresumptie.
De advocaat-generaal heeft betoogd dat de rechtbank op juiste gronden gebruik heeft gemaakt van schakelbewijs en dat het hof op gelijke wijze dient te beslissen.
Standpunt van het hof
Van schakelbewijs is sprake indien de rechter voor het bewijs van een feit gebruik maakt van de bewezenverklaring van een ander feit en/of de daaraan ten grondslag gelegde bewijsmiddelen in het geval de door de verdachte gehanteerde modus operandi bij die feiten in essentie dezelfde is.
Het hof stelt voorop dat geen (verdrags)rechtelijke regeling zich verzet tegen het gebruik van schakelbewijs, mits hierdoor geen inbreuk wordt gemaakt op de in de internationale verdragen verankerde mensenrechten.
Uit de verklaringen van de overige slachtoffers en van de verdachte, in onderling verband en samenhang bezien, blijkt de modus operandi die de verdachte hanteerde bij het door hem gepleegde seksuele misbruik: de slachtoffers betroffen allen jongens die aanmerkelijk jonger waren dan de verdachte en die om verschillende redenen kwetsbaar waren en/of zich in een kwetsbare positie bevonden, de verdachte verschafte de jongens onderdak, een werk- of stageplek, een klein inkomen, eten, drank en/of weed, hij wierp zich op als redder in nood, als degene die (in tegenstelling tot hun ouders of instanties) het beste met de jongens voorhad en maakte hen op deze wijze van hem afhankelijk. In dit door de verdachte opzettelijk gesponnen web beland, werden de jongens door de verdachte op verschillende slinkse wijzen gebracht tot (het dulden van) seksuele handelingen. Voorbeelden hiervan zijn: het voorspiegelen van enorme inkomsten in de porno industrie en het doen geloven dat sprake was van een seksueel overdraagbare aandoening die enkel door penetratie van de anus van de verdachte kon worden genezen.
Naar het oordeel van het hof is deze modus operandi dermate onderscheidend dat zonder schending van de onschuldpresumptie of enig ander mensenrecht de andere bewezenverklaarde feiten en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen voor het bewijs van feit 2 kunnen worden gebruikt.
Het voorgaande brengt mee dat de aangifte van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen en dat het seksuele misbruik van [slachtoffer 2] , zoals onder 2 ten laste gelegd, wettig en overtuigend bewezen is.
Daarvoor is met name van belang dat hetgeen [slachtoffer 2] omtrent de door de verdachte gehanteerde handelwijze leidend naar het seksuele misbruik heeft verklaard, vrijwel naadloos past in de beschreven modus operandi. Immers: de verdachte was de stagebegeleider en werkgever van [slachtoffer 2] , een minderjarige leerling van de [school] voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen, [slachtoffer 2] kreeg van de verdachte dagelijks een vergoeding voor zijn werkzaamheden en de verdachte wist dat de moeder van [slachtoffer 2] aanzienlijke schulden had. In deze situatie opperde de verdachte de mogelijkheid voor [slachtoffer 2] om in de porno industrie te gaan werken, met welke werkzaamheden [slachtoffer 2] aanzienlijke geldbedragen zou kunnen verdienen. Voorwaarde was wel dat [slachtoffer 2] moest worden ‘ingewerkt’ door de verdachte. [slachtoffer 2] zwichtte en het seksuele misbruik nam een aanvang.
Naast het gegeven dat de geschetste gang van zaken aansluit bij de door de verdachte bij andere slachtoffers gehanteerde modus operandi, hecht het hof belang aan één van de seksuele handelingen die [slachtoffer 2] heeft geschetst: [slachtoffer 2] heeft op verzoek van de verdachte met zijn hand of vuist de verdachte anaal gepenetreerd. Van een dergelijke als zeer specifiek te typeren seksuele handeling was ook sprake tussen de verdachte aan de ene kant en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] aan de andere kant, van welke handeling zich ook een afbeelding in het dossier bevindt. Dat geldt eveneens voor [slachtoffer 3] .
Beslissingen op de verzoeken getuigen te horen
Bij aanvang van de inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep op 11 september 2017 heeft de raadsman verzocht de volgende personen als getuigen te horen:
A. de in de tenlastelegging genoemde aangevers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] .
Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de raadsman betoogd dat uit het door tussenkomst van de raadsheer-commissaris in een studio gehouden verhoor van [slachtoffer 1] blijkt dat (beloofde en uitbetaalde) financiële vergoedingen voor [slachtoffer 1] de enige reden vormden met de verdachte seksuele handelingen te verrichten en dat geen sprake was van (andere) feitelijkheden van de kant van de verdachte die hem brachten tot die seksuele handelingen of waar hij geen weerstand aan kon bieden. De verdediging wenste de genoemde personen te horen over onder meer “de stelling van die [slachtoffer 1] dat geld het enige was waardoor zij seksuele handelingen met cliënt hebben verricht”.
de in het dossier voorkomende getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] .
De raadsman heeft hier aangevoerd dat uit voormeld verhoor van [slachtoffer 1] volgt dat zij aanwezig waren bij diverse foto- en/of filmopnamen (van seksuele handelingen) of daaraan hebben deelgenomen, zodat zij uit eigen waarneming kunnen verklaren dat er niets tegen hun wil of tegen de wil van de in de tenlastelegging genoemde aangevers is gebeurd.
[getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] .
Zij dienden volgens de raadsman te worden gehoord omdat zij volgens de verklaring van [getuige 7] bij de raadsheer-commissaris kunnen verklaren over de betrouwbaarheid van onder anderen [slachtoffer 1] .
De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen inwilliging van de verzoeken.
Op 13 september 2017 heeft het hof als zijn voorlopige beslissingen en overwegingen medegedeeld:
A. het verzoek de genoemde personen ( [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] ) te horen, berust op de stelling dat financiële vergoedingen voor [slachtoffer 1] de enige reden vormden met de verdachte seksuele handelingen te verrichten. Deze stelling mist feitelijke grondslag, nu [slachtoffer 1] in bedoeld verhoor, evenals in eerdere verhoren, te kennen heeft gegeven dat ook andere omstandigheden hem noopten tot het plegen/ondergaan van seksuele handelingen met de verdachte. Gelet op de motivering van het verzoek ziet het hof dan ook vooralsnog geen noodzaak de getuigen te horen.
het verzoek [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] als getuigen te horen, wordt eveneens bij gebrek aan noodzaak voorshands afgewezen. Het is geenszins aannemelijk geworden (en ook niet aangevoerd) dat zij bij alle seksuele handelingen van de aangevers met de verdachte aanwezig waren. Zij kunnen niet uit eigen waarneming verklaren over de seksuele handelingen waar zij niet bij aanwezig waren. Voorts heeft te gelden dat de wilsvorming voornamelijk een psychisch proces is en dat in deze zaak moet worden aangenomen dat de gevraagde getuigen niet kunnen verklaren over de wilsvorming bij anderen.
het is aan het hof de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuigen te beoordelen. [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] zijn volgens de verklaring van de verdachte niet aanwezig geweest bij enige seksuele handeling. Gelet op het voorgaande en op de onderbouwing van het verzoek acht het hof het horen van deze getuigen niet noodzakelijk.
Nader beraad in raadkamer, na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting, heeft het hof niet gebracht tot andere overwegingen en beslissingen, zodat het hof ook thans nog van oordeel is dat het horen van de verzochte getuigen niet noodzakelijk is.
Ten aanzien van de onder B genoemde getuigen voegt het hof aan de motivering nog toe dat blijkens het dossier de dwang en manipulatie van de kant van de verdachte enerzijds en de weerstand en het verzet van de kant van de aangevers tegen de handelingen van de verdachte anderzijds deel uitmaakten van een, zich grotendeels onder de oppervlakte afspelende, psychische dynamiek die onopgemerkt kon blijven voor anderen, aan wie de strekking van hetgeen zich afspeelde derhalve zou zijn ontgaan. Tegen die achtergrond heeft te gelden dat, indien de onder B genoemde getuigen – voor zover zij seksuele handelingen van de verdachte met één of meer van de aangevers hebben waargenomen en daaraan eventueel zelf hebben deelgenomen – zouden verklaren dat die seksuele handelingen op vrijwillige basis plaatsvonden, het hof geen ontlastende betekenis aan hun waarneming kan toekennen voor zover die betrekking heeft op genoemde psychische dynamiek tussen de verdachte en anderen dan henzelf.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4, 5 primair, 6 subsidiair, 7 primair, 8 subsidiair en 9 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair (zaaksdossier 1 – [slachtoffer 1] ):
A:
hij op tijdstippen in de periode van 9 november 2012 tot en met 1 augustus 2014 [pleegplaats] , telkens door feitelijkheden [slachtoffer 1] , [geboortedatum] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] , hebbende verdachte zijn penis in de anus van [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en zich laten pijpen door [slachtoffer 1] en bestaande die feitelijkheden hierin dat
- er een aanzienlijk leeftijdsverschil en geestelijk niveauverschil was tussen verdachte en [slachtoffer 1] ,
onder andere veroorzaakt door een autistische stoornis (het Asperger syndroom), ADHD en een laag zelfbeeld bij [slachtoffer 1] en dat [slachtoffer 1] speciaal onderwijs volgde, waardoor verdachte een geestelijk overwicht had op [slachtoffer 1] en
- [slachtoffer 1] zich in een afhankelijke positie bevond ten opzichte van verdachte doordat verdachte de werkgever en/of stagebegeleider was van [slachtoffer 1] en doordat [slachtoffer 1] door zijn ouders op straat was gezet en voor woonruimte, geld, levensonderhoud en verdovende middelen (weed) afhankelijk was van verdachte, waarbij verdachte tevens een dwingende en overheersende houding aannam en
- verdachte (psychisch) overwicht op [slachtoffer 1] had verworven en de wil van [slachtoffer 1] heeft gemanipuleerd doordat verdachte een wig had gedreven tussen [slachtoffer 1] en zijn ouders en door de belofte dat [slachtoffer 1] zeer veel geld zou kunnen gaan verdienen in de porno-industrie als hij door verdachte was ingewerkt en
aldus voor [slachtoffer 1] een (psychisch) bedreigende situatie heeft doen ontstaan waarin hij zich niet kon verzetten/onttrekken tegen/aan die handelingen
en
B:
hij op tijdstippen in de periode van 9 november 2012 tot en met 1 augustus 2014 [pleegplaats] , door feitelijkheden, bestaande hierin dat
- er een aanzienlijk leeftijdsverschil en geestelijk niveauverschil was tussen verdachte en [slachtoffer 1] , onder andere veroorzaakt door een autistische stoornis (het Asperger syndroom), ADHD en een laag zelfbeeld bij [slachtoffer 1] en dat [slachtoffer 1] speciaal onderwijs volgde, waardoor verdachte een geestelijk overwicht had op [slachtoffer 1] en
- [slachtoffer 1] zich in een afhankelijke positie bevond ten opzichte van verdachte doordat verdachte de werkgever en/of stagebegeleider was van [slachtoffer 1] en doordat [slachtoffer 1] door zijn ouders op straat was gezet en voor woonruimte en geld en levensonderhoud en verdovende middelen (weed) afhankelijk was van verdachte, waarbij verdachte tevens een dwingende en overheersende houding aannam en
- verdachte (psychisch) overwicht op [slachtoffer 1] had verworven en de wil van die [slachtoffer 1] heeft gemanipuleerd doordat verdachte een wig had gedreven tussen [slachtoffer 1] en zijn ouders en door de belofte dat [slachtoffer 1] zeer veel geld zou kunnen gaan verdienen in de porno-industrie als hij door verdachte was ingewerkt en
aldus voor [slachtoffer 1] een (psychisch) bedreigende situatie heeft doen ontstaan waarin hij zich niet kon verzetten/onttrekken tegen/aan die handelingen,
[slachtoffer 1] , [geboortedatum] , heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, te weten:
- het pijpen van [slachtoffer 1] door verdachte en
- de penis van die [slachtoffer 1] in verdachtes anus laten duwen en/of brengen en
- de hand of vuist van die [slachtoffer 1] in verdachtes anus laten duwen en/of brengen.
