Hof Leeuwarden, 28-02-2012, nr. 200.084.728/01, nr. 200.086.783-01
ECLI:NL:GHLEE:2012:BV9831
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
28-02-2012
- Zaaknummer
200.084.728/01
200.086.783-01
- LJN
BV9831
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2012:BV9831, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 28‑02‑2012; (Hoger beroep)
Uitspraak 28‑02‑2012
Inhoudsindicatie
Hof draagt man op bepaalde in Iran opgemaakte documenten te laten legaliseren en verifiëren.
Partij(en)
Beschikking d.d. 28 februari 2012
Zaaknummers 200.084.728 en 200.086.783
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak met zaaknummer 200.084.728 van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. B.H. Werink, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. T.H.G. Schuringa, kantoorhoudende te Groningen,
en in de zaak met zaaknummer 200.086.783 van
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. T.H.G. Schuringa, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
[appellant],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. B.H. Werink, kantoorhoudende te Groningen.
De inhoud van de tussenbeschikking van 10 januari 2012 wordt hierbij overgenomen.
Het verdere procesverloop
Na voormelde tussenbeschikking is op de griffie van het hof een brief van 27 januari 2012 van mr. Werink binnengekomen en een faxbericht van 13 februari 2012 van mr. Schuringa.
De verdere beoordeling
- 1.
Het hof heeft bij zijn tussenbeschikking van 10 januari 2012 de behandeling van de zaak op verzoek van partijen aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen gezamenlijk naar de Iraanse ambassade in 's-Gravenhage te gaan om duidelijkheid te verkrijgen over de reeds door de vrouw aan de ambassade ter onderzoek aangeboden documenten. Aan partijen is verzocht zich vóór 1 februari 2012 schriftelijk uit te laten over het verdere verloop van de procedure en daarbij aan te geven op welke punten het hof nog zal dienen te beslissen.
- 2.
In de brief van 27 januari 2012 heeft de man naar voren gebracht dat het bezoek aan de Iraanse ambassade te 's-Gravenhage hem heeft bevestigd in zijn stelling dat er wel degelijk nog steeds een huwelijk tussen de vrouw en [betrokkene] bestaat. De man wenst de procedure dan ook voort te zetten en verzoekt het hof te beslissen op zijn primaire verzoek om het huwelijk tussen de man en de vrouw nietig te verklaren en - mocht daaraan toegekomen worden - zijn subsidiaire verzoek om de echtscheiding tussen partijen uit te spreken.
- 3.
In het faxbericht van 13 februari 2012 heeft de vrouw naar voren gebracht dat de Iraanse ambassade niet kan bevestigen dat de echtscheiding tussen haar en [betrokkene] in Iran op juiste wijze is geregistreerd. De vrouw handhaaft de stelling dat haar huwelijk met [betrokkene] is geëindigd door echtscheiding vóórdat zij in het huwelijk trad met de man en ziet zich genoodzaakt om de procedure voort te zetten.
De rechtsmacht
- 4.
Nu geen der partijen grieven heeft gericht tegen de constatering van de rechtbank dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in de onderhavige zaak, zal het hof hiervan uitgaan.
De overwegingen
Het op het verzoek tot nietigverklaring van het huwelijk toepasselijke recht
- 5.
De vraag of een huwelijk formeel en materieel geldig tot stand is gekomen wordt in beginsel beheerst door het recht van het land waar het huwelijk is voltrokken. Aangezien het huwelijk van partijen in Iran is voltrokken, dient de vraag of het huwelijk van partijen nietig is daarom beoordeeld te worden naar Iraans recht.
Erkenning van het huwelijk tussen de man en de vrouw in Nederland
- 6.
