Einde inhoudsopgave
Telecommunicatiewet
Artikel 6.3 [Toegang ACM tot kabels]
Geldend
Geldend vanaf 21-12-2020
- Redactionele toelichting
Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Art. 6.3 (oud) vervallen.
- Bronpublicatie:
11-06-2020, Stb. 2020, 199 (uitgifte: 24-06-2020, kamerstukken: 35368)
- Inwerkingtreding
21-12-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-06-2020, Stb. 2020, 199 (uitgifte: 24-06-2020, kamerstukken: 35368)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
De Autoriteit Consument en Markt kan met het oog op de doelstellingen, bedoeld in artikel 3, tweede en vierde lid, van richtlijn (EU) 2018/1972, op een redelijk verzoek verplichtingen opleggen om toegang te verlenen tot:
- a.
kabels of bijbehorende faciliteiten binnen gebouwen of,
- b.
indien het dichtst bij het netwerkaansluitpunt gelegen punt van samenkomst zoals bepaald door de Autoriteit Consument en Markt buiten het gebouw ligt, kabels of bijbehorende faciliteiten tot dat eerste punt van samenkomst,
indien naar haar oordeel replicatie van die kabels of bijbehorende faciliteiten economisch inefficiënt of fysiek onuitvoerbaar is, welke verplichtingen kunnen worden opgelegd aan een aanbieder van elektronische communicatienetwerken of de bijbehorende faciliteiten of aan een rechthebbende van de kabels of de bijbehorende faciliteiten.
2.
In het kader van de oplegging van de in het eerste lid bedoelde verplichtingen kunnen specifieke verplichtingen worden opgelegd en specifieke voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de toegang tot het betreffende deel van het netwerk en de bijbehorende faciliteiten en diensten, de bekendmaking van informatie over de te verlenen toegang, de toepassing van non-discriminatoire voorwaarden en de toerekening van toegangskosten.
3.
De Autoriteit Consument en Markt kan met het oog op de doelstellingen, bedoeld in het eerste lid, aan een aanbieder van een elektronisch communicatienetwerk onder billijke voorwaarden verplichtingen opleggen om toegang tot het netwerk te verlenen tot een punt van samenkomst dat enerzijds zo dicht mogelijk bij het netwerkaansluitpunt is gelegen en anderzijds, gelet op het aantal aangesloten eindgebruikers, het mogelijk maakt voor een efficiënte aanbieder op economisch haalbare wijze elektronische communicatiediensten aan te bieden.
4.
De Autoriteit Consument en Markt houdt bij de toepassing van het derde lid rekening met verplichtingen die zijn opgelegd op grond van hoofdstuk 6a en kan de in het derde lid bedoelde verplichtingen alleen opleggen indien zij van oordeel is:
- a.
dat sprake is van grote en niet-tijdelijke economische of fysieke belemmeringen voor replicatie van het netwerk of de bijbehorende faciliteiten die een marktsituatie hebben veroorzaakt of naar verwachting zullen veroorzaken die aanzienlijke gevolgen heeft voor eindgebruikers wat betreft keuze, prijs en kwaliteit; en
- b.
dat die belemmeringen onvoldoende kunnen worden weggenomen met de oplegging van verplichtingen zoals bedoeld in het eerste lid.
5.
Bij de oplegging van verplichtingen op grond van het derde lid:
- a.
is het tweede lid van overeenkomstige toepassing, en
- b.
kunnen, indien in technisch of economisch opzicht gerechtvaardigd, ook verplichtingen voor actieve of virtuele toegang worden opgelegd.
6.
Verplichtingen als bedoeld in het derde en het vijfde lid worden in elk geval niet opgelegd aan een aanbieder van openbare elektronische communicatienetwerken indien naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt deze aanbieder:
- a.
uitsluitend op groothandelsbasis activiteiten verricht en voldoet aan de in artikel 80, eerste lid, van richtlijn (EU) 2018/1972 gestelde voorwaarden, en
- b.
onder billijke en non-discriminatoire voorwaarden toegang tot een netwerk met zeer hoge capaciteit aanbiedt aan aanbieders van elektronische communicatiediensten en zodoende voor die aanbieders voorziet in de toegang tot eindgebruikers op een manier die voor die aanbieders gelijkwaardig is aan toepassing van het derde lid.
7.
Het zesde lid is niet van toepassing indien het netwerk met zeer hoge capaciteit met openbare middelen is bekostigd.
8.
Verplichtingen als bedoeld in het derde en het vijfde lid worden niet opgelegd aan een aanbieder van openbare elektronische communicatienetwerken indien naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt door het opleggen van die verplichtingen de economische of financiële levensvatbaarheid van de aanleg van een nieuw netwerk, in het bijzonder kleinschalige lokale aanleg, in gevaar komt.
9.
Uiterlijk binnen vijf jaar nadat een verplichting is opgelegd als bedoeld in het eerste, derde of vijfde lid, beoordeelt de Autoriteit Consument en Markt de resultaten daarvan en besluit zij de opgelegde verplichting in stand te houden, in te trekken of te wijzigen.