2 primair (zaaksdossier 2 – [slachtoffer 2] ):
hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2011 tot en met 1 februari 2012 te [pleegplaats] telkens door feitelijkheden [slachtoffer 2] , [geboortedatum] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2] , hebbende verdachte:
- zijn penis in de anus van [slachtoffer 2] geduwd en/of gebracht en
- de hand of vuist van [slachtoffer 2] in zijn, verdachtes, anus laten duwen en/of brengen
en bestaande die feitelijkheden hierin dat:
- er een aanzienlijk leeftijdsverschil en geestelijk niveauverschil was tussen verdachte en [slachtoffer 2] , onder andere veroorzaakt doordat [slachtoffer 2] bijzonder onderwijs volgde, snel beïnvloedbaar was en ADHD en een laag zelfbeeld heeft, waardoor verdachte een geestelijk overwicht had op [slachtoffer 2] en
- [slachtoffer 2] zich in een afhankelijke positie bevond ten opzichte van verdachte doordat verdachte de werkgever en/of stagebegeleider was van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 2] voor levensonderhoud afhankelijk was van verdachte, waarbij verdachte tevens een dwingende en overheersende houding aannam en
- verdachte (psychisch) overwicht op [slachtoffer 2] had verworven en de wil van [slachtoffer 2] heeft gemanipuleerd doordat verdachte [slachtoffer 2] beloofd had zeer veel geld te kunnen gaan verdienen in de porno-industrie als hij door verdachte was ingewerkt, terwijl verdachte wist dat [slachtoffer 2] zijn moeder wilde helpen in verband met schuldenproblematiek bij die moeder en
aldus voor die [slachtoffer 2] een psychisch bedreigende situatie heeft doen ontstaan waarin hij zich niet kon verzetten/onttrekken tegen/aan die handelingen.
3 primair (zaaksdossier 3 – [slachtoffer 3] ):
hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2012 tot en met 20 januari 2015 [pleegplaats] , door feitelijkheden, te weten
- een aanzienlijk leeftijdsverschil en geestelijk niveauverschil tussen verdachte en [slachtoffer 3] , onder andere veroorzaakt door een pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO en ADHD en een stoornis in de impulsbeheersing en een laag zelfbeeld, waardoor verdachte een geestelijk overwicht had op [slachtoffer 3] en
- verdachte (psychisch) overwicht op [slachtoffer 3] had verworven en de wil van [slachtoffer 3] heeft gemanipuleerd doordat verdachte een wig had gedreven tussen [slachtoffer 3] en zijn ouders en verdachte een aandoening bij [slachtoffer 3] had voorgewend en [slachtoffer 3] had voorgehouden dat door seksueel contact die aandoening kon genezen,
[slachtoffer 3] , [geboortedatum] , heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, te weten:
- de penis van [slachtoffer 3] in verdachtes anus laten duwen en/of brengen en
- het pijpen van [slachtoffer 3] door verdachte en
- de hand of vuist van [slachtoffer 3] in verdachtes anus laten duwen en/of brengen en
- met verdachtes hand de penis van [slachtoffer 3] vastpakken en aftrekken.
4 ( zaaksdossier 4 – [slachtoffer 4] ):
hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2012 tot en met 23 mei 2013 [pleegplaats] door feitelijkheden [slachtoffer 4] , [geboortedatum] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 4] , hebbende verdachte:
- zijn penis en vingers in de anus van [slachtoffer 4] geduwd en/of gebracht
- de penis van [slachtoffer 4] in zijn, verdachtes, anus laten duwen en/of brengen en/of
- [slachtoffer 4] gepijpt en/of
- de hand of vuist van [slachtoffer 4] in zijn, verdachtes, anus laten duwen en/of brengen en/of
- met zijn, verdachtes, hand de penis van [slachtoffer 4] vastgepakt en afgetrokken,
en bestaande die feitelijkheden hierin dat:
- er een aanzienlijk leeftijdsverschil en geestelijk niveauverschil was tussen verdachte en [slachtoffer 4] , waardoor verdachte een geestelijk overwicht had op [slachtoffer 4] en
- [slachtoffer 4] zich in een afhankelijke positie bevond ten opzichte van verdachte doordat verdachte de werkgever was van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 4] voor levensonderhoud en woonruimte en verdovende middelen (weed) afhankelijk was van verdachte, waarbij verdachte een dwingende en overheersende houding aannam en
- verdachte (psychisch) overwicht op [slachtoffer 4] had verworven en de wil van [slachtoffer 4] heeft gemanipuleerd doordat verdachte een wig had gedreven tussen [slachtoffer 4] en zijn ouders en doordat verdachte [slachtoffer 4] heeft voorgehouden dat hij zeer veel geld zou kunnen gaan verdienen in de porno-industrie als hij door verdachte was ingewerkt, terwijl verdachte wist dat die [slachtoffer 4] in financiële problemen verkeerde en
aldus voor die [slachtoffer 4] een psychisch bedreigende situatie heeft doen ontstaan waarin [slachtoffer 4] zich niet kon verzetten tegen of onttrekken aan die handelingen.
5 primair (zaaksdossier 5 – [slachtoffer 5] ):
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 20 januari 2015 [pleegplaats] door feitelijkheden, te weten een aanzienlijk leeftijdsverschil en geestelijk niveauverschil tussen verdachte en [slachtoffer 5] , onder andere veroorzaakt door PDD-NOS en ADD bij [slachtoffer 5] , waardoor
verdachte (psychisch) overwicht op [slachtoffer 5] had verworven en [slachtoffer 5] zich in een afhankelijke positie bevond ten opzichte van verdachte en verdachte de wil van [slachtoffer 5] heeft gemanipuleerd doordat verdachte een wig had gedreven tussen [slachtoffer 5] en zijn ouders en hulpverlening en doordat verdachte [slachtoffer 5] had beloofd zeer veel geld te kunnen gaan verdienen in de porno-industrie als hij door verdachte was ingewerkt en [slachtoffer 5] onder invloed van alcohol en verdovende middelen (weed) verkeerde, waarbij verdachte tevens een dwingende en overheersende houding aannam,
[slachtoffer 5] , [geboortedatum] , heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten telkens het pijpen van [slachtoffer 5] door verdachte.
6 subsidiair (zaaksdossier 6 – [slachtoffer 6] ):hij op tijdstippen in de periode van 6 september 2014 tot en met 1 december 2014 [pleegplaats] , telkens met [slachtoffer 6] , [geboortedatum] , van wie verdachte wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, immers was [slachtoffer 6] onder invloed van alcohol die door verdachte aan [slachtoffer 6] verstrekt was en verkeerde [slachtoffer 6] in een slaaptoestand, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten telkens het pijpen van [slachtoffer 6] door verdachte.
7 primair (zaaksdossier 7 – [slachtoffer 7] ):
hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 15 december 2014 [pleegplaats] , door feitelijkheden, bestaande hierin dat
- er een aanzienlijk leeftijdsverschil en geestelijk niveauverschil was tussen verdachte en [slachtoffer 7] , waardoor verdachte een geestelijk overwicht had op [slachtoffer 7] en
- [slachtoffer 7] zich in een afhankelijke positie bevond ten opzichte van verdachte doordat verdachte de werkgever was van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 7] voor levensonderhoud en verdovende middelen (weed) afhankelijk was van verdachte, waarbij verdachte tevens een dwingende en overheersende houding aannam en
- verdachte (psychisch) overwicht op [slachtoffer 7] had verworven en de wil van [slachtoffer 7] heeft gemanipuleerd doordat verdachte [slachtoffer 7] heeft voorgehouden dat hij zeer veel geld zou kunnen gaan verdienen in de porno-industrie als hij door verdachte was ingewerkt, terwijl verdachte wist dat [slachtoffer 7] in financiële problemen verkeerde en doordat verdachte aan die [slachtoffer 7] alcohol en verdovende middelen (weed) had verstrekt en
aldus voor die [slachtoffer 7] een psychisch bedreigende situatie heeft doen ontstaan waarin hij zich niet kon verzetten/onttrekken tegen/aan die handelingen
[slachtoffer 7] , [geboortedatum] , heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, te weten:
- het pijpen van die [slachtoffer 7] door verdachte en
- met verdachtes hand de penis van die [slachtoffer 7] vastpakken en aftrekken en
- [slachtoffer 7] met zijn penis de verdachte anaal laten penetreren en
- verdachtes vingers in de anus van die [slachtoffer 7] duwen en brengen.
8 subsidiair (zaaksdossier 8 – [slachtoffer 8] ):hij op tijdstippen in de periode van 1 september 2014 tot en met 1 december 2014 [pleegplaats] , telkens met [slachtoffer 8] , [geboortedatum] , van wie verdachte wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, immers was [slachtoffer 8] onder invloed van verdovende middelen (weed) en/of alcohol die door verdachte aan [slachtoffer 8] verstrekt was en verkeerde [slachtoffer 8] in slaaptoestand, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten telkens het pijpen van [slachtoffer 8] door verdachte.
9 ( zaaksdossier 11 – bezit/vervaardigen kinderporno):
hij op tijdstippen in de periode van 9 november 2011 tot en met 20 januari 2015 [pleegplaats] , afbeeldingen, te weten foto's en/of video's en/of films en gegevensdragers bevattende afbeeldingen, te weten SD-kaarten, heeft vervaardigd en in bezit gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten
- [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] en
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] en
- [slachtoffer 9] , geboren op [geboortedatum] en
- [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedatum] ,
was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
- het oraal penetreren van de penis van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt ( [slachtoffer 1] , bestandsnaam [nummer] , strafdossier pagina 445 en [slachtoffer 5] , bestandsnaam [nummer] , strafdossier pagina 1074) en
- het anaal penetreren van het lichaam van een persoon door de penis en hand/vuist van [slachtoffer 3] , die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt ( [slachtoffer 3] , bestandsnaam [nummer] strafdossier pagina 1315 en [nummer] ) en
- het betasten en aanraken van de geslachtsdelen of de billen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 1] , die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt ( [slachtoffer 3] bestandsnaam [nummer] strafdossier pagina 1315; [slachtoffer 9] bestandsnaam [nummer] strafdossier pagina 1316 en [slachtoffer 1] bestandsnaam [nummer] strafdossier pagina 445) en
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 1] , die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet hebben bereikt, waarbij deze personen poseren in erotisch getinte houdingen en door het camerastandpunt en de pose nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen en/of billen in beeld gebracht worden, waarbij de afbeeldingen aldus een onmiskenbaar seksuele strekking hebben en strekken tot seksuele prikkeling ( [slachtoffer 3] , bestandsnaam [nummer] strafdossier pagina 1315 en/of [nummer] strafdossier pagina 1315; [slachtoffer 5] , bestandsnaam [nummer] en/of [nummer] strafdossier pagina 1074, en [slachtoffer 1] , bestandsnaam [nummer] , strafdossier pagina 444),
van welk feit verdachte toen en daar een gewoonte heeft gemaakt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
verkrachting, meermalen gepleegd
en
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Het onder 2 primair en 4 levert op:
telkens:
verkrachting, meermalen gepleegd.
