HR, 20-04-2010, nr. 08/03214
ECLI:NL:HR:2010:BL4101
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20-04-2010
- Zaaknummer
08/03214
- LJN
BL4101
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BL4101, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑04‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BL4101
- Vindplaatsen
Uitspraak 20‑04‑2010
Inhoudsindicatie
Antilliaanse zaak. Gegronde bewijsklacht.
20 april 2010
Strafkamer
Nr. 08/03214
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 3 juli 2008, nummer H-103/08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte 1] alias [alias 1 verdachte 1], [alias 2 verdachte 1], [alias 3 verdachte 1], [alias 4 verdachte 1], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring op Sint Maarten (Nederlandse Antillen).
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft bij conclusie en bij aanvullende conclusie geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde en wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
2.1. De middelen klagen dat de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
2.2.1. Ten laste van de verdachte heeft het Hof onder 1 en 2 bewezenverklaard:
"1. dat zij in of omstreeks de periode van 9 november 2001 tot en met 13 april 2006, op het Nederlands-Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten, meermalen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse Litouwse aktes naamswijziging, zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, welke valsheid hierin bestond dat die aktes naamswijziging geheel valselijk waren opgemaakt en dat in strijd met de waarheid op die aktes was vermeld dat de naam [alias 1 verdachte 1] was gewijzigd in [alias 2 verdachte 1] en bestaande het gebruikmaken hierin dat die aktes naamswijziging zijn overgelegd aan de Immigratie Dienst van Sint Maarten bij de aanvraag voor een vergunning voor tijdelijk verblijf en/of aanvraag voor verlenging voor een vergunning tot verblijf, terwijl uit dat gebruik enig nadeel kon ontstaan;
2. dat zij in of omstreeks de periode van 28 februari 2003 tot en met 26 juni 2007 op het Nederlands-Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten, in het bezit was van reisdocumenten, te weten
- een Bulgaars paspoort, genummerd [001], ten name van [alias 4 verdachte 1] en
- een Litouws paspoort, genummerd [002], ten name van [alias 3 verdachte 1] waarvan zij, verdachte, wist dat het reisdocument vervalst was, bestaande die vervalsing hieruit dat voornoemde paspoorten gedeeltelijk zijn nagemaakt, althans niet door de daartoe bevoegde autoriteiten zijn afgegeven ten name van [alias 4 verdachte 1] en [alias 3 verdachte 1] en in die paspoorten een immigration stempel is aangebracht d.d. 5 juli 2003."
2.2.2. De bewezenverklaring van feit 1 steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:
"Ik heb het document akte van naamswijziging besteld en ervoor betaald. Vervolgens heb ik het vervalste document alhier gebruikt om een verblijfsvergunning aan te vragen. Het kan zijn dat ik het meermalen heb ingediend bij de Immigratie.
b. een proces-verbaal van de Immigratiedienst, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en
[verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 12 november 2001 werd een aanvraag voor een vergunning voor tijdelijk verblijf op Sint Maarten aangevraagd door [alias verdachte 2], geboren op [geboortedatum] 1956, van de Canadese nationaliteit. Bij deze aanvraag werd door hem overgelegd:
14. een officieel Litouws formulier "naamswijziging" waaruit blijkt dat [verdachte 2] zijn naam heeft veranderd in [alias verdachte 2], opgemaakt op 12 december 1999 te Litouwen, nr. [003].
Op 7 mei 2004 werd een aanvraag voor een verlenging vergunning voor tijdelijk verblijf op Sint Maarten gedaan door [alias verdachte 2]. Bij deze aanvraag werd door hem overgelegd:
26. een officieel Litouws formulier "naamswijziging" waaruit blijkt dat [verdachte 2] zijn naam heeft veranderd in [alias verdachte 2], opgemaakt op 12 december 1999 te Litouwen met nr. [004].
Op 13 april 2006 werd een aanvraag voor een vergunning voor tijdelijk verblijf op Sint Maarten gedaan door [alias verdachte 2].
30. een officieel Litouws formulier "naamswijziging" waaruit blijkt dat [verdachte 2] zijn naam heeft veranderd in [alias verdachte 2], opgemaakt op 12 december 1999 te Litouwen met nr. [004]."
c. een akte van naamswijziging nr. [004], van 12 december 1999, uitgegeven te Mariampole, Litouwen, voor zover inhoudende dat [verdachte 2] zijn naam heeft laten wijzigen in [alias verdachte 2].
d. een akte van naamswijziging nr. [003], van 12 december 1999, uitgegeven te Mariampole, Litouwen, voor zover inhoudende dat [verdachte 2] zijn naam heeft laten wijzigen in [alias verdachte 2].
e. een verklaring van de Dienst Bevolkingsregister, Ministerie van Binnenlandse Zaken van de Republiek Litouwen, voor zover inhoudende dat van [verdachte 2] ([verdachte]), geboortedatum [geboortedatum] 1956, geen gegevens in het bevolkingsregister zijn.
f. een verklaring van het stadsbestuur van de gemeente Kanaus, Bureau van de Burgerlijke Stand, voor zover inhoudende dat certificaat nr. [004] niet werd afgegeven door genoemd Bureau.
g. een verklaring van het stadsbestuur van de gemeente Mariampole, voor zover inhoudende dat er geen documenten betreffende de naamsverandering van [verdachte 2] in de archiefbestanden van 1999-2002 voorkomen.
2.2.3. De bewezenverklaring van feit 2 steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:
"Ik had in periode van 3 oktober 2004 tot en met 26 juni 2006 op Sint Maarten het Litouws paspoort genummerd [005], op de naam van [alias verdachte 2], geboren op [geboortedatum] 1956 te [geboorteplaats], dat bij de huiszoeking in [a-straat 1a] te [plaats] werd gevonden, in mijn bezit. Ik herken de foto in het paspoort als zijnde van mijn persoon, maar de geboortedatum is niet correct. Ik heb het paspoort ontvangen van een internationale agency."
b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 26 juni 2007 werd door de rechter-commissaris huiszoeking verricht in de woning [a-straat 1a] te [plaats], waarbij werd aangetroffen een Litouws paspoort nummer [005] op naam van [alias verdachte 2]."
c. een proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee te Schiphol met als bijlage een kopie van een Litouws paspoort nummer [005], uitgegeven op 3 oktober 2004, ten name van [alias verdachte 2], geboren op [geboortedatum] 1956, voor zover inhoudende:
"De thans op de personaliazijde zichtbare pasfoto, persoons- en afgiftegegevens zijn alle niet door de autoriteiten van Litouwen aangebracht. Het paspoort is vervalst."
2.3. Aangezien de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 niet uit de hiervoor weergegeven inhoud van de daar genoemde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, is de uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed. De middelen zijn derhalve terecht voorgesteld.
3. Beoordeling van het derde, het vierde en het vijfde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 20 april 2010.