Hof Amsterdam, 11-11-2019, nr. 23-002733-18
ECLI:NL:GHAMS:2019:4681, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
11-11-2019
- Zaaknummer
23-002733-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2019:4681, Uitspraak, Hof Amsterdam, 11‑11‑2019; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1507, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 11‑11‑2019
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een valse identiteitskaart.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002733-18
datum uitspraak: 11 november 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-097243-18 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortedag 1] 1980,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof
- -
de gebezigde bewijsmiddelen vervangt door de na te noemen bewijsmiddelen;
- -
de ‘bespreking van de verweren’ (aantekening mondeling vonnis onder 3.2) vervangt door een andere bewijsoverweging;
- -
zal responderen op het in hoger beroep gevoerde verweer dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Bewijsmiddelen
1. Een aangifteformulier gemeente Alkmaar, opgemaakt door [verbalisant 1]. Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 19 december 2019 verscheen voor mij, [verbalisant 1], ambtenaar van de gemeente Alkmaar, [verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Irak). Zij verzocht om aanpassing van haar geboortedatum van [geboortedag 2] 1969 naar [geboortedag 1] 1980. Zij legde een Iraakse identiteitskaart over. Het stuk is opgestuurd naar bureau Documenten. Zij gaf toe dat de identiteitskaart die was gebruikt voor haar eerste inschrijving, was gebaseerd op valse informatie.
2. Een brief van de gemeente Alkmaar met kenmerk PDV/BZ van 9 oktober 2019, opgemaakt door [verbalisant 2], Unitmanager Publieke Dienstverlening. Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 19 december 2017 is [verdachte] aan de balie geweest en heeft zij de originele identiteitskaart overgelegd. Het document is die dag voor onderzoek op echtheid verzonden naar bureau documenten van de IND.
3. Een verklaring van onderzoek van het Bureau Documenten van de IND van 3 januari 2018, opgemaakt door [verbalisant 3], documentdeskundige. Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb een echtheidsonderzoek uitgevoerd naar een document van [verdachte]. Het betreft een Irakees identiteitskaart met nummer [nummer], afgegeven op 8 januari 1999. Op het document is een andere geboortedatum aangebracht ([geboortedag 2] 1969 vs. [geboortedag 1] 1980).
4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 12 april 2018, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de 12 april 2018 tegenover voornoemde verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte:
Mijn naam is [verdachte], ik ben geboren op [geboortedag 1] 1980 in [geboorteplaats] in Irak.
Op 19 december 2017 ben ik bij de gemeente Alkmaar geweest om mijn geboortedatum aan te passen van[geboortedag 2] 1969 naar [geboortedag 1] 1980. U houdt mij voor dat de IND onderzoek heeft gedaan naar mijn Iraaks identiteitsbewijs en dat gebleken is dat deze vals is. De IND heeft gelijk, want ik ben niet geregistreerd op de datum die op het identiteitsbewijs staat.
De hiervoor geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, zijn telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit en heeft daartoe – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte de in de tenlastelegging bedoelde identiteitskaart niet op 19 december 2017 voorhanden heeft gehad, dat deze kaart niet vals was en dat de verdachte niet wist dat deze vals was.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het aangifteformulier en de (door de raadsman overgelegde) brief van de gemeente Alkmaar van 9 oktober 2019 volgt dat de verdachte op 19 december 2017 aan de balie van de gemeente Alkmaar is geweest en aldaar een identiteitskaart en een nationaliteitsverklaring heeft overgelegd. Deze documenten zijn voor onderzoek op echtheid verzonden naar het Bureau Documenten van de IND. Een documentendeskundige van de IND heeft geconstateerd dat op de identiteitskaart als geboortedatum [geboortedag 3] 1969 in plaats van [geboortedag 1] 1980 is vermeld. De verdachte heeft verklaard dat de geboortedatum op het document inderdaad onjuist was.
Gelet op het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat de verdachte op 19 december 2017 te Alkmaar een identiteitsbewijs voorhanden heeft gehad, waarvan zij wist dat dit vals was. Het hof deelt niet de opvatting van de raadsman dat alleen het Bureau Echtheidsonderzoeken (en dus niet het Bureau Documenten) van de IND deugdelijke uitspraken kan doen over de valsheid van documenten als de onderhavige.
Het verweer wordt derhalve in alle onderdelen verworpen.
Beroep op “rechtsdwaling en afwezigheid van alle schuld”
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens rechtsdwaling en afwezigheid van schuld. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte verschoonbaar heeft gedwaald inzake de strafbaarheid van haar gedraging en ook geen enkele betrokkenheid heeft gehad bij de vermelding van de onjuiste geboortedatum op haar identiteitskaart.
Het hof verwerpt deze verweren op grond van het volgende.
De verdachte heeft verklaard dat zij eerder is aangehouden met een vals paspoort en dat haar Irakese paspoort in 2012 door de IND is ingenomen omdat dit – vanwege de geboortedatum – vals was. De verdachte was er dus mee bekend dat officiële documenten moeten zijn voorzien van juiste gegevens, waaronder de juiste geboortedatum. Zij heeft derhalve niet in de veronderstelling verkeerd (of kunnen verkeren) dat haar gedrag niet wederrechtelijk was. Voort heeft het haar verweten (en bewezenverklaarde) gedrag hieruit bestaan dat zij het valse identiteitsbewijs voorhanden heeft gehad. Voor haar strafbaarheid is niet van belang of de verdachte al dan niet betrokken is geweest bij de totstandkoming van het valse document.
Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht
De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft – bij een bewezenverklaring – het hof verzocht de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof heeft bij beantwoording van de vraag of een straf of maatregel dient te worden opgelegd, gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. De verdachte heeft een valse identiteitskaart voorhanden gehad. Aldus heeft zij het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer wordt gesteld in reisdocumenten schade berokkend.
Vanuit het oogpunt van normbevestiging en handhaving zou het in de rede hebben gelegen een straf aan de verdachte op te leggen. Toch kiest het hof hier in dit bijzondere geval niet voor. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdachte zelf de onjuiste registratie wilde herstellen. Gelet hierop zal zij met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht schuldig worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. A.P.M. van Rijn en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 november 2019.