3 primair, 5 primair en 7 primair bewezen verklaarde levert op:
telkens:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Het onder 6 subsidiair en 8 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
telkens:
met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Het onder 9 bewezen verklaarde levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen en maatregelen
De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair, 2 primair,
3 primair, 4, 5 primair, 6 subsidiair, 7 primair, 8 subsidiair en 9 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd en beslissingen gegeven over de inbeslaggenomen voorwerpen als in het vonnis weergegeven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4, 5 primair, 6 subsidiair, 7 primair, 8 subsidiair en 9 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest en onttrekking aan het verkeer en verbeurdverklaring van inbeslaggenomen voorwerpen. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Gevangenisstraf
De verdachte heeft in een periode van een aantal jaren jongens in de leeftijd van 12 tot 21 jaar seksueel misbruikt, sommigen vele malen en gedurende een lange periode. De aard van het misbruik van de jongeren varieerde van het stimuleren van geslachtsdelen, het pijpen van en het zich laten pijpen door de jongere; het over en weer aftrekken tot penetratie van de anus van de jongere en het zich in de anus laten penetreren door de penis of de hand/vuist van de jongere en in een enkel geval door de samengevouwen handen van twee jongens.
De verdachte heeft de slachtoffers in een situatie gebracht dat zij niet in staat waren zich te onttrekken aan zijn (ook bizarre) seksuele handelingen. Hij wierp zich op als zogenaamde stagebegeleider, liet de slachtoffers in dat kader voor hem werken [werkzaamheden] en voorzag hen van alcohol en weed. De slachtoffers waren (zeer) kwetsbare jongens, die verkeerden in een fragiele fase van hun persoonlijke ontwikkeling.
Sommigen zaten op een school voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen en/of waren door hun ouders het huis uit gezet. Bij een aantal jongens was een of meer stoornissen vastgesteld.
De verdachte maakte gebruik van conflicten tussen de jongens en hun ouders en dreef die verder op de spits. Zijn gebruikelijke optreden ten opzichte van zijn slachtoffers (en bij sommigen ook hun ouders) bestond uit manipuleren, overheersen, kleineren, bedriegen en beangstigen.
In een aantal gevallen maakte hij misbruik van de door alcohol- en/of weedgebruik verminderde staat van bewustzijn van de jongens teneinde met hen seksuele handelingen te kunnen verrichten.
Hij had het jongste slachtoffer wijsgemaakt dat deze leed aan [aandoening] , welke aandoening alleen te genezen zou zijn doordat de jongen met zijn penis de verdachte penetreerde in de anus, waar de verdachte vooraf zogenaamd medicatie had ingebracht.
De verdachte liet zich niet door pijn of angsten van de jongens weerhouden om zijn seksuele behoeften te bevredigen, ook niet als zij duidelijk te kennen gaven het niet te willen. De verdachte heeft hiermee het welzijn van de bij hem verblijvende jongens volstrekt ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn seksuele behoeften. Hij heeft ter terechtzitting er geen blijk van gegeven dat hij beschikt over empathisch vermogen en heeft zich zeer externaliserend opgesteld. Het hof komt hierop nog terug bij de bespreking van de over de verdachte uitgebrachte rapporten.
Door aldus te handelen heeft de verdachte de lichamelijke en seksuele integriteit van deze jongeren op zeer ernstige wijze geschonden en laten zien dat hij niet terugschrikt voor zeer normoverschrijdend gedrag. Bovendien heeft de verdachte in veel gevallen foto- en filmbeelden van het door hem gepleegde misbruik gemaakt of laten maken door zijn slachtoffers. Hij heeft de slachtoffers hiertoe voorgehouden, dat zij heel veel geld konden verdienen in de porno industrie en dat hij hen moest inwerken.
Het is algemeen bekend dat seksueel misbruik gedurende lange tijd zeer schadelijke psychische gevolgen voor de slachtoffers kan hebben. Dat geldt temeer voor slachtoffers die al zeer kwetsbaar waren. Uit hun verklaringen blijkt de enorme impact die het misbruik op hun leven heeft gehad en nog steeds heeft, met name op relationeel vlak. Hoewel door of namens sommige slachtoffers is verklaard dat het nu redelijk goed met hen gaat, betekent dat naar het oordeel van het hof geenszins dat zij het seksuele misbruik inmiddels hebben “verwerkt”. Het heeft er veeleer de schijn van dat zij de periode van het misbruik achter zich willen laten, omdat het te pijnlijk is daaraan herinnerd te worden of daarover te praten. Illustratief en ook schrijnend in dat verband is, dat sommige slachtoffers er in verhoren moeite mee blijken te hebben hun emoties over wat de verdachte hun heeft aangedaan te verenigen met hun wens stoer over te komen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 augustus 2017
is hij in 2003 veroordeeld tot een langdurige, deels voorwaardelijke gevangenisstraf ter zake van het gedurende een lange periode vervaardigen en in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen, alsmede het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met – kort gezegd – wilsonbekwame slachtoffers (artikel 247 Sr). Dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw dergelijke strafbare feiten te plegen, hetgeen voor het hof zwaar in het nadeel van de verdachte meeweegt.
In strafmatigende zin houdt het hof rekening met het advies van het Pieter Baan Centrum (PBC), neergelegd in diens nader te bespreken rapport van 19 augustus 2015, welk advies inhoudt de feiten aan de verdachte slechts in verminderde mate toe te rekenen.
Dit laatste laat echter onverlet dat niet kan worden volstaan met een gevangenisstraf van kortere duur dan die welke is gevorderd, nu alleen daarmee voldoende recht wordt gedaan aan de ernst van de feiten. Deze gevangenisstraf zal dan ook worden opgelegd.
TBS met dwangverpleging
De rechter kan de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) opleggen, indien is voldaan aan de in artikel 37a Sr gestelde voorwaarden. Eén van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.
Daarnaast dient het door de verdachte begane feit (voor zover in deze zaak van belang) een misdrijf te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. Indien het gevaar voor recidive van ernstige aard is, kan tevens worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b lid 1 Sr).
Voor oplegging van de TBS-maatregel is tevens vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht. Dit advies mag in beginsel niet eerder dan een jaar vóór de aanvang van de terechtzitting zijn opgemaakt, tenzij de verdachte en het openbaar ministerie instemmen met het gebruik daarvan. Voormeld vereiste geldt niet in het geval de verdachte geweigerd heeft medewerking te verlenen aan het onderzoek naar zijn geestvermogens (artikel 37 lid 2 en 3 juncto artikel 37a lid 3 Sr).
De verdachte was van 5 mei 2015 tot 16 juni 2015 opgenomen in het PBC ten behoeve van een onderzoek naar zijn geestvermogens, hetgeen heeft geresulteerd in een rapport van 19 augustus 2015, opgemaakt door klinisch psycholoog A.F.H. van Overveld en psychiater T. den Boer. De verdachte heeft in het PBC medegedeeld dat hij niet zou medewerken aan het onderzoek. Niettemin is uit gesprekken met hem en uit observaties van zijn gedrag in het PBC en uit de overige gegevens over de verdachte die bij het PBC voorhanden waren, zoveel informatie beschikbaar gekomen, dat het PBC in staat was een uitvoerige beschrijving van de persoonlijkheid van de verdachte te geven. De in het rapport neergelegde bevindingen houden onder meer het volgende in:
Diagnose
Betrokkene heeft een ernstig verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling doorgemaakt. Zijn persoonlijkheidsproblematiek is te classificeren als een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken. De familiale context waarin betrokkene opgroeide, kenmerkte zich door een verwaarlozend, misbruikend en gewelddadig karakter. De integriteit van lichaamsgrenzen werd op verschillende wijzen geschonden, terwijl deze schendingen binnen de context waarin betrokkene opgroeide als normaal werden gezien. Geweld, onvoorspelbaarheid, de noodzaak dit geweld meermalen te ontvluchten en tenslotte de noodzaak voor uithuisplaatsing, vormden het palet van de kindertijd van betrokkene, die de noodzakelijke veiligheid en sturing ook niet vond (of kon ervaren) binnen de instellingen waar hij werd geplaatst. Daar werd gesproken van ernstige gedragsproblematiek die, terugkijkend, voldoet aan de criteria voor een gedragsstoornis.
Vanaf zijn 21e levensjaar, kort na zijn leven in instellingen, leidde betrokkene enige tijd een zwervend bestaan. Van een langdurige en aangepaste sociaal-maatschappelijke inbedding is het nooit gekomen.
Betrokkene koestert achterdocht jegens intenties van instanties, kan zich niet daadwerkelijk verbinden met de ander, gebruikt de ander om zijn eigen beeld van grootsheid te bevestigen en geeft geen zicht op daadwerkelijke empathie. Betrokkene stelt zich op als zelfstandig en onafhankelijk, terwijl hij in werkelijkheid een van anderen afhankelijk leven leidt, ook leidend tot schade voor anderen. Hij presenteert de werkelijkheid op een fors van de waarheid afwijkende wijze. Deze waarheidsverdraaiing staat steeds in het teken van het als groots afschilderen van zichzelf, terwijl hij de realiteit die heel wat minder rooskleurig is, niet kan toelaten. Hierin wordt onvermogen gezien de omringende werkelijkheid te verdragen en te integreren in de eigen beleving. Dit is tekenend voor ernstige persoonlijkheidsproblematiek, waarbij eigen identiteit diffuus en afhankelijk van de omgeving is, waardoor deze omgeving gebruikt of gemanipuleerd wordt ter ondersteuning en bevestiging van het zelfgevoel. Betrokkene gaat ver in het anders presenteren van de werkelijkheid, ook op een wijze die voor een belangrijk deel bewust is. In dat kader wordt verwezen naar het in 2003 aangeven van het hebben van kanker, ondanks het feit dat hiervoor geen evidentie werd gevonden.
Het toen en ook nu presenteren van ernstige klachten ten gevolge van epilepsie, voor familie onbekend, wordt door onderzoekers ook onder deze categorie geplaatst. Tevens besprak hij in gesprek met zijn partner (hof: bij een bezoek van haar aan de verdachte in het PBC) opnieuw het hebben van kanker, een aandoening waarvoor tijdens lichamelijk onderzoek geen evidentie gevonden werd.
De voor realiteit en kritiek van anderen kwetsbare persoonlijkheid gaat bij betrokkene niet hand in hand met een in gedrag naar voren komend impulscontroleprobleem. Dit vormt een verklaring voor het feit dat betrokkene, ondanks zijn egocentrische opstelling en onvermogen rekening met anderen te houden, beperkt met politie en justitie in aanraking is gekomen. Hij kan zijn gedrag beheersen en reguleren, hoewel hij hier in het spreken meer moeite mee lijkt te hebben.
Ondanks een (matige) beheersing van het gedrag, voldoet betrokkene aan de criteria van psychopathie volgens het concept van Hare. Met name worden bij betrokkene defectueuze, affectief beperkte sociale vaardigheden opgemerkt. Dit leidt ertoe dat hij sterk verminderd geremd wordt in het gebruik maken van anderen op een wijze die ten koste gaat van het welbevinden van de anderen, ondanks de zelfpresentatie en de boodschap van betrokkene dat hij opkomt voor minderbedeelden, zoals naar voren komt in zijn werk voor [werk] .
