HR, 13-06-2017, nr. S 17/01527 H
ECLI:NL:HR:2017:1088
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13-06-2017
- Zaaknummer
S 17/01527 H
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:1088, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑06‑2017; (Herziening)
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2017-0271
Uitspraak 13‑06‑2017
Inhoudsindicatie
Herziening. Meermalen door giften of beloften van geld een minderjarige, wier minderjarigheid aanvrager redelijkerwijs moest vermoeden, opzettelijk bewegen tot het dulden van ontuchtige handelingen van aanvrager. Aangevoerd wordt dat bewezenverklaring t.a.v. minderjarigheid van het slachtoffer enkel steunt op een leeftijdsonderzoek o.b.v. door een deskundige ontworpen criteria, die door diezelfde deskundige in een brief uit 1999 zouden zijn bekritiseerd. Aanvraag steunt op de stelling dat de bewezenverklaring t.a.v de minderjarigheid van het slachtoffer enkel steunt op de resultaten van het leeftijdsonderzoek. Die stelling is onjuist. Hof heeft bewezenverklaring mede heeft doen steunen op waarneming van opsporingsambtenaar dat het slachtoffer er jong uitziet en niet ouder kan zijn dan twaalf à dertien jaar en opmerkingen van aanvrager en slachtoffer. Opmerking verdient nog dat de inhoud van de bij de aanvraag overgelegde brief met daarin de in algemene termen verwoorde kritiek op de voornoemde criteria, niet meebrengt dat moet worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de resultaten van het in de onderhavige zaak uitgevoerde leeftijdsonderzoek. Aanvraag is kennelijk ongegrond. Vervolg op ECLI:NL:HR:2011:BP1285.
Partij(en)
13 juni 2017
Strafkamer
nr. S 17/01527 H
SA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 28 januari 2010, nummer 23/000618-09, ingediend door D.E. Wiersum, advocaat te Amsterdam, namens:
[aanvrager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 21 januari 2009 - de aanvrager ter zake van
1 "opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B en C, van de Opiumwet gegeven verbod",
2 "medeplegen van een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken, vervaardigen , meermalen gepleegd
en
een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken, vervaardigen, meermalen gepleegd,
en
een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd",
3 "met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd" en
4 "door giften en beloften van geld een persoon waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen van hem te dulden, meermalen gepleegd."
veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren. De Hoge Raad heeft het tegen dit arrest ingestelde beroep in cassatie verworpen bij arrest van 8 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1285.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1.
Ten laste van de aanvrager is onder 4 - kort weergegeven - bewezenverklaard dat hij in de periode van 15 oktober 2004 tot en met 20 oktober 2004 in Amsterdam meermalen door giften of beloften van geld een minderjarige (vermoedelijk genaamd [betrokkene]), wier minderjarigheid de aanvrager redelijkerwijs moest vermoeden, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen van de aanvrager te dulden.
2.2.
Deze bewezenverklaring steunt, voor zover voor de beoordeling van de aanvraag van belang, op de volgende bewijsmiddelen:
"7. Een proces-verbaal (...) van 15 december 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegd opsporingsambtenaar [verbalisant] (...)
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
De in beslag genomen videobanden zijn door mij, verbalisant, bekeken. Een aantal opnamen heeft op 15 en 20 oktober 2004 plaatsgevonden. Deze opnamen zijn door de verdachte op videobanden vastgelegd met daarbij het kaftopschrift [betrokkene].
Band 1 opschrift [betrokkene] 1 van 15 oktober 2004:
(...)
Het slachtoffer ziet er jong uit en kan niet ouder zijn dan 12 a 13 jaar. (...) Het slachtoffer zegt dat ze nog nooit …onverstaanbaar. De verdachte zegt dat alle meisjes het doen van 12 of 13. (...)
