Rb. Den Haag, 17-05-2016, nr. 4891414 RP VERZ 16-50188
ECLI:NL:RBDHA:2016:5248
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
17-05-2016
- Zaaknummer
4891414 RP VERZ 16-50188
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2016:5248, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 17‑05‑2016; (Beschikking)
- Vindplaatsen
AR 2016/1456
AR-Updates.nl 2016-0556
VAAN-AR-Updates.nl 2016-0556
Uitspraak 17‑05‑2016
Inhoudsindicatie
Geen recht op billijke vergoeding. AAOP-arbeidsongeschiktheidspensioen is geen voorziening als bedoeld in artikel 2 van het Besluit overgangsrecht transitievergoeding, langdurig arbeidsongeschikte werkneemster heeft na ontslag wel aanspraak op transitievergoeding
Partij(en)
Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
FJ
Zaaknr.: 4891414 RP VERZ 16-50188
Uitspraakdatum: 17 mei 2016
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verder te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. M.J. van Dasselaar,
tegen
de stichting Stichting Scholengroep Spinoza,
gevestigd te Voorburg,
verwerende partij,
verder te noemen: Spinoza,
gemachtigde: mr. M.R.A. Dekker.
1. Het procesverloop
1.1
[verzoekster] heeft de kantonrechter bij verzoekschrift, bij de griffie ingekomen op 8 maart 2016, aanvankelijk verzocht de opzegging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen te vernietigen, en - kort samengevat - Spinoza te veroordelen tot doorbetaling van loon c.a., betaling van een billijke vergoeding, betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, betaling van een transitievergoeding en uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen. Spinoza heeft een verweerschrift ingediend. Bij brief van 12 april 2016 heeft [verzoekster] haar verzoek gewijzigd. Thans verzoekt [verzoekster] nog veroordeling van Spinoza tot betaling van een billijke vergoeding en een transitievergoeding.
1.2
Op 18 april 2016 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaats gevonden. Verschenen zijn [verzoekster] in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde, en namens Spinoza de heer [JW] , bijgestaan door mr. Dekker. Daarbij zijn door [verzoekster] pleitaantekeningen overgelegd. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zich in het procesdossier bevinden. Spinoza heeft tijdens de mondelinge behandeling nog een productie overgelegd.
2. De feiten
2.1
Spinoza is een stichting die scholen voor voortgezet onderwijs exploiteert.
2.2
[verzoekster] , geboren op [1958] , is sinds [1994] in dienst bij (de rechtsvoorgangers van) Spinoza, laatstelijk in de functie van [functie] tegen een salaris van € [xx] bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en verdere emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO VO van toepassing.
2.3
Spinoza heeft met toestemming van het UWV de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] per
1 maart 2016 wegens langdurige arbeidsongeschiktheid opgezegd.
3. Het verzoek
3.1
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter thans om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Spinoza te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van een billijke vergoeding ten bedrage van € 12.709,-, dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag, en een transitievergoeding ten bedrage van € 25.418,-, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van deze bedragen tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2
[verzoekster] legt aan haar verzoek naast de vaststaande feiten ten grondslag dat Spinoza zich rond het einde van de arbeidsovereenkomst niet als goed werkgever heeft gedragen. Spinoza heeft zonder overleg en zonder nadere toelichting een te hoog deel van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van [verzoekster] in mindering gebracht op haar salaris. Spinoza heeft aanvankelijk niet gereageerd op het verzoek van [verzoekster] om haar vakantiedagen uit te betalen. Spinoza heeft bovendien geweigerd om aan [verzoekster] de transitievergoeding uit te betalen. [verzoekster] maakt daarom op de voet van artikel 7:682 lid 1 sub c BW aanspraak op een billijke vergoeding die zij stelt op de helft van de voor haar geldende transitievergoeding. [verzoekster] erkent dat het ontslag als zodanig niet is toe te rekenen aan ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Spinoza. De onderhavige procedure en de weigerachtigheid van Spinoza om zich als goed werkgever te gedragen veroorzaken echter bij [verzoekster] zoveel spanning dat haar medische klachten zijn verergerd. Daarom meent [verzoekster] dat Spinoza ten opzichte van haar ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Voorts maakt [verzoekster] aanspraak op uitbetaling van de transitievergoeding die zij stelt op een bedrag van € 25.418,-.