De opstelling van betrokkene tijdens dit onderzoek heeft verhinderd zicht te krijgen op zijn beleving van seksualiteit. Zowel zijn seksuele drive als zijn seksuele voorkeur zijn onbekend gebleven. Eerder onderzoek in het PBC (hof: in 2003) leidde niet tot de vaststelling dat sprake was van pedofilie. Een eerdere veroordeling (hof: na bedoeld PBC-onderzoek in 2003) betrof onder meer seksuele handelingen met jongens boven de 12 jaar. Indien de tenlastegelegde feiten bewezen geacht worden, is opnieuw sprake van ontuchtige handelingen met psychisch kwetsbare jongens die de leeftijd van 18 nog niet hadden bereikt.
De seksuele handelingen werden gefaciliteerd door of gingen gepaard met: verleiding, dreiging en misleiding, binnen een context van afhankelijkheid: betrokkene vervulde een rol als stagebegeleider.
De tenlastelegging beschrijft verder seksuele handelingen met en door betrokkene. Hierin komen het machtselement, inherent aan de positie als stagebegeleider, de vorm van verleiding (beloven van ‘gouden bergen’) en de vorm van misleiding (het vertellen van onwaarheden) naar voren. Deze werkwijze paste betrokkene eerder in 2002 ook toe. In de huidige tenlastelegging komt tevens het creëren van een voor deze seksuele handelingen geschikte omgeving naar voren.
Het gebrek aan door hemzelf aangevoelde interpersoonlijke grenzen, wijst daarbij op een diffuse en gestoorde seksualiteitsbeleving, gericht op eigenbelang. Dit aspect komt overeen met de sterke gerichtheid op eigenbelang ten koste van de ander als kenmerk van de geconstateerde persoonlijkheidsstoornis.
Of sprake is van parafilie kan, gezien het ontbreken van zicht op belevingsaspecten bij betrokkene, niet vastgesteld of ontkend worden.
Toerekenbaarheid
De geschetste persoonlijkheidsproblematiek, waarvan de seksualiteit een onderdeel
uitmaakt, vormt een duurzaam patroon in het functioneren van betrokkene en was dan ook
aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Betrokkene ontkent de tenlastegelegde feiten niet integraal. De wijze waarop betrokkene hierover spreekt, toont het gebrek aan aanvoelen van natuurlijke grenzen rondom seksualiteit. Betrokkene lijkt zich niet te realiseren dat (ook al zou een jongere de leeftijd van 18 gepasseerd zijn) het feit dat hij in een rol van stagebegeleider seksuele handelingen verrichtte of deze op film vastlegde bij deze jongeren, voor de luisteraar als grensoverschrijdend overkomt. Hierin wordt geen strategische opstelling, maar een gevolg van een ernstige defectueuze seksuele ontwikkeling gezien, samenhangend met een zeer verstoord (seksueel) ontwikkelingsmilieu. Betrokkene voelt natuurlijke seksuele grenzen niet als vanzelfsprekend aan.
In het handelen van betrokkene, indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht, wordt daarnaast een sterke dubbelheid gezien: enerzijds werpt betrokkene zich op als hoeder van jongeren, die door onkunde van ouders en problemen op school in de problemen dreigen te raken. Betrokkene biedt hun een stageplek, onderdak en allerlei voordelen aan. Betrokkene ervaart zichzelf hierin als grootmoedig, hetgeen hij ook duidelijk verwoordt. Anderzijds gaat hij tegen de afspraken met school in door deze jongeren geld aan te bieden, waardoor hij hen aan zich bindt. Verder wijdt hij deze jongeren in de wereld van de pornografie in op een wijze die vergelijkbaar is met de wijze van handelen, waarvoor hij in 2002 veroordeeld werd. Hij gebruikt deze jongeren voor eigen gewin, seksueel of financieel. De ernstige persoonlijkheidspathologie, met gebrekkige empathie, egocentrisme, verdraaiing van de werkelijkheid, manipulatie en gevoelens van grootsheid, maken het betrokkene gemakkelijk over grenzen van anderen te gaan, zonder hier innerlijk last van te hebben. Zijn achtergrond, waarin grenzeloosheid regel was, maakt daarnaast dat betrokkene minder gehinderd wordt door het idee een grens over te gaan. Hij laat zich nauwelijks iets gelegen liggen aan de mening van anderen (lees: de maatschappij), een aspect dat gezien kan worden als een uitvloeisel van zijn grootheidsdenken enerzijds en zijn negatieve houding jegens de maatschappij, zijn antisociale instelling, anderzijds. Maatschappelijk aanvaarde normen en gewoonten maken dan ook nauwelijks indruk op betrokkene. Dit alles leidt ertoe dat betrokkene verminderd vanuit zichzelf geremd wordt in zijn grensoverschrijdend handelen, terwijl daarnaast verstoorde seksualiteit een drijvende rol heeft gespeeld in de daadwerkelijke totstandkoming hiervan. Deze verstoorde seksualiteit behelst onder meer de aanwezigheid van een machtsverhouding, grenzeloosheid, het niet aanvoelen van gangbare normen en het moedwillig verleiden door middel van geld of andere beloften en misleiden met onwaarheden.
Onderzoekers achten de persoonlijkheidsstoornis van betrokkene dermate kleurend voor zijn
gedrag en wijze van in de wereld en ten opzichte van (zwakke) anderen staan, terwijl de gestoorde seksualiteit als onderdeel van zijn gestoorde ontwikkeling deels verklarend is voor de totstandkoming van de tenlastegelegde feiten, indien bewezen geacht, dat geadviseerd wordt hem deze feiten verminderd toe te rekenen.
Kans op recidive
Het recidiverisico ten aanzien van zedendelicten met minderjarigen wordt op korte termijn laag, maar op lange termijn als hoog geschat. Hierin spelen betrokkene’s louter egocentrische gerichtheid, gebrek aan voeling en achting voor de grenzen van anderen een rol, als ook zijn gebrek aan probleembesef en -inzicht en zijn onaanraakbare, rigide, weinig stuurbare houding. Vanuit zijn krenkbaarheid en behoefte aan positieve aandacht of bewondering en zijn, mede vanuit wantrouwen ingegeven, behoefte aan regie is betrokkene geneigd overwegend machtsongelijke contacten aan te gaan. Hierbij moet zijn kwantitatief en kwalitatief zeer beperkte netwerk in ogenschouw genomen worden, waardoor er weinig sociale of professionele controle en steun bestaat.
Aanbevelingen
Indien de tenlastegelegde feiten bewezen worden geacht, is opnieuw sprake van een langdurige periode van ernstige seksueel grensoverschrijdende handelingen jegens kwetsbare, minderjarige jongens. Betrokkene laat geen enkele openheid zien om te kijken naar eigen problematiek die (deels) verklarend is voor de totstandkoming van deze feiten. Hij ervaart immers geen aan hem verbonden problemen, hetgeen eigen is aan zijn narcistisch gestoorde persoonlijkheids-ontwikkeling. Een belangrijk risico op herhaling van soortgelijke feiten wordt gezien; een risico dat ook gebaseerd is op deze ernstige pathologie. Behandeling hiervoor is noodzakelijk om te komen tot een vermindering van risico op herhaling van dergelijke feiten. Het ontbreken van probleembesef in combinatie met zijn niet toegankelijke houding voor sturing of hulpverlening – begrijpelijk vanuit zijn persoonlijkheid – maakt dat er geen mogelijkheden zijn binnen een voorwaardelijk kader behandeling aan te bieden die noodzakelijk is om te komen tot vermindering van risico op recidive.
De ernst van de pathologie in combinatie met de ernst van de aard van de feiten en het hoge risico op herhaling hiervan, leidt tot het advies betrokkene de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. Tijdens deze maatregel dient behandeling zich te richten op geleidelijke toename van zicht op eigen functioneren, eigen geschiedenis, eigen trauma, maar ook eigen verantwoordelijkheid. Indien betrokkene zich wel bereid zou tonen hulpverlening te aanvaarden, zou deze bereidheid vermoedelijk ernstig op de proef gesteld worden gedurende een dergelijk behandelproces, aangezien betrokkene vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek niet of nauwelijks in staat en welwillend is naar zijn eigen aandeel of eigen problematiek te kijken, terwijl hij sturing van derden niet kan verdragen. Dit betekent dat een voorwaardelijk kader, ook bij een andere verbale presentatie van betrokkene ten aanzien van de noodzaak voor behandeling, door onderzoekers als nauwelijks haalbaar wordt geacht.
A.F.H. van Overveld, de psycholoog die de verdachte in het PBC had onderzocht, heeft op 16 februari 2016 bij de rechter-commissaris, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Als de tenlastegelegde feiten bewezen worden verklaard, zie ik dat de verdachte vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek wederom tot misbruik van jongeren is gekomen. Daarbij speelt opnieuw machtsmisbruik een rol. We hebben een voorwaardelijke TBS overwogen, maar de inschatting is dat de verdachte zich niet aan de voorwaarden wil of kan houden. De verdachte wijt vrijwel geen enkel deel van de problematiek aan zichzelf.
Gelet op de problematiek en de diagnose is sprake van grenzenloosheid in het contact met anderen en ook van het imponeren van anderen. Dat zagen we ook op de afdeling (hof: in het PBC) waar de verdachte verbleef. Er is sprake van gebruik van macht, van verleiden en misleiden.
De realiteitszin van de verdachte is voldoende om te weten wat wel en niet mag. Er is derhalve geen sprake van ontoerekeningsvatbaarheid.
Ik acht de kans van succes van TBS met voorwaarden miniem op basis van wat we nu en in zijn levensloop zien. Ik verwacht niet dat hij zich zal conformeren aan voorwaarden. Ik acht de verdachte met zijn persoonlijkheidsproblematiek niet in staat de kaders van anderen te accepteren.
Wat in de huidige zaak ten opzichte van de vorige zaak (hof: in 2002/2003) opviel was dat het om jongeren in dezelfde leeftijdscategorie ging, dat het ging om kwetsbare jongens en een context werd gecreëerd. Nu was dat op een stageplek, destijds waren het kinderen van een partner.
De verdachte imponeert door het beloven van gouden bergen en zowel toen als nu is sprake van misleiden. Ik zie ook steeds weer machtsongelijkheid; dat ligt in het leeftijdsverschil en in het feit nu dat hij stagebegeleider was. Bij een narcistische persoonlijkheid is macht belangrijk en is het misbruik van kwetsbare personen passend, gelet op het gebrek aan empathie.
T. den Boer, de psychiater die de verdachte in het PBC had onderzocht, heeft op 18 februari 2016 bij de rechter-commissaris, onder meer het volgende verklaard:
Bij de verdachte is sprake van een bijzonder ernstige persoonlijkheidsstoornis, in het bijzonder in relatie tot anderen. Daarin zit een machtselement. Hij maakt gebruik van een ander om zelf emotioneel te kunnen overleven. Deze manier van doen komt meteen naar buiten als je hem ontmoet. Hij kan dat niet tegenhouden. Dat is geen strategie, maar dat is zijn beperking. Hij kent weinig andere mogelijkheden op een andere manier te functioneren. Hij ziet de realiteit om zich heen niet en denkt dat mensen geloven wat hij zegt.
Wij zijn gekomen tot het advies van TBS met dwangverpleging omdat sprake is van een stoornis die leidt tot een risico op herhaling. Het risico wordt groot geacht omdat de verdachte geen andere manier kent vorm aan zijn leven te geven.