Alvorens het hof kan overgaan tot een beoordeling van de vraag of het tussen partijen gesloten huwelijk nietig is, dient eerst te worden beoordeeld of het tussen de man en de vrouw in Iran gesloten huwelijk in Nederland kan worden erkend. Anders dan de man stelt kan het huwelijk niet reeds worden erkend enkel op grond van het feit dat het huwelijk in Nederland jarenlang de facto en de jure is erkend. Daarbij is immers volgens de man van onjuiste gegevens uitgegaan.
- 7.
Artikel 5 lid 1 van de Wet Conflictenrecht Huwelijk bepaalt dat een buiten Nederland gesloten huwelijk wordt erkend als dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden. Voor de vraag of het huwelijk tussen de man en de vrouw in Nederland kan worden erkend, is mitsdien van belang of dit huwelijk naar Iraans recht rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden. Artikel 5 lid 4 van de Wet Conflictenrecht Huwelijk bepaalt dat een huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit.
- 8.
Partijen twisten over de vraag of hun huwelijk rechtsgeldig tot stand is gekomen. De man stelt dat de vrouw ook thans nog gehuwd is met [betrokkene] en dat het tussen de man en de vrouw op 9 mei 1995 gesloten huwelijk op basis daarvan - niet tegenstaande de overgelegde huwelijksverklaring - volgens Iraans recht nietig is. Aan het verzoek tot echtscheiding komt het hof volgens de man dan niet meer toe. De vrouw betwist dat zij op 9 mei 1995 nog gehuwd was met [betrokkene]. Volgens de vrouw was sprake van een niet-permanent huwelijk tussen haar en [betrokkene] dat heeft geduurd tot en met 9 juni 1989. Het einde van dit huwelijk is in 1993 geregistreerd bij het huwelijksbureau in Iran. Haar huwelijk met de man is dan ook rechtsgeldig en kan door echtscheiding worden ontbonden.
- 9.
Het hof gaat uit - overeenkomstig artikel 5 lid 4 van de Wet Conflictenrecht Huwelijk - van het rechtsvermoeden van een rechtsgeldig gesloten huwelijk tussen de man en de vrouw, nu tussen partijen niet in geschil is dat hun huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde instantie. De man wordt gelet op zijn stellingen toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. In verband hiermee hebben beide partijen weliswaar in Iran opgemaakte openbare akten en andere door het bevoegd gezag afgegeven stukken in het geding gebracht, maar deze documenten lijken elkaar tegen te spreken. De documenten zijn bovendien niet allemaal op de juiste wijze gelegaliseerd, terwijl voorts van enkele documenten een beëdigde Nederlandse vertaling ontbreekt.
Legalisatie
- 10.
Nu Iran geen partij is bij het op wederkerigheid berustende Haagse verdrag tot afschaffing van legalisatie (Verdrag van 5 oktober 1961, Trb. 1963, 28), noch enig ander bindend verdrag Nederland ertoe verplicht in Iran opgemaakte openbare akten of andere door het bevoegd gezag afgegeven stukken van legalisatie vrij te stellen, is het hof van oordeel dat de hierna te noemen stukken op de correcte wijze dienen te worden gelegaliseerd. Overeenkomstig de circulaire van de Staatssecretaris van Justitie inzake legalisatie van buitenlandse bewijsstukken betreffende de staat van personen van 21 mei 2010 bepaalt het hof dat het desbetreffende stuk in het land van herkomst dient te worden gelegaliseerd door de bevoegde autoriteiten die in een zodanige functionele of hiërarchische relatie tot de afgevende instanties staan, dat zij voor de geldigheid van het document kunnen instaan. Vervolgens dient het stuk te worden gelegaliseerd door de voor dat land bevoegde Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging.
