Klimaatwet
Artikel 5 [Procedure]
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2019
- Bronpublicatie:
02-07-2019, Stb. 2019, 253 (uitgifte: 10-07-2019, kamerstukken: 34534)
- Inwerkingtreding
01-09-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-07-2019, Stb. 2019, 254 (uitgifte: 10-07-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
Milieurecht / Algemeen
Energierecht / Algemeen
1.
Onze Minister stelt in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad en nadat het is overgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal, het klimaatplan vast.
2.
Op de voorbereiding van het klimaatplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
3.
De Afdeling advisering van de Raad van State wordt over het klimaatplan gehoord.
4.
Onze Minister kan, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad en gehoord beide kamers der Staten-Generaal, het klimaatplan wijzigen indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is om de doelstellingen, bedoeld in artikel 2, te realiseren. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.