Er is een grote kans dat hij weer in dezelfde situatie terechtkomt. Daarnaast heeft hij geen besef dat er iets mis is met hem. Een vrijwillige behandeling komt niet tegemoet aan de manier waarop hij naar zichzelf kijkt en komt onvoldoende tegemoet aan de risico’s zoals wij die taxeren. Een minder intensief kader komt ook onvoldoende tegemoet aan de ernst van de problematiek.
Het gaat in deze zaak, net als bij de feiten waarvoor hij eerder is veroordeeld, om een combinatie van beloven, voorspiegelen met druk en vergaande seksuele handelingen. In beide gevallen ging het om heel fors over grenzen gaan op verschillende manieren en ging het om kwetsbare jongens en jongvolwassenen. Betrokkene doet zich groots voor met grote verhalen die grote indruk op kwetsbare personen maken, waardoor deze worden bewogen tot activiteiten die niet in hun voordeel zijn. Het is voor de verdachte erg nodig dat hij bewonderd kan worden in de grootsheid die hij voelt. Hij beweegt zich daarvoor in een omgeving van personen die hem geloven. In een omgeving met gewone mensen, zoals we hebben gezien in de groep in het PBC, krijgt hij niet wat hij nodig heeft.
U vraagt mij onder welke voorwaarden TBS in een voorwaardelijk kader mogelijk is. Het ligt niet voor de hand dat het de verdachte lukt in te zien dat hij kampt met een probleem. Daar komt bij dat hij zich, door zijn problematiek, niet in een ondergeschikte rol kan plaatsen door zich te laten helpen. Het lijkt mij erg onwaarschijnlijk dat het gaat lukken in een voorwaardelijk kader.
In opdracht van het hof op 23 december 2016 is aanvullend onderzoek gedaan naar de persoonlijkheid van de verdachte. Dit heeft geresulteerd in twee rapporten van onderscheidenlijk GZ-psycholoog
S. Labrijn van 12 mei 2017 en eerdergenoemde T. den Boer van 18 april 2017. Labrijn heeft in haar rapport opgemerkt dat de verdachte niet wilde meewerken aan het onderzoek en zij hem evenmin heeft gesproken, zodat zij de aan haar gestelde vragen niet kon beantwoorden.
Aan het aanvullende onderzoek van T. den Boer wilde de verdachte evenmin meewerken, maar
deze psychiater heeft – met de overweging dat ondanks de weigering van de verdachte mee te werken aan het onderzoek in het PBC voldoende aanknopingspunten werden gevonden om te komen tot een diagnostische beschrijving – in zijn rapport van 18 april 2017 het volgende opgemerkt:
De beschrijving van de persoonlijkheid van de verdachte (hof: in het PBC rapport van 2015) toont grote overeenkomsten met de beschrijving van zijn persoon in het PBC-onderzoek dat in 2002 werd uitgevoerd, hetgeen samenhangt met het duurzame karakter van een persoonlijkheids-stoornis. Hoewel onderzoeker thans geen nieuwe diagnostische informatie heeft door de weigering van de verdachte mee te werken aan het onderzoek, kan gesteld worden dat de persoonlijkheids-problematiek per definitie duurzaam van aard is en dus niet snel in kwaliteit of ernst verandert.
De parallellie tussen de beschrijving in 2002 en in 2015 onderstreept deze visie.
Het hof overweegt op grond van het voorgaande het volgende.
Als vaststaand kan worden aangenomen dat bij de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten sprake was van een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Het beeld dat de PBC-deskundigen van de verdachte hebben geschetst, is op de terechtzittingen van het hof indringend naar voren gekomen. De verdachte gaf er blijk van geen enkel besef te hebben van het grenzeloze van zijn handelen jegens de kwetsbare jongens die hij “begeleidde”, hij liet zich op minachtende en denigrerende wijze over hen (en hun ouders en omgeving) uit, positioneerde zich voortdurend op provocerende wijze als iemand die onmiskenbaar het gelijk aan zijn zijde had, uitte zich neerbuigend en wantrouwend ten opzichte van (overheids)instanties en toonde zich volstrekt niet in staat tot enige reflectie op zijn eigen persoonlijkheid.
De raadsman heeft betoogd dat aan de verdachte geen TBS (met dwangverpleging) dient te worden opgelegd:
n eerdere rapporten (het hof begrijpt dat de raadsman hier doelt op de rapporten van 2002 en 2003) betreffende een oude strafzaak is destijds niet geadviseerd tot oplegging van TBS met dwangverpleging;
het PBC heeft in zijn rapport slechts gebruik gemaakt van oude over de verdachte uitgebrachte rapporten, terwijl de verdachte daarvoor geen toestemming had gegeven;
door de wijze van verkrijging van die oude rapporten is het PBC-onderzoek niet als onafhankelijk en daardoor niet als bruikbaar te beschouwen;
het PBC heeft referenten geraadpleegd met wie de verdachte al jaren geen contact had, waardoor vraagtekens moeten worden geplaatst bij de waarde van de informatie voor de tenlastegelegde periode;
oplegging van TBS (met dwangverpleging) is een te zware sanctie in relatie tot de ernst van de feiten, waarbij immers geen sprake is van dwang en
na de laatste veroordeling van de verdachte heeft hij zijn leven op de rails en beschikt hij dus over zelfredzaamheid.
Het hof stelt voorop dat geen rechtsregel zich ertegen verzet dat het PBC bij de totstandkoming van een rapport gebruik maakt van informatie over de verdachte, al dat niet neergelegd in een eerder over hem opgemaakt rapport waarover het PBC al beschikte. Overigens merkt het hof op dat de omstandigheid dat de door het PBC genoemde rapporten ten aanzien van de verdachte (een rapport uit 2002 van een psycholoog en een PBC-rapport uit 2003) niet behoren tot de stukken van het dossier, geen beletsel is voor het gebruik daarvan door het PBC. In de oude rapporten werd geen TBS met dwangverpleging geadviseerd, hetgeen op zichzelf – gezien de hierboven weergegeven inhoud van de meest actuele rapporten – geen belemmering oplevert thans tot het opleggen van deze maatregel over te gaan.
Geen enkele aanwijzing noopt overigens tot enige twijfel aan de betrouwbaarheid van het PBC-rapport of aan de professionaliteit en onafhankelijkheid van de deskundigen die de verdachte hebben onderzocht. De suggestie dat het bevragen van referenten met wie de verdachte al langere tijd geen contact zou hebben gehad het PBC-rapport onbetrouwbaar maakt, stuit af op het feit dat aan het PBC verbonden deskundigen geacht kunnen worden informatie die mogelijk achterhaald is naar waarde te schatten.
Het is niet aannemelijk geworden dat de PBC-rapporteurs in de onderhavige zaak op minder professionele wijze dan gebruikelijk met de informatie van referenten zijn omgegaan.
Het hof stelt verder vast dat alle bewezenverklaarde feiten zijn bedreigd met een maximum gevangenisstraf van vier jaar of meer. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat vanwege de aard en omvang van de gepleegde feiten, de bij de verdachte geconstateerde stoornis, de door voormelde deskundigen hoog geschatte kans op recidive op de lange termijn en de noodzaak van een klinische behandeling, de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege eist. Met een lichtere variant van de TBS, te weten de TBS met voorwaarden, kan niet worden volstaan aangezien deze een voor de benodigde behandeling veel te weinig dwingend kader biedt en de maatschappij daardoor onvoldoende zou worden beschermd.
Het hof overweegt ten slotte dat het door de verdachte vele malen gepleegde seksuele misbruik (de onder 1 t/m 8 bewezenverklaarde feiten) gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van de misbruikte jongeren.
Verbeurdverklaring
Onder de verdachte zijn onder meer gegevensdragers waaronder disks (vermeld op de beslaglijst onder 4 t/m 7, 9, 21, 22, 24, 25 en 28 t/m 34), fototoestellen (8 en 27) en een telefoon (26) in beslag genomen, die nog niet zijn teruggegeven. Blijkens het dossier heeft de verdachte een aantal van die voorwerpen gebruikt voor het (doen) opnemen van zijn seksuele handelingen met de slachtoffers en het bewaren van die opnames en het maken en opslaan van kinderpornografische afbeeldingen. Op grond hiervan beschouwt het hof voormelde voorwerpen als een gezamenlijkheid van voorwerpen met behulp waarvan het onder 9 bewezenverklaarde feit is begaan. Deze voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard.
Hetzelfde geldt voor het op de beslaglijst onder 15 genoemde gebruikte condoom, waarvan kan worden aangenomen dat daarmee het onder 1 of 3 bewezenverklaarde is begaan.
Overige inbeslaggenomen voorwerpen
De op de beslaglijst onder 1, 2 en 3 vermelde, aan de verdachte toebehorende twee stroomstootwapens en drie alarmpistolen, het onder 23 vermelde mapje met visitekaartjes en het onder 35 vermelde pak pillen dienen aan hem te worden teruggegeven.
Voorwerpen van [slachtoffer 4]
Blijkens mededeling van de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep zijn de op de beslaglijst onder 10 t/m 12, 14 en 16 t/m 19 vermelde voorwerpen reeds teruggegeven aan [slachtoffer 4] , zodat het hof dienaangaande geen beslissing meer hoeft te geven.
Voorwerpen van [slachtoffer 1]
Van de onder de verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen onder 13 (een aanvraag voor een Wajong uitkering) en 20 (een patiëntenkaart) kan [slachtoffer 1] redelijkerwijs als belanghebbende worden aangemerkt. Deze voorwerpen dienen te aan hem te worden teruggegeven.
Op het bedrag van € 215 (op de beslaglijst onder 36 vermeld) rust conservatoir beslag. Het hof zal om deze reden afzien van een beslissing ten aanzien daarvan.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.578,61, bestaande uit € 78,61 aan materiële schade (reiskosten) en € 7.500 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair en 9 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Aan toewijzing van voormelde schadevergoeding staat niet in de weg dat aan de benadeelde een uitkering van € 10.000 is toegekend door het Schadefonds Gewelds-misdrijven, nu dit zich het recht heeft voorbehouden het geld terug te vorderen ingeval de benadeelde partij geld van de dader zou krijgen. De stelling van de raadsman dat de benadeelde partij al tevoren met psychische problemen kampte, waardoor de hoogte van de immateriële schade niet is vast te stellen, wordt door het hof niet gevolgd, gelet op de ernst van hetgeen de verdachte de benadeelde partij heeft aangedaan en in aanmerking genomen dat het hof op de voet van artikel 6:106 BW de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding naar billijkheid dient te begroten.
Het deel van het gevorderde bedrag aan materiële schade van € 22,80 komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu dit betrekking heeft op kosten voor de door de moeder van de benadeelde afgelegde slachtofferverklaring en dus geen rechtstreekse schade van de benadeelde partij betreft. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in deze procedure in dat deel vordering niet worden ontvangen en kan dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.500 en is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. De stelling van de raadsman dat de benadeelde partij al tevoren met psychische problemen kampte, waardoor de hoogte van de immateriële schade niet is vast te stellen, wordt door het hof niet gevolgd, gelet op de ernst van hetgeen de verdachte de benadeelde partij heeft aangedaan en in aanmerking genomen dat het hof op de voet van artikel 6:106 BW de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding naar billijkheid dient te begroten.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.500 en is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 primair en 9 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Aan toewijzing van voormelde schadevergoeding staat niet in de weg dat aan de benadeelde een uitkering van € 10.000 is toegekend door het Schadefonds Geweldsmisdrijven, nu dit zich het recht heeft voorbehouden het geld terug te vorderen ingeval de benadeelde partij geld van de dader zou krijgen. De stelling van de raadsman dat de benadeelde partij al tevoren met psychische problemen kampte, waardoor de hoogte van de immateriële schade niet is vast te stellen, wordt door het hof niet gevolgd, gelet op de ernst van hetgeen de verdachte de benadeelde partij heeft aangedaan en in aanmerking genomen dat het hof op de voet van artikel 6:106 BW de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding naar billijkheid dient te begroten.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 4.700, bestaande uit € 1.700 aan materiële schade en
€ 3.000 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.000. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting in hoger beroep de vordering tot vergoeding van de materiële schade gematigd omdat een deel van de voorwerpen waarop deze vordering is gebaseerd inmiddels aan de benadeelde partij is teruggegeven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag dat aan immateriële schade is gevorderd. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. De stelling van de raadsman dat de benadeelde partij al tevoren met psychische problemen kampte, waardoor de hoogte van de immateriële schade niet is vast te stellen, wordt door het hof niet gevolgd, gelet op de ernst van hetgeen de verdachte de benadeelde partij heeft aangedaan en in aanmerking genomen dat het hof op de voet van artikel 6:106 BW de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding naar billijkheid dient te begroten.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.
