GiEA Aruba, 16-11-2016, nr. A.R. 1584 van 2014
ECLI:NL:OGEAA:2016:861
- Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Datum
16-11-2016
- Zaaknummer
A.R. 1584 van 2014
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGEAA:2016:861, Uitspraak, Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 16‑11‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 16‑11‑2016
Inhoudsindicatie
Civiel. Verrekening. Huwelijkse voorwaarden.
Partij(en)
Vonnis van 16 november 2016
Behorend bij A.R. 1584 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Y],
wonende in Aruba,
eiser in conventie, gedaagde in reconventie,
hierna ook te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. drs. D.L. Carolina en mr H.U. Thielman,
tegen:
[X],
wonende in Aruba,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna ook te noemen: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. M.H.J. Kock.
1. DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- Het inleidend verzoekschrift;
- De conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie;
- De conclusie van repliek in conventie, tevens van antwoord in reconventie;
- De conclusie van dupliek in conventie, tevens van repliek in reconventie;
- De akte uitlating productie in conventie, tevens conclusie van dupliek in reconventie.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.
2. DE FEITEN
Partijen zijn op [datum huwelijk] 2005 op Aruba onder het maken van huwelijkse voorwaarden in het huwelijk getreden. Voor de huwelijkssluiting hebben partijen reeds vele jaren samengewoond en een gezamenlijke huishouding gevoerd. De door hen bewoonde woning [adres] te Aruba werd op 25 mei 2004 door de man aan de vrouw in eigendom overgedragen voor een (door verrekening voldane) koopsom van Afl. 450.000,-Bij beschikking van dit gerecht d.d. 2 juni 2014 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken.
3. SAMENVATTING VAN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1
De man vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de vrouw veroordeelt om aan hem te betalen:
a. a) de somma van Afl. 957.500,-- en
b) de somma van Afl. 114.331,--,
beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2014, kosten rechtens.
3.2
Aan zijn vordering onder a) legt de man ten grondslag dat hij voormeld bedrag van de bank heeft geleend en vervolgens heeft gestoken in de verbouwing en uitbreiding van de voormalige echtelijke woning [adres], die op naam van de vrouw staat. Hij heeft deze gefinancierd met een lening van de bank CMB ad Afl. 800.000,-- (die mede is aangewend ter aflossing van een eerdere bouwlening). Hij stelt, onder meer verwijzend naar het arrest van de Hoge Raad d.d. 19 december 2003, NJ 2004/185, dat hij recht heeft op vergoeding van het nominale bedrag. Subsidiair vordert de man betaling van dit bedrag wegens ongerechtvaardigde verrijking van de vrouw. De woning is namelijk blijkens een door de man overgelegd taxatierapport in waarde toegenomen met vrijwel dit bedrag. Zij heeft daarvoor niets betaald. Als omstandigheid voert de man voorts aan dat de vrouw de woning in feite om niet heeft gekregen. De reden dat de woning op haar naam werd gesteld was het spreiden van vermogensrisico’s. De man stelt dat hij meende dat het huis op een gegeven moment weer aan hem of zijn kinderen zou worden overgedragen. De vrouw was daarvan op de hoogte.
3.3
Aan zijn vordering onder b) legt de man ten grondslag dat hij zijn SVB-pensioen al jarenlang laat storten op een spaarrekening van de vrouw. Het gaat om 59 maanden maal Afl. 1.547,-- en 14 maanden maal Afl. 1.647,--. Hij stelt dat partijen het zo hadden afgesproken om de bedragen op te sparen. De vrouw weigert dit geld terug te geven. Het bedrag behoort hem toe.
3.4
De vrouw voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van het door de man gevorderde, kosten rechtens. Zij betwist dat de man gelden heeft gestoken in de woning in de periode dat die reeds van haar was. De verbouwing aan de woning vond plaats voor de overdracht en voor het opstellen van huwelijkse voorwaarden. De lening ad Afl. 800.000,-- die de man is aangegaan, heeft gediend tot delging van andere schulden van de man en is ook overigens geheel in zijn vermogen terecht gekomen. De vrouw heeft voor die lening een recht van hypotheek ad Afl. 850.000,-- tot zekerheid gegeven op haar woning. De afspraak was echter dat de man alle lasten voor zijn rekening zou nemen. De aflossing van die lening, voor zover al door de man voldaan, hetgeen de vrouw betwist, is door de man gedaan, omdat het zijn schuld betrof. De man heeft de betalingen aan CMB gestaakt en de bank heeft de openbare verkoop aangezegd. Subsidiair stelt de vrouw zich op het standpunt dat de aflossingen moeten worden beschouwd als (niet verrekenbare) kosten van de gezamenlijke huishouding. Tevens doet de vrouw een beroep op verjaring van de uit 2004 stammende pretense vordering van de man.
3.5
Wat betreft de stortingen van het SVB-pensioen van de man stelt de vrouw dat deze stortingen bedoeld waren ter delging van de kosten van de huishouding. Deze komen volgens de huwelijkse voorwaarden niet voor verrekening in aanmerking.