4. Het verweer
4.1
Spinoza voert verweer tegen het verzoek en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. Zij voert daartoe – samengevat – het volgende aan. Voor toekenning van een billijke vergoeding bestaat in casu geen grond. Van ernstig verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:682 BW aan de zijde van Spinoza is geen sprake geweest. De eindafrekening is inmiddels gecorrigeerd voor wat betreft de verrekening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van [verzoekster] en de vakantiedagen. Spinoza acht zich gelet op artikel 2 van het Besluit overgangsrecht transitievergoeding (hierna: het Besluit) niet gehouden om de transitievergoeding aan [verzoekster] te betalen. [verzoekster] ontvangt een bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering, de AAOP-uitkering, die aan te merken is als een vergoeding of voorziening als bedoeld in dat artikel. De transitievergoeding is daarom niet verschuldigd. Spinoza stelt verder dat toekenning van de transitievergoeding in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 6:248 BW onaanvaardbaar is gelet op de recente plannen van minister Asscher om de werkgever niet langer te verplichten om de transitievergoeding te betalen indien deze zich aantoonbaar goed heeft ingespannen om de arbeidsongeschikte werknemer weer aan het werk te krijgen. Spinoza wijst er op dat de transitievergoeding voor werkgevers in het onderwijs extra moeilijk op te brengen is gezien de zogenaamde “lumpsum-financiering” waarin geen rekening wordt gehouden met dergelijke betalingsverplichtingen. Als de transitievergoeding betaald moet worden, gaat dat direct ten koste van het onderwijs aan de leerlingen. De CAO VO wordt om deze redenen per 1 juli 2016 aangepast.
5. De beoordeling
5.1.
Beoordeeld dient te worden of Spinoza aan [verzoekster] een billijke vergoeding en een transitievergoeding moet betalen.
De billijke vergoeding
5.2
Tussen partijen staat vast dat Spinoza de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] rechtsgeldig heeft opgezegd met toestemming van het UWV. Niet gesteld of gebleken is dat één van de situaties als bedoeld in de artikelen 7:671b lid 8 en lid 9, 671c lid 2 onderdeel b en lid 3 onderdeel b, 673 lid 9, 681 of 682 BW zich voordoet. Daarom heeft [verzoekster] geen aanspraak op toekenning van een billijke vergoeding ten laste van Spinoza. Desgevraagd heeft [verzoekster] verklaard dat zij haar verzoek niet baseert op schending van artikel 7:611 BW. Gezien het vorenstaande zal het verzoek van [verzoekster] in zoverre worden afgewezen.
De transitievergoeding
5.3
Artikel 7:673, lid 1, aanhef en onder a BW bepaalt dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd is indien de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd.
5.4
Ingevolge artikel 2 van het Besluit jo. artikel XXII, zevende lid, van de Wet werk en zekerheid - voor zover thans van belang - is de transitievergoeding niet verschuldigd indien de werknemer wegens de beëindiging van de arbeidsovereenkomst recht heeft op een vergoeding of voorziening, op grond van tussen de werkgever of verenigingen van werkgevers en de werknemer of verenigingen van werknemers gemaakte afspraken
5.5
Het verweer van Spinoza, dat de AAOP-uitkering die [verzoekster] ontvangt een voorziening is als bedoeld in artikel 2 van het Besluit, slaagt niet. De kantonrechter is van oordeel dat de AAOP-uitkering een individuele aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen is, die niet voortvloeit uit een door de werkgever of verenigingen van werkgevers en de werknemer of verenigingen van werknemers gemaakte afspraak en die geen verband houdt met een eventueel einde van de arbeidsovereenkomst. De AAOP is daarom geen voorziening wegens de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de zin van het Besluit.
5.6
Het beroep van Spinoza op artikel 6:248 lid 2 BW slaagt evenmin. Voorop gesteld wordt dat de rechter bij de toepassing van deze bepaling de nodige terughoudendheid dient te betrachten. De kantonrechter acht van belang dat bij de totstandkoming van de Wwz blijkens de wetsgeschiedenis voor het recht op transitievergoeding uitdrukkelijk geen onderscheid is gemaakt tussen arbeidsgeschikte en (langdurig) arbeidsongeschikte werknemers. Blijkens recente berichten in de media overweegt minister Asscher ook thans niet om aan het recht op transitievergoeding van (langdurig) arbeidsongeschikte werknemers te tornen. Uitsluitend wordt een wetsvoorstel overwogen dat inhoudt dat de financiering van dit recht wordt gewijzigd. Dat de activiteiten van Spinoza worden bekostigd uit “lumpsum-financiering” en het bedrag van de aan [verzoekster] te betalen transitievergoeding niet rechtstreeks besteed zal kunnen worden aan het geven van onderwijs, maakt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, op zichzelf niet dat nakoming van haar betalingsverplichting ten opzichte van [verzoekster] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
5.7
Uit het vorenstaande volgt dat Spinoza aan [verzoekster] een transitievergoeding verschuldigd is. Spinoza heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de transitievergoeding die volgens [verzoekster] € 25.418,- bedraagt. Het verzoek zal in zoverre als op de wet gegrond worden toegewezen.
5.8
Aangezien tussen partijen vast staat dat Spinoza alle kosten van de procedure betaalt, ziet de kantonrechter geen aanleiding voor een kostenveroordeling.
6. De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt Spinoza tot betaling aan [verzoekster] van een bedrag groot € 25.418,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van dit bedrag tot aan de dag der algehele voldoening;
- wijst af wat meer of anders is verzocht;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J. Verbeek, kantonrechter en op 17 mei 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.