De benadeelde partij moet niet-ontvankelijk worden verklaard in de na matiging resterende vordering
tot vergoeding van de materiële schade, aangezien onvoldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de op dit onderdeel gestelde schade.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.500 en is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 primair en 9 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. De stelling van de raadsman dat de benadeelde partij al tevoren met psychische problemen kampte, waardoor de hoogte van de immateriële schade niet is vast te stellen, wordt door het hof niet gevolgd, gelet op de ernst van hetgeen de verdachte de benadeelde partij heeft aangedaan en in aanmerking genomen dat het hof op de voet van artikel 6:106 BW de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding naar billijkheid dient te begroten.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, bestaande uit € 2.500 aan immateriële schade en daarnaast € 923,47 aan proceskosten. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 8 subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag dat aan immateriële schade is gevorderd. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. De stelling van de raadsman dat de benadeelde partij al tevoren met psychische problemen kampte, waardoor de hoogte van de immateriële schade niet is vast te stellen, wordt door het hof niet gevolgd, gelet op de ernst van hetgeen de verdachte de benadeelde partij heeft aangedaan en in aanmerking genomen dat het hof op de voet van artikel 6:106 BW de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding naar billijkheid dient te begroten.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.
Tevens zal het hof de verdachte veroordelen in de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten ter hoogte van € 923,47.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 6 primair en 8 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4, 5 primair, 6 subsidiair, 7 primair, 8 subsidiair en 9 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4, 5 primair, 6 subsidiair, 7 primair, 8 subsidiair en
9 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een harddisk (opgenomen op de beslaglijst onder 4)
- een gegevensdrager (opgenomen op de beslaglijst onder 5)
- een gegevensdrager (opgenomen op de beslaglijst onder 6)
- een laptop, merk HP (opgenomen op de beslaglijst onder 7)
- een fototoestel (opgenomen op de beslaglijst onder 8)
- een gegevensdrager (opgenomen op de beslaglijst onder 9)
- een gebruikte condoom (opgenomen op de beslaglijst onder 15)
- een micro sd-kaart, merk Kingston (opgenomen op de beslaglijst onder 21)
- een micro sd-kaart, merk Philips (opgenomen op de beslaglijst onder 22)
- een gegevensdrager, merk Sandisk (opgenomen op de beslaglijst onder 24)
- een gegevensdrager, merk Lexar (opgenomen op de beslaglijst onder 25)
- een GSM-toestel, merk Samsung (opgenomen op de beslaglijst onder 26)
- een fototoestel, merk Sony cybershot (opgenomen op de beslaglijst onder 27)
- een gegevensdrager, merk Verbatim (opgenomen op de beslaglijst onder 28)
- een gegevensdrager, merk Lexar (opgenomen op de beslaglijst onder 29)
- een gegevensdrager, merk TDK (opgenomen op de beslaglijst onder 30)
- een gegevensdrager, merk Lexar (opgenomen op de beslaglijst onder 31)
- een gegevensdrager, merk Sandisk (opgenomen op de beslaglijst onder 32)
- een gegevensdrager, merk Kruidvat (opgenomen op de beslaglijst onder 33)
- een gegevensdrager, merk Kruidvat (opgenomen op de beslaglijst onder 34)
Gelast de teruggave aan [slachtoffer 1] van inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een Wajong-aanvraag (opgenomen op de beslaglijst onder 13)
- een patiëntenkaart (opgenomen op de beslaglijst onder 20)
Gelast de teruggave aan de verdachte van inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen,
te weten:
- twee stroomstootwapens (opgenomen op de beslaglijst onder 1)
- twee alarmpistolen, merk Starter (opgenomen op de beslaglijst onder 2)
- een alarmpistool, merk Rohm (opgenomen op de beslaglijst onder 3)
- een mapje met visitekaartjes (opgenomen op de beslaglijst onder 23)
- een pak pillen, merk Vigarex (opgenomen op de beslaglijst onder 35)
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder
1. primair en 9 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 7.555,81 (zevenduizend vijfhonderd-vijfenvijftig euro en eenentachtig cent) bestaande uit € 55,81 (vijfenvijftig euro en eenentachtig cent) materiële schade en € 7.500 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 primair en 9 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.555,81 (zevenduizend vijfhonderdvijfenvijftig euro en eenentachtig cent) bestaande uit € 55,81 (vijfenvijftig euro en eenentachtig cent) materiële schade en € 7.500 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 72 (tweeënzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 7.500 (zevenduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer 2] , ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 7.500 (zevenduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 72 (tweeënzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het onder
3 primair en 9 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 7.500 (zevenduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer 3] , ter zake van het onder 3 primair en 9 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.500 (zevenduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 72 (tweeënzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 3.000 (drieduizend euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer 4] , ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 3.000 (drieduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenismet dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 5] ter zake van het onder 5 primair en 9 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 7.500 (zevenduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging
nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer 5] , ter zake van het onder 5 primair en 9 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 7.500 (zevenduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 72 (tweeënzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 8] ter zake van het onder 8 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.500 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 923,47.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer 8] , ter zake van het onder 8 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.500 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. A.M. van Woensel en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Huizenga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 oktober 2017.
mr. Van Woensel is buiten staat dit arrest te ondertekenen
Uitspraak 22‑09‑2017
Inhoudsindicatie
Wraking.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
zaaknummer : 200.223.346/01
parketnummer hoofdzaak : 23-002225-16
beslissing van de wrakingskamer van 22 september 2017
inzake het op 13 september 2017 ingediende wrakingsverzoek van
[verzoeker]
bijgestaan door: mr. G.N. Weski, advocaat in Rotterdam.
1. Het geding
Het verzoek tot wraking is gedaan op de openbare terechtzitting op 13 september 2017 in de strafzaak met parketnummer 22-002225-16 (hierna: de hoofdzaak). Het verzoek betreft mrs. W.M.C. Tilleman, A.M. van Woensel en H.M.J. Quaedvlieg (hierna ook: de raadsheren).
De raadsheren hebben op 14 september 2017 schriftelijk meegedeeld niet te berusten in het wrakingsverzoek en hebben een reactie op het verzoek gegeven.
De mondelinge behandeling van het onderhavige wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 20 september 2017 om 15.30 uur. Verzoeker is daarbij niet verschenen. Namens hem was aanwezig zijn raadsman, die het verzoek nader heeft toegelicht aan de hand van de door hem overgelegde pleitnota. Tevens is verschenen mr. J. Weening, advocaat-generaal bij het gerechtshof Amsterdam, die het woord heeft gevoerd en heeft geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek.
2. De feiten
2.1
De hoofdzaak betreft het hoger beroep van verzoeker tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, sectie Straf, van 9 juni 2016 (parketnummer 15/872233-14) waarin verzoeker voor diverse verkrachtingen en feitelijke aanrandingen van de eerbaarheid is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en tot de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
De inhoudelijke behandeling van de hoofdzaak heeft plaatsgevonden op 11 en 13 september 2017 bij het gerechtshof Amsterdam bij de meervoudige kamer voor strafzaken, waarin zitting hadden mrs. W.M.C. Tilleman, A.M. van Woensel en H.M.J. Quaedvlieg. Van voornoemde zittingen is een verkort proces-verbaal opgemaakt, dat deel uitmaakt van het dossier in de wrakingszaak.
2.2
Het proces-verbaal van de openbare terechtzitting van 11 en 13 september 2017 vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende:
Aan de verdachte zijn negen misdrijven tenlastegelegd, waarvan de feiten 1 tot en met 8 zien op seksuele handelingen met anderen (de artikelen 242, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht) en feit 9 liet vervaardigen en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal betreft (artikel 240b van liet Wetboek van Strafrecht).
Op de op 16 december 2016 gehouden regiezitting heeft de raadsman onder andere verzocht getuigen te horen, onder wie: [E.B.] . [P.B.] , [B.Z.] , [T.S.] , [M.B.] , [Y.D.] , [N.R.] , [A.D.] , [C.K.] , [L.G.] , [T.L.] , [C.M.] en [R.B.] .
Het hof heeft bij beslissing van 23 december 2016 het verzoek [E.B.] en [mevr. E.B.] te horen toegewezen en de overige verzoeken afgewezen.
Op 7 juni 2017 is [E.B.] - door tussenkomst van de raadsheer-commissaris - in een studio gehoord door zedenrechercheurs. Op diezelfde dag is [mevr. E.B.] bij de raadsheer-commissaris gehoord.
Bij brief van 19 juli 2017 heeft de raadsman van de verdachte aan het hof bij wijze van “aanvullende onderzoekswensen” opgave gedaan van de namen van te horen getuigen.
Bij aanvang van de inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep op 11 september 2017 heeft de raadsman verzocht de volgende personen als getuigen te horen:
A. De in de tenlastelegging genoemde aangevers [B.Z.] , [P.B.] , [T.S.] , [M.B.] , [Y.D.] , [N.R.] en [A.D.] .
Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de raadsman betoogd dat uit het - door tussenkomst van de raadsheer-commissaris in een studio gehouden verhoor van [E.B.] blijkt dat (beloofde en uitbetaalde) financiële vergoedingen voor [E.B.] de enige reden vormden met de verdachte seksuele handelingen te verrichten en dat geen sprake was van (andere) feitelijkheden van de kant van de verdachte die hem brachten tot die seksuele handelingen of waaraan hij geen weerstand kon bieden. De verdediging wenste voornoemde personen te horen over onder andere “de stelling van die [E.B.] dat geld het enige was waardoor zij seksuele handelingen met cliënt hebben verricht”, aldus de raadsman.
B. De in het dossier voorkomende getuigen [C.K.] , [L.G.] en [T.L.] .
De raadsman heeft ten aanzien van hen aangevoerd dat uit voormeld verhoor van [E.B.] volgt dat zij aanwezig waren bij diverse opnamen (van seksuele handelingen) of daaraan hebben deelgenomen, zodat zij uit eigen waarneming kunnen verklaren dat er niets tegen hun wil of tegen de wil van de in de tenlastelegging genoemde aangevers is gebeurd.
C. [J.S.] , [C.M.] en [R.B.] .
Zij dienden vo1gens de raadsman te worden gehoord omdat zij volgens de verklaring van [mevr. E.B.] bij de raadsheer-commissaris kunnen verklaren over de betrouwbaarheid van onder anderen [E.B.] .
De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen inwilliging van de verzoeken.
