Revindicatoire aanspraken op giraal geld
Einde inhoudsopgave
Revindicatoire aanspraken op giraal geld (R&P nr. FR3) 2009/2.2.1:2.2.1 Munteenheid
Revindicatoire aanspraken op giraal geld (R&P nr. FR3) 2009/2.2.1
2.2.1 Munteenheid
Documentgegevens:
B. Bierens, datum 23-03-2009
- Datum
23-03-2009
- Auteur
B. Bierens
- JCDI
JCDI:ADS587563:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Over de historie van geld uitvoerig Davies (1994).
De economische theorie die geld beschouwde als een uitdrukking van een zekere hoeveelheid edelmetaal, wordt ook wel aangeduid als het metalisme. Over deze theorie onder meer Frijda (1914) p. 9-30; Nussbaum (1950) p. 1-4; De Jong (1960) p. 64 e.v.
Mann (1992) p. 49.
Mann (1992) p. 52. Over geld in de functie van munteenheid Nussbaum (1950) p. 13 en 115; Olivecrona (1957) p. 80 e.v.; Mann (1992) p. 43 e.v.; Rank (1996) p. 15 en 21.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Vanaf de oudheid tot aan de 19e eeuw werd zowel in de theorie als in de praktijk verondersteld dat de waarde van een geldstuk afhankelijk was van de waarde van goud of zilver. In de loop van de geschiedenis is het verband tussen geld en edelmetaal op twee wijzen tot stand gebracht.1 In de vroegste perioden werden munten geslagen die een zekere hoeveelheid edelmetaal bevatten. De naam van deze munt was te beschouwen als een aanwijzing voor de hoeveelheid edelmetaal die dit muntstuk ten minste diende te bevatten. Zoals de meter een standaardeenheid van de lengte is, was de gulden ooit de standaardeenheid voor een hoeveelheid edelmetaal.
In latere perioden bevatte het merendeel van de circulerende muntstukken geen of vrijwel geen edelmetaal meer. In plaats daarvan bepaalden de wetten betreffende het muntstelsel dat de waarde van één eenheid van de nationale munt gelijk was aan een bepaalde hoeveelheid goud (in geval van een gouden standaard) of zilver (in geval van een zilveren standaard) van een bepaalde samenstelling.2 Onder het systeem van Bretton Woods was de waarde van de Nederlandse gulden verbonden met die van de Amerikaanse dollar die, op zijn beurt, gelijk was aan de waarde van een zekere hoeveelheid goud. Toen in augustus 1971 de mogelijkheid verviel om een dollar te converteren in goud, kwam daarmee ook voor de gulden een einde aan het verband met edelmetaal.
Een andere reden om een munteenheid in verband te brengen met een tastbare verschijningsvorm, is wellicht gelegen in het feit dat de munteenheid van een land doorgaans dezelfde naam draagt als de noemer die tezamen met de teller (5, 10 of bijvoorbeeld 20 euro) staat vermeld op concrete betaalmiddelen. De functies van betaalmiddel en munteenheid zijn daarom soms met elkaar vereenzelvigd. Ten onrechte, omdat het voor een munteenheid niet noodzakelijk is dat deze zich concretiseert in munten of bankbiljetten. De gefaseerde invoering van de euro had tot gevolg dat van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001 de euro als munteenheid reeds bestond zonder dat de noemer euro stond vermeld op munten en biljetten. De nationale munteenheden van de deelnemende lidstaten, waaronder de gulden, werden tijdens deze periode beschouwd als onderdelen van de euro en waren door vaste omrekenkoersen aan de euro verbonden. Concrete betalingen konden echter gewoon worden verricht met de betaalmiddelen van vóór de invoering van de euro en die derhalve uitgedrukt waren in de (oude) nationale munteenheid. Pas op 1 januari 2002 kwamen daadwerkelijk euromuntstukken in omloop en waren de nationale munteenheid en de munteenheid als vermeld op het eurogeldstuk weer gelijk in naam.
Wat momenteel moet worden beschouwd als het wezenskenmerk van een munteenheid, is niet eenvoudig te bepalen en volgens sommige auteurs zelfs niet te definiëren.3 Voor zover ik kan beoordelen, is de munteenheid een onmisbaar onderdeel van een muntstelsel. Ze vervult, direct of indirect, een functie bij het bepalen van de waarde van een concreet geldstuk. Ook maakt een munteenheid het mogelijk om in het internationale betalingsverkeer geldsoorten en geldhoeveelheden van elkaar te onderscheiden. De munt met een constante waarde is meer geliefd als spaar- en betaalmiddel dan een munt die sterk aan fluctuaties en waardeverlies onderhevig is. In de woorden van Mann:
'The unit of account, being the essential characteristic of a monetary system, not only serves to distinguish it from its predecessors and successors, but also identifies it in relation to monetary systems.'4
Hier beperk ik mij tot de constatering dat er weinig twijfel over bestaat dat, anders dan in vroeger tijd werd betoogd, de munteenheid een functie is die voor het vervullen van haar taak niet belichaamd behoeft te zijn in een stoffelijke vorm.