Rb. Noord-Nederland, 28-02-2020, nr. 18/730232-18
ECLI:NL:RBNNE:2020:949
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
28-02-2020
- Zaaknummer
18/730232-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2020:949, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 28‑02‑2020; (Eerste aanleg - meervoudig, Op tegenspraak)
- Wetingang
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2020-0281
Uitspraak 28‑02‑2020
Inhoudsindicatie
Man veroordeeld voor stalking van zijn buurvrouw. Verdachte heeft daarbij onder meer zijn buurvrouw heimelijk gefilmd met een camera die hij zelf had geplaatst onder haar bed. Verdachte kwam de woning van zijn buurvrouw binnen met een gekopieerde sleutel. Eerder had hij de sleutel van haar weggenomen en na laten maken. Verdachte heeft ook bh’s uit de woning weggenomen. Oogmerk belaging bij heimelijke gedragingen.
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730232-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 februari 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 februari 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I. Djordjevic, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks 19 juni 2017 tot en met 6 oktober 2018 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden (dat zij heimelijk werd gefotografeerd en/of gefilmd en/of geobserveerd en/of dat eigendommen van haar werden weggenomen) en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte in voornoemde periode wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk meermalen, althans eenmaal,
- die [slachtoffer] vanuit verdachtes woning (naastgelegen aan de woning van die [slachtoffer] ) geobserveerd en/of begluurd en/of
- die [slachtoffer] heimelijke gefotografeerd en/of
- een of meer sleutel(s) van (een) toegangsdeur(en) van die woning van die [slachtoffer] weggenomen en een kopie daarvan doen of laten vervaardigen (zonder medeweten van die [slachtoffer] ) en/of
- de woning van die [slachtoffer] binnengegaan met die/een kopie van de/een sleutel(s) van (een van) de toegangsdeur(en) van de woning van die [slachtoffer] en/of
- een (digitale) camera (welke automatisch kon opnemen op basis van een bewegingssensor) met voeding (powerbank) en een geheugenkaart (onder een bed) in de slaapkamer van de woning van die [slachtoffer] geplaatst en vervolgens achtergelaten en/of (vervolgens/zodoende)
- filmopnamen vervaardigd en/of doen vervaardigen van die [slachtoffer] in haar slaapkamer, terwijl zijn (deels) ontkleed/naakt was en/of anderszins in die slaapkamer aanwezig was en/of
- die camera met voeding (powerbank) en een geheugenkaart uit die woning van die [slachtoffer] (welke verdachte eerder had geplaats en achtergelaten) opgehaald (met gebruikmaking van die valse sleutel(s)) en/of (vervolgens)
- de filmopnamen, welke waren vervaardigd met die camera met voeding(powerbank) en een geheugenkaart, bekeken en/of
- een of meer bh('s) van die [slachtoffer] weggenomen uit de woning van die [slachtoffer] en die bh('s) vervolgens op een ander moment weer teruggelegd in die woning van die [slachtoffer] en/of
- foto's gemaakt van een of meerder bh's van die [slachtoffer] ;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2018 tot en met 6 oktober 2018 te Drachten, gemeente Smallingerland, gebruik makende van een technisch hulpmiddel (een (digitale) camera (welke automatisch kon opnemen op basis van een bewegingssensor) met voeding (powerbank) en een geheugenkaart), waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [slachtoffer] , aanwezig in een woning, gelegen aan of bij de [straatnaam] en/of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten het balkon van die woning, een of meer afbeelding(en), te weten digitale foto('s) en/of filmopnamen, heeft vervaardigd en/of doen vervaardigen ((onder een bed) in de slaapkamer van de woning van die [slachtoffer] );
3. primair
hij in of omstreeks 1 januari 2018 tot en met 6 oktober 2018 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland,
A. (van een woning gelegen aan of bij de [straatnaam] ) een of meer (huis)sleutel(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en/of
B. (in/uit de woning gelegen aan of bij de [straatnaam] ) een of meer bh('s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf (te weten de woning van die [slachtoffer] ) heeft verschaft en/of die weg te nemen sleutel(s) en/of bh('s) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten een of meer eerder door verdachte weggenomen en gekopieerde (huis)sleutel(s);
3. subsidiair
hij in of omstreeks 1 januari 2018 tot en met 6 oktober 2018 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer huissleutel(s) en/of bh('s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, (gedurende enige tijd) buiten het bereik van de rechthebbende op die sleutel(s) en/of bh('s) heeft doen zijn en/of op een voor de rechthebbende op die sleutel(s) en/of bh('s) onbekende plaats heeft doen zijn, aldus/althans heeft weggemaakt;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2018 tot en met 6 oktober 2018 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, meermalen, althans eenmaal, in de woning [straatnaam] , bij een ander, te weten bij [slachtoffer] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1, 2, 3 primair en 4.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie aangevoerd dat er sprake is van diefstal omdat verdachte de bh's en sleutel uit de beschikkingsmacht van aangeefster heeft gebracht. De diefstal vond plaats met behulp van een valse sleutel. Er is geen sprake van vrijwillig terugtreden van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, 3 primair en 3 subsidiair. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte moet vrijgesproken worden van de belaging zoals onder 1 is ten laste gelegd, omdat verdachte niet het oogmerk had om aangeefster te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden of vrees aan te jagen.
Bij verdachte ontbreekt ook het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van de huissleutels en de bh’s. Daarom moet verdachte ook vrijgesproken worden van het onder 3 primair ten laste gelegde. Mocht de rechtbank komen tot een bewezenverklaring van diefstal, dan verzoekt de raadsvrouw het gebruik van valse sleutels weg te strepen. De huissleutel zat immers in de deur op het moment dat verdachte deze wegnam en verdachte heeft verklaard dat hij de bh's niet uit de woning van aangeefster heeft gepakt, maar vanaf het balkon dat hij kon bereiken vanaf zijn eigen balkon.
Het onder 3 subsidiair ten laste gelegde kan evenmin bewezen worden, omdat verdachte niets heeft weggemaakt. Aangeefster heeft verklaard dat ze niet gemerkt heeft dat haar bh's even zijn weggeweest en ook niet dat er een kopie van haar huissleutel is gemaakt. Zij is zelf nog in het bezit van deze goederen.
Oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 3
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van de feiten 1 en 3 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 14 februari 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb mijn buurvrouw stiekem gefotografeerd, gefilmd en bekeken. Ik heb ook eigendommen van haar weggenomen en op een later moment weer teruggelegd. Ik heb dit als volgt gedaan.
In 2017 heb ik foto's van mijn buurvrouw gemaakt toen zij op het balkon van haar woning zat. Dit was met mijn mobiele telefoon buiten het huis. Op het moment dat de woningcoöperatie bezig was met het onderhoud van de woningen, heb ik een sleutel van een toegangsdeur van de woning van mijn buurvrouw weggenomen en een kopie daarvan laten maken zonder medeweten van mijn buurvrouw. Ik ben meermalen met deze sleutel de woning van mijn buurvrouw binnengegaan. Ik heb op 26 september 2018 onder het bed in de slaapkamer van mijn buurvrouw een digitale camera geplaatst. Aan de hand van een bewegingssensor werden foto's gemaakt. Ik kon live meekijken met de camera en de opnames die werden gemaakt bleven op het geheugenkaartje van de camera bewaard. Ik ging elke dag