Na beraad in raadkamer heeft de voorzitter namens het hof medegedeeld dat het hof op de verzoeken pas zou beslissen nadat de zaak ter terechtzitting zou zijn behandeld.
Aan het einde van de behandeling van de zitting op 11 september 2017 heeft de verdediging verzocht om een beslissing van het hof op de verzoeken.
Aan de verdediging is medegedeeld dat de behandeling van de feiten nog niet was afgerond en dat op de verzoeken zou worden teruggekomen op de terechtzitting van 13 september 2017, op welke dag het vervolg van de behandeling van de feiten was gepland.
Op 13 september 2017 heeft het hof de bespreking van de tenlastegelegde feiten met de verdachte afgerond.
Na beraad in raadkamer heeft de voorzitter namens het hof medegedeeld dat het hof langere tijd nodig had over de verzoeken te beraadslagen en dat de beslissing op die verzoeken op 28 september2017 zou worden medegedeeld.
De raadsman heeft hierop te kennen gegeven het hof dringend te verzoeken al op 13 september 2017 uitsluitsel te geven over de verzochte getuigen op de grond dat hij bij het uitblijven van een beslissing van het hof op de verzoeken niet in staat was pleidooi te houden/voeren.
Vóór aanvang van het requisitoir van de advocaat-generaal heeft de voorzitter medegedeeld dat het hof bereid was tegemoet te komen aan het “dringende verzoek” van de raadsman en heeft zij als voorlopige beslissingen en overwegingen van het hof het volgende medegedeeld:
A. Het verzoek de genoemde personen ( [B.Z.] , [P.B.] , [T.S.] , [M.B.] , [Y.D.] , [N.R.] en [A.D.] ) te horen, berust op de stelling dat financiële vergoedingen voor [E.B.] de enige reden vormden met de verdachte seksuele handelingen te verrichten. Deze stelling mist feitelijke grondslag, nu [E.B.] in bedoeld verhoor, evenals in eerdere verhoren, te kennen heeft gegeven dat ook andere omstandigheden hem noopten tot het plegen/ondergaan van seksuele handelingen met de verdachte. Gelet op de motivering van het verzoek ziet het hof dan ook vooralsnog geen noodzaak de getuigen te horen.
B. Het verzoek [C.K.] , [L.G.] en [T.L.] als getuigen te horen, wordt eveneens bij gebrek aan noodzaak voorshands afgewezen. Het is geenszins aannemelijk geworden (en ook niet aangevoerd) dat zij bij alle seksuele handelingen van de aangevers met de verdachte aanwezig waren. Zij kunnen niet uit eigen waarneming verklaren over de seksuele handelingen waar zij niet bij aanwezig waren. Voorts heeft te gelden dat de wilsvorming voornamelijk een psychisch proces is en dat in deze zaak moet worden aangenomen dat de gevraagde getuigen niet kunnen verklaren over de wilsvorming bij anderen.
C. Het is aan het hof de vertrouwbaarheid van verklaringen van getuigen te beoordelen. [J.S.] , [C.M.] en [R.B.] zijn volgens de verklaring van de verdachte niet aanwezig geweest bij enige seksuele handeling. Gelet op het voorgaande en op de onderbouwing van het verzoek acht liet hof het horen van deze getuigen niet noodzakelijk.
De raadsman heeft hierop medegedeeld dat voornoemde beslissingen van het hof, met name met betrekking tot het onder B overwogene, de verdediging aanleiding gaven het gehele hof te wraken, zulks op de grond dat het hof met zijn oordeel dat [C.K.] , [L.G.] en [T.L.] niet kunnen verklaren over de wil van de aangevers, vooruitloopt op de resultaten van de eventuele verhoren, hetgeen in strijd is met de waarheidsvinding en het verdedigingsbelang, waardoor bij de verdediging vrees voor enige vooringenomenheid is ontstaan.
Na een onderbreking van het onderzoek heeft de voorzitter medegedeeld dat het hof als grondslag van het wrakingsverzoek het volgende heeft genoteerd:
“Het hof loopt met zijn beslissing onder B vooruit op hetgeen de getuigen kunnen verklaren over de wil van een ander. Dit is in strijd met de waarheidsvinding en het verdedigingsbelang. Dat leidt tot vrees voor enige vooringenomenheid”.
De raadsman geeft te kennen dat dit een juiste formulering is van de grondslag van het wrakingsverzoek met dien verstande dat zijn wrakingsverzoek ook berust op de onder A en C genoemde beslissingen van het hof.
3. Het wrakingsverzoek
3.1
De raadsheren hebben in hun schriftelijke reactie, voor zover hier van belang, het volgende aangevoerd:
Mr. G.N. Weski, raadsman van de verdachte [verzoeker] , heeft ter terechtzitting van 13 september 2017 ons, ondergetekende raadsheren, gewraakt omdat wij (hierna ook: het hof) met ons oordeel dat drie verzochte getuigen niet kunnen verklaren over de wil van de aangevers, zouden vooruitlopen op de resultaten van de eventuele verhoren van die getuigen, hetgeen in strijd is met de waarheidsvinding en het verdedigingsbelang, waardoor bij de verdediging vrees voor enige vooringenomenheid is ontstaan.
Wij berusten niet in de wraking. Ter onderbouwing van ons standpunt brengen wij het volgende naar voren.
Wij constateren dat de grond voor de wraking is gelegen in de afwijzing van verzoeken tot het (doen) horen van drie getuigen (het zogenoemde onderdeel B).
Allereerst willen wij benadrukken dat onze beslissing uitdrukkelijk een voorlopig oordeel betreft en dat derhalve de beraadslaging na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting tot een (deels) andere uitkomst kan leiden. Wij hebben ook uitdrukkelijk melding gemaakt van dit voorlopig karakter.
Voorts kan onzes inziens wraking niet fungeren als rechtsmiddel tegen voor de verdediging onwelgevallige beslissingen.
Mede gelet op de motivering van de voorlopige beslissingen, bezien in het licht van de onderbouwing van de verzoeken, is naar onze mening evenmin sprake van een beslissing die zo onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven.
Gelet op het vorenstaande verzoeken wij u het wrakingsverzoek af te wijzen.
Wij geven u reeds nu te kennen dat wij niet aanwezig zullen zijn bij de behandeling van het wrakingsverzoek.
3.2
Mr. Weski heeft aan de hand van een door hem overgelegde pleitnota ter terechtzitting van de wrakingskamer een nadere toelichting op het wrakingsverzoek gegeven, inhoudende - voor zover van belang -:
Naar aanleiding van de beslissing van het gerechtshof omtrent mijn onderzoekswensen zoals geformuleerd in mijn brief d.d. 19 juli jongsleden bestaat er bij de verdediging een gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid bij het gerechtshof, waardoor cliënt geen eerlijk en onafhankelijke behandeling van diens strafzaak kan worden geboden. Die vrees is omtrent de vooringenomenheid is gerechtvaardigd daar de afwijzing van alle onderstaande getuigen gezien het ten onrechte toegepaste noodzaakscriterium tegen het licht van de verklaring van [E.B.] en [mevr. E.B.] van 7 juni jongsleden volstrekt onbegrijpelijk is en voorts wordt vooruitgelopen op een mogelijke uitkomst van hun verhoren.
Uit het proces-verbaal van mijn wrakingsverzoek werd de indruk gewekt dat ik slechts omtrent de getuigen [T.L.] , [C.K.] en [L.G.] zou hebben gewraakt, echter mijn vrees geldt ten aanzien van de afwijzing van al mijn verzoeken.
De verzoeken van de getuigen van 29 juli zijn onderverdeeld in 3 groepen, het hof noemt A, B en C. Deze getuigen, met uitzondering van [R.B.] , zijn allen bij appelschriftuur opgegeven en voorts bij regiebehandeling afgewezen op 23 december jongsleden nu de noodzaak niet bestond, onder anderen wegens het feit dat de aangevers reeds eerder door de verdediging al waren gehoord, of niet uit eigen waarneming kunnen verklaren over het tenlastegelegde.
In eerste aanleg was aangever [E.B.] niet gehoord bij de RC, echter wel bij de RHC. In diens RHC verklaring verklaart hij dusdanig dat zijn verklaring elementen bevatten die voorgelegd dienen te worden aan de reeds andere aangevers. Uit diens RHC verklaring blijkt enkel en alleen dat die [E.B.] seks met dient heeft gehad omdat hij mogelijk geld zou kunnen verdienen en dat hij toestemming gaf.
In dat kader wil ik u toch wijzen op p. 15 van de verklaring van [E.B.] waar hij het volgende stelt:
V: Zijn die opnames gemaakt met jouw Toestemming?
E: Met mijn toestemming? Uhhh... Ja. Zodat wij daar een flink pak geld mee konden verdienen.
Die [E.B.] spreek weliswaar over het feit dat hij telkens stoned zou zijn geweest wanneer hij seks met cliënt had, echter cliënt heeft hem als volwassene hiertoe niet gedwongen. Ook stelt hij dat hij in de loods verbleef omdat hij anders geen onderdak zou hebben.
Hij benoemt dit wel, maar hij verklaart niet cliënt hem in die positie heeft gebracht en dat dit er toe geleid heeft dat cliënt seks met hem had. Nogmaals, enkel de financiële drijfveer was de reden voor de seks.
Ik wijs in dat kader op p. 15 van het vonnis waarin hij bij de politie stelt dat [E.B.] geen vrije wil had, terwijl bij de RHC hij stelt dat dus geld de enige reden was en toestemming hier voor gaf. De verdediging leidt hieruit af dat hij nu stelt dat het dus uit vrije wil zou zijn gebeurd. Die stellingen welke hij bij de RHC inneemt, zijn dermate anders en nieuw dat de verdediging hier pas na 7 juni jongsleden hiermee geconfronteerd wordt waardoor sprake is van nieuwe inzichten. Juist gezien de stelling van cliënt dat alles met toestemming van de aangevers is gebeurd, wensen wij dan ook die nieuwe stelling van [E.B.] de andere aangevers voor te leggen en hen hier mee confronteren.
Ook geeft de RHC verklaring van [mevr. E.B.] aanleiding om te spreken van nieuwe inzichten en aanknopingspunten deze verder te laten onderzoeken. Met name kunnen dus de door bij naam genoemde getuige [J.S.] en [C.M.] over de betrouwbaarheid van aangevers verklaren.
De verdediging stelt dat het verdedigingsbelang dient te gelden bij de beoordeling van de verzoeken, in plaats van het strikte noodzaakscriterium. Immers; er deden zich aan de hand van de RHC verklaring van [E.B.] en [mevr. E.B.] nieuwe inzichten voor en zijn de verzoeken meer dan 10 dagen voor de zitting gedaan. Met name de afwijzing van de verzoeken van [T.L.] , [C.K.] en [L.G.] is volstrekt onbegrijpelijk daar zij nimmer zijn gehoord, zowel bij de politie als bij de RC en nota bene bij naam, met uitzondering van [T.L.] , door [E.B.] in diens RHC verklaring worden genoemd als personen die de camera hebben vastgehouden tijdens de seks opnames.
Cliënt heeft tijdens de zitting van 11 september jongsleden ook uitdrukkelijk over hen verklaard inhoudende dat zij uit eigen waarneming kunnen bevestigen dat niets tegen de wil in van [E.B.] en andere aangevers zou zijn gebeurd.
Maar bovendien en belangrijkste reden geldt dat op basis van de overweging van het gerechtshof bij de afwijzing van die [T.L.] , [C.K.] en [L.G.] vrees is van vooringenomenheid.