3.6
In reconventie vordert de vrouw:
a. a) Veroordeling van de man tot betaling aan de vrouw van Afl. 84.504,--, zijnde de achterstand die de man heeft opgelopen bij de aflossing van de lening bij de CMB (waarvoor de vrouw een hypotheekrecht heeft verleend), vermeerderd met boete en rente, te vermeerderen met de vanaf 1 april 2015 verschenen aflossingen;
b) De opheffing van het door de man gelegde conservatoire beslag op de woning [adres];
c) Te bepalen dat de man slechts mag overgaan tot executie van een eventueel in conventie te wijzen veroordelend vonnis onder het stellen van zekerheid;
d) Hoewel niet als eis geformuleerd in het petitum wenst de de vrouw blijkens onderdeel 8 van de eis in reconventie tevens veroordeling van de man te vorderen tot betaling van Afl. 957.000,-- als gebruiksvergoeding voor de bewoning van het huis [adres]. De vrouw heeft deze woning namelijk verlaten.
3.7
De man voert gemotiveerd verweer tegen de eis in reconventie, strekkende tot afwijzing daarvan. Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.
4. DE BEOORDELING
4.1
Het gerecht zal een comparitie van partijen gelasten om van partijen inlichtingen in te winnen en om te bezien of partijen het alsnog op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
4.2
Het gerecht wenst met name nader te worden geïnformeerd over:
a) De redenen van de overdracht van de woning [adres] aan de vrouw, de omstandigheden waaronder deze plaats vond (waaronder de betaling van de koopsom door middel van verrekening);
b) De betekenis in dit verband van de na de overdracht aangegane huwelijkse voorwaarden;
c) De stelling van de man dat het de bedoeling van partijen was deze ooit weer aan hem of de kinderen over te dragen, over het bewijsaanbod van de man op dit punt en de relevantie van dit aanbod in het licht van zijn vordering dat hij recht heeft op vergoeding van het nominaal door hem geïnvesteerde bedrag;
d) De hypotheek op [adres]: als het gerecht het goed begrijpt, is deze woning aan de vrouw overgedragen voor een bedrag van Afl. 450.000,--, hetgeen op dat moment de getaxeerde waarde zou zijn, mét daarop rustend een hypotheek van (ongeveer) dat bedrag. Hoe verhoudt deze waarde zich tot de stelling van de vrouw dat de verbouwing van de woning toen reeds had plaatsgevonden? Het lijkt om een grootscheepse verbouwing te zijn gegaan. Is die in het toenmalige taxatierapport meegenomen?
e) De huidige waarde van de woning, die aanmerkelijk hoger lijkt te zijn dan de door de vrouw destijds verschuldigde koopsom. Hoe verklaart de vrouw die waardestijging als die niet is toe te schrijven aan de verbouwing?
f) Na de overdacht van de woning aan de vrouw is die schuld geherfinancierd met de lening van Afl. 800.000,-- waarvoor opnieuw recht van hypotheek is verleend. Wat is de stand van zaken van de hypotheek? Is de bank overgegaan tot gedwongen verkoop van de woning? Wat is de restschuld op dit moment?
g) De redenen en omstandigheden van het storten van het SVB-pensioen van de man op een spaarrekening van de vrouw.
4.3
Het gerecht wijst partijen erop dat het uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen – ook in het nadeel van die partij – kan maken die het geraden zal achten.
4.4
De partij die zich ter comparitie op bescheiden wil beroepen, dient die stukken (niet zijnde pleitnota’s, want die worden - óók ter zitting - niet toegelaten) in afwijking van 9 Procesreglement, uiterlijk één week vóór de zitting, in fotokopie aan de wederpartij en aan de griffier van het gerecht over te leggen.
4.5
De partij die is verhinderd om op de hierna te bepalen datum en tijdstip te verschijnen, dient, in afwijking van het bepaalde in artikel 10 Procesreglement, binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis per brief aan ondergetekende rechter onder opgave van redenen een verzoek om uitstel in te dienen. Bij het verzoek om uitstel dienen tevens de verhinderdata te worden opgegeven van alle partijen en hun gemachtigden gedurende de drie maanden na onderstaande dagbepaling. Indien niet binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis om uitstel is verzocht, zal nog slechts uitstel worden verleend in geval van overmacht. In dat geval moet de partij die wegens overmacht is verhinderd te verschijnen, onmiddellijk na het intreden van die overmacht per brief aan ondergetekende rechter een verzoek om uitstel doen.
4.6
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. DE BESLISSING
De rechter in dit gerecht:
gelast een verschijning van partijen voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, op 13 december 2016 van 15.30 tot 16.30 uur in zaal A van het gerechtsgebouw aan de J.G. Emanstraat 51, Oranjestad, Aruba;
bepaalt dat de partijen dan in persoon aanwezig zijn;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.H. Lemaire, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 november 2016 in aanwezigheid van de griffier.