Het betreft de volgende stukken:
- -
de door de man in hoger beroep bij zijn verweerschrift in de zaak met zaaknummer 200.086.783 overgelegde huwelijksakte van het huwelijk tussen de vrouw en [betrokkene];
- -
de door de man bij brief van 23 november 2011 overgelegde echtscheidingsakte van het huwelijk tussen de vrouw en [betrokkene], welke akte ook door de vrouw bij brief van 21 juni 2011 in het geding is gebracht;
- -
de door de man in hoger beroep bij zijn brief van 23 november 2011 overgelegde verklaringen van 7 september 2011 en 17 april 2011 van de 'State Properties & Real estate Registration Organization';
- -
de door de man in hoger beroep bij zijn brief van 23 november 2011 overgelegde geboorteakte van partijen.
Verificatie
- 11.
Nu de hierboven genoemde door partijen overgelegde documenten elkaar tegen lijken te spreken, en er mitsdien twijfel bestaat over de inhoud van de stukken, is het hof van oordeel dat er concrete aanleiding bestaat om deze stukken niet alleen te laten legaliseren, maar ook te laten verifiëren. Door middel van verificatie wordt een document inhoudelijk gecontroleerd op de juistheid van de daarin opgenomen gegevens. Verificatie wordt in principe uitgevoerd door de autoriteiten van het land waaruit het stuk afkomstig is. Het verzoek daartoe dient te worden gericht aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat het zal doorgeleiden naar de desbetreffende diplomatieke post.
- 12.
Gelet op rechtsoverweging 9 zal het hof de man gelasten voor legalisatie en verificatie van bovengenoemde stukken zorg te dragen, alvorens nader op beide hoger beroepen kan worden beslist.
Beëdigde vertaling van de door partijen overgelegde documenten
- 13.
Ingevolge het 'Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven' dient bij stukken die in een vreemde taal zijn gesteld, een beëdigde vertaling in de Nederlandse taal te worden gevoegd. Een uitzonderingsgrond zoals in het procesreglement genoemd, doet zich in het onderhavige geval niet voor.
- 14.
Het hof zal de man dan ook gelasten van alle gelegaliseerde en geverifieerde stukken tevens een beëdigde vertaling in de Nederlandse taal in het geding te brengen. Met een vertaling in de Engelse taal kan in dit kader niet worden volstaan. Ook voor zover partijen zich op andere reeds in het geding gebrachte, maar nog niet in de Nederlandse taal vertaalde stukken wensen te beroepen, worden zij in de gelegenheid gesteld hiervan alsnog een beëdigde vertaling over te leggen.
- 15.
Gelet op het voorgaande ziet het hof - anders dan in de tussenbeschikking van 10 januari 2012 opgenomen - thans geen aanleiding om een nieuwe mondelinge behandeling te bepalen. Het hof zal de behandeling aanhouden tot 1 september 2012 en de man verzoeken zich vóór die datum schriftelijk uit te laten over de voortgang van de legalisatie en verificatie van de onder rechtsoverweging 10 omschreven documenten, in afschrift aan de wederpartij. Alsdan zal, afhankelijk van de te verkrijgen informatie, een nadere zittingsdatum voor een mondelinge behandeling worden bepaald.
Slotsom
- 16.
Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
in beide zaken
alvorens verder te beslissen:
draagt de man op de onder rechtsoverweging 10 genoemde documenten te laten legaliseren en verifiëren, alsmede door een beëdigd vertaler te laten vertalen in de Nederlandse taal en deze opnieuw in het geding te brengen;
stelt partijen in de gelegenheid om uiterlijk op 1 september 2012 alsnog beëdigde vertalingen in de Nederlandse taal in het geding te brengen van reeds eerder overgelegde stukken;
draagt de man op zich vóór 1 september 2012 schriftelijk uit te laten over de voortgang van de legalisatie en verificatie van de onder rechtsoverweging 10 genoemde documenten;
bepaalt dat, afhankelijk van de dan te verkrijgen informatie, een nadere zittingsdatum voor een mondelinge behandeling zal worden bepaald;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.H. Garos, voorzitter, G.M. van der Meer en H. van Lokven-van der Meer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 28 februari 2012 in bijzijn van de griffier.