Het gerechtshof heeft als motivering voor het afwijzen van deze eerder genoemde getuigen gesteld dat zij niet over de wil van de aangevers kunnen verklaren.
Aldus is sprake van een tweede wrakingsgrond nu met deze uitspraak het gerechtshof vooruit loopt op de uitkomst van de verhoren van [T.L.] , [C.K.] en [L.G.] . Immers; zij stonden met hun neuzen bovenop de seks en kunnen bij uitstek verklaren over de wil van de aangevers. Te denken valt aan vragen als: was [E.B.] onder invloed ten tijde van de seks, wie nam het initiatief, wat heeft [E.B.] je verteld waarom hij seks met cliënt had. Vragen die enkel en alleen door de getuigen kunnen worden beantwoord. Natuurlijk kunnen deze getuigen niet in het hoofd van aangevers kijken, maar dat kan geen enkel persoon op deze aardbodem en dat weerhoudt rechters nooit van het toewijzen van getuigen die iets bijvoorbeeld over het opzet van een aangever of verdachte kunnen stellen.
Dus hoe het hof stelt dat zij niet over de wil kan verklaren is dan ook onbegrijpelijk en wekt de gerechtvaardigde vrees dat sprake is van vooringenomenheid en verzoek ik u mijn wrakingverzoek toe te wijzen.
Ter zitting van de wrakingskamer heeft mr. Weski op uitnodiging van de voorzitter een nadere precisering en verduidelijking aangebracht in reikwijdte en motivering van het wrakingsverzoek. Hij heeft meegedeeld dat:
- ten aanzien van de onder A, B en C verwoorde beslissingen de wrakingsgronden luiden dat het hof de verzoeken aan het onjuiste criterium heeft getoetst en voorts dat de beslissingen van het hof in het licht van de verklaring van [E.B.] van 7 juni 2017 (door de raadsman als novum getypeerd) zo onbegrijpelijk zijn dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid zijn ingegeven.
- ten aanzien van de onder B genoemde beslissingen wordt bovendien gesteld dat het hof met zijn beslissing ontoelaatbaar vooruit is gelopen op hetgeen de getuigen kunnen verklaren. De raadsman heeft overigens opgemerkt dat het verzoek niet langer betrekking heeft op de afwijzende beslissing ten aanzien van de onder C vermelde getuige [R.B.] .
3.3
De advocaat-generaal heeft aan de hand van de door haar overgelegde aantekeningen ter terechtzitting van de wrakingskamer haar standpunt met betrekking tot het wrakingsverzoek gegeven inhoudende - voor zover van belang -:
Het wrakingsverzoek richt zich tot de door het hof gegeven voorlopige inhoudelijke beslissing tot het afwijzen van een drietal getuigen ( [T.L.] , [C.K.] en [L.G.] ).
Als een wrakingsverzoek verband houdt met een voor de verdediging onwelgevallige beslissing, kan dit wrakingsverzoek slechts gehonoreerd worden indien, in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval, de rechter een beslissing heeft genomen die zo onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven. Daarvan is in dit geval geen sprake.
Ter onderbouwing van het verzoek tot het horen van de hiervoor genoemde getuigen verwees de verdediging naar de verhoren van [E.B.] en [mevr. E.B.] afgelegd op 7 juni 2017. Het hof heeft, gelet op de motivering van het verzoek, in mijn ogen terecht overwogen dat niet aannemelijk is dat deze getuigen aanwezig waren ten tijde van het plegen van de feiten op de tenlastelegging. Daarnaast overwoog het hof dat vragen naar de (on)vrijwilligheid van het handelen van de jongens die door verdachte seksueel misbruikt zouden zijn, niet door deze getuigen kunnen worden beantwoord.
Voorts heeft te gelden dat de wilsvorming voornamelijk een psychisch proces is en dat in deze zaak moet worden aangenomen dat de gevraagde getuigen niet kunnen verklaren over de wilsvorming bij anderen.
Uit de beslissing zelf kan niet worden afgeleid dat sprake is van partijdigheid. Uit de motivering voor de voorlopige afwijzing van de verzoeken evenmin.
Dit geldt eens te meer als men zich realiseert dat de aangevers zelf allen op enig moment van de strafzaak door de verdediging zijn ondervraagd. In die verhoren is uitgebreid de mogelijkheid geweest de (on)vrijwilligheid van de seksuele handelingen aan de orde te stellen.
Alles overziend resteert dat het hof een aantal voor de verdediging onwelgevallige procedurele beslissingen heeft genomen. Dit levert geen grond voor wraking op.
Conclusie: het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.
Daartoe uitgenodigd door de voorzitter deelt de advocaat-generaal mede dat:
- -
de stelling van de raadsman dat de aanwezigheid van een novum met zich brengt dat het hof de verzoeken had moeten toetsen aan het verdedigingsbelang en niet aan het noodzakelijkheidscriterium, geen steun vindt in het recht.
- -
Er is geen sprake van een novum. De verklaring van [E.B.] van 17 juni 2017 bevat weliswaar enkele nieuwe elementen, maar in de kern luidt die verklaring niet anders dan de eerder door [E.B.] afgelegde verklaring. De (on)vrijwilligheid van de ondergane handelingen is van meet af aan onderwerp van de ondervraging geweest, bij [E.B.] , maar ook bij de andere aangevers. De verdachte heeft zich immers van meet af aan op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde handelingen hebben plaatsgevonden op basis van vrijwilligheid. Het wrakingsverzoek ontbeert in zoverre een feitelijke grondslag.
4. Beoordeling van de het wrakingsverzoek
Naar vaste rechtspraak dient bij de beoordeling van een wrakingsverzoek voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is.
Bij de beantwoording van de vraag of in een bepaald geval een gerechtvaardigde grond voor vrees voor partijdigheid van de rechter bestaat, is het standpunt van de klagende partij belangrijk, maar niet doorslaggevend. Beslissend is of de twijfel van de klagende partij aan de onpartijdigheid van de rechter of het gerecht, door objectieve factoren wordt gerechtvaardigd.
Voorts geldt dat het niet aan de wrakingskamer is een door de rechter gegeven beslissing inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of onjuiste beslissingen.
De vrees voor vooringenomenheid kan, indien het wrakingsverzoek zich richt op (de motivering van) een gegeven beslissing, slechts objectief gerechtvaardigd zijn indien in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval, de rechter een beslissing heeft genomen die zo onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven.
Op basis van het voorgaande dient reeds te worden geconcludeerd dat de klacht van de raadsman dat het hof ten onrechte het noodzaakcriterium voor de beslissingen onder A, B en C heeft toegepast niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek kan leiden. De vraag of de verzoeken om de voorgestelde getuigen te horen door het hof naar het juiste criterium zijn beoordeeld is een (procesrechtelijke) rechtsvraag die eventueel in cassatie kan worden getoetst. De wrakingsrechter kan slechts anders oordelen in het geval dat de toepassing van het criterium zo onbegrijpelijk is dat deze redelijkerwijs slechts vanuit vooringenomenheid van de rechter kan worden begrepen.
Gelet daarop staat in dit geval de vraag centraal of de beslissing van het hof om de onder A, B en C verzochte getuigen af te wijzen zo onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven. Een en ander bezien in het licht van de door de raadsman geconstateerde nieuwe elementen (door hem aangeduid als nova) in de op 7 juni 2017 door [E.B.] afgelegde verklaring.
Het hof heeft, gehoord de advocaat-generaal, de (hernieuwde) verzoeken tot het horen van de onder A, B en C verzochte getuigen gemotiveerd afgewezen. Deze beslissingen zijn door het hof met nadruk als voorlopig gekenschetst. In die zin heeft het hof aangegeven open te staan voor een nadere beoordeling, afhankelijk van het verdere procesverloop, hetgeen niet duidt op vooringenomenheid.
Voorts merkt de wrakingskamer op dat uit de ter terechtzitting van 13 september 2017 gegeven motivering blijkt dat een waardering van de inhoud van de nieuwe verklaring van [E.B.] slechts (mede) dragend is geweest voor de afwijzende beslissingen onder A. Evenwel valt niet uit te sluiten, nu deze verklaring de aanleiding heeft gevormd voor de nadere verzoeken gedaan op 11 september 2017, dat deze toch een rol heeft gespeeld.
De raadsman heeft zijn standpunt over de onbegrijpelijkheid van de beslissingen nader toegelicht aan de hand van drie passages uit de verklaring van [E.B.] van 7 juni 2017 (één in zijn pleitaantekeningen en twee tijdens zijn tweede termijn ter zitting). De wrakingskamer heeft van deze passages kennisgenomen tegen de achtergrond van de door de rechtbank in het vonnis gebezigde bewijsmiddelen, meer in het bijzonder van de verklaring van [E.B.] .
In dit licht bezien, en gelet op de beperkte toetsingsruimte die de wrakingskamer in dit verband toekomt, kan niet worden gezegd dat de beslissingen op de verzoeken om de onder A genoemde getuigen te horen zo onbegrijpelijk zijn dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid zijn ingegeven. De marginale feitelijke waardering die het hof heeft gegeven van de verklaring van [E.B.] biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunt. Voorts is van betekenis dat de enkele omstandigheid dat een getuige later op onderdelen meer of (deels) anders verklaart dan hij eerder heeft gedaan in het algemeen onvoldoende aanleiding kan vormen om reeds gehoorde getuigen opnieuw te horen.
Indien en voor zover de beslissingen onder B en C mede zijn ingegeven door deze waardering dient het oordeel hetzelfde te luiden.
De raadsman heeft ten aanzien van de onder B verzochte getuigen een specifieke wrakingsgrond naar voren gebracht, inhoudende dat het hof met de afwijzing van de daar verzochte getuigen ontoelaatbaar vooruit is gelopen op hetgeen de getuigen zouden kunnen verklaren.
De wrakingskamer stelt vast dat de motivering voor de onder B gegeven beslissingen deels bestaat uit een overweging die inhoudt dat de getuigen over een onderwerp (gebeurtenissen waar zij niet bij aanwezig zijn geweest) in het geheel niet kunnen verklaren. De raadsman is hierop niet in het bijzonder ingegaan. Uit de aangevoerde gronden en de motivering daarvan kan ook niet worden opgemaakt dat hij deze overweging van het hof heeft betrokken in zijn standpunt over de onbegrijpelijkheid van de gegeven beslissingen.
De onder B gegeven beslissingen zijn voorts gemotiveerd met de overweging dat in deze zaak aangenomen moet worden dat de verzochte getuigen niet kunnen verklaren over de wilsvorming bij anderen. Het is niet aan de wrakingskamer, mede gezien de onderbouwing van de wrakingsgronden die geheel is gestoeld op de inhoud van de nieuwe verklaring van [E.B.] , om de juistheid van dit oordeel te beoordelen. Dit kan anders zijn indien dat oordeel zozeer onjuist zou zijn dat op die grond aan de onafhankelijkheid van de rechters die dat oordeel hebben gegeven moet worden getwijfeld. Deze omstandigheid doet zich in het onderhavige geval echter niet voor.
Nu overige feiten en omstandigheden die een uitzonderlijke omstandigheid in voornoemde zin opleveren, niet zijn gesteld of gebleken, moet de slotsom zijn dat ook op deze grond niet is gebleken van feiten of omstandigheden waardoor de onpartijdigheid van de raadsheren schade zou kunnen lijden.
Het verzoek tot wraking van de raadsheren zal daarom worden afgewezen.
5. De beslissing
Het hof:
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.M. Steinhaus, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. E.A.G. van der Ouderaa, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 september 2017.