Band 3 opschrift [betrokkene] van 20 oktober 2004:
De verdachte vraagt waarom het slachtoffer heeft gelogen over haar leeftijd. Het slachtoffer zegt dat ze niet kan zeggen dat ze 13 is en op straat leeft. Iedereen zou dan de politie bellen. (...)
8. Een geschrift, zijnde een Forensisch Antropologisch Onderzoek d.d. 23 januari 2006 (...) opgemaakt door arts-anatoom, forensisch antropoloog Prof. Dr. G.J.R. Maat en arts-anatoom, forensisch antropoloog i.o. R.R.R. Gerretsen (...)
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van beide relatanten:
Op verzoek van de officier van justitie werd een leeftijdsonderzoek verricht ten aanzien van een jong vrouwelijk persoon afgebeeld op drie digitale tapes gemerkt [betrokkene] I, II en III.
Een selectie van de beelden waarop de uitwendige geslachtskenmerken goed te beoordelen zijn, is samengevat in een tabel. Het betreft de leeftijdsgebonden ontwikkeling van de pubisbeharing (Tanner PH-criteria) en de borstklier (Tanner B-criteria) bij West-Europese kinderen.
Gelet op alle resultaten was de berekende leeftijd van het onbekende meisje op het moment van de opnamen tussen de 11,8 en 16,8 jaren oud."
2.3.
Voorts heeft het Hof nog het volgende overwogen:
"Met betrekking tot de leeftijd van [betrokkene] geldt dat zij op de van haar gemaakte opnamen eerst een leeftijd van 16 jaar noemt, daarna een leeftijd van 13 jaar. Het door twee forensisch antropologen aan de hand van de videobeelden verrichtte leeftijdsonderzoek resulteert in een berekende leeftijd van tussen de 11,8 en 16,8 jaren oud. Het hof acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat [betrokkene] jonger dan 18 jaar was ten tijde van de opnamen."
3. De aanvraag tot herziening
3.1.
De aanvraag berust op de stelling dat ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat de bewezenverklaring van voormeld feit ten aanzien van de minderjarigheid van het slachtoffer enkel steunt op een leeftijdsonderzoek dat is uitgevoerd op basis van de door J.M. Tanner ontworpen criteria, terwijl daarbij gebruik is gemaakt van conclusies uit oude literatuur die later door Tanner zelf zijn verworpen in een in 1999 ingezonden brief in het blad Pediatrics van de American Academy of Pediatrics. Volgens de aanvrager vormt de inhoud van deze brief een gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan het Hof niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak bij gebrek aan ander bewijs dat het slachtoffer minderjarig was, zou hebben geleid tot een vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde. De aanvraag wordt ondersteund door een kopie van voormelde brief.
3.2.
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
4. Beoordeling van de aanvraag
4.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2.
De aanvraag steunt op de stelling dat de bewezenverklaring onder 4 ten aanzien van de minderjarigheid van het slachtoffer enkel steunt op de in bewijsmiddel 8 weergegeven resultaten van het door G.J.R. Maat en R.R.R. Gerretsen uitgevoerde leeftijdsonderzoek. Die stelling is echter onjuist. Uit hetgeen hiervoor onder 2.2 is weergegeven volgt immers dat het Hof de bewezenverklaring van dit feit mede heeft doen steunen op de in bewijsmiddel 7 weergegeven waarneming van een opsporingsambtenaar dat het slachtoffer er jong uitziet en niet ouder kan zijn dan twaalf à dertien jaar en opmerkingen van de aanvrager en van het slachtoffer. Reeds daarom is de aanvraag kennelijk ongegrond.
4.3.
Opmerking verdient nog dat de inhoud van de bij de aanvraag overgelegde brief met daarin de in algemene termen verwoorde kritiek op de "wholly illegitimate use of Tanner staging (...) It is not designed for estimating", niet meebrengt dat moet worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de resultaten van het in de onderhavige zaak uitgevoerde leeftijdsonderzoek.
5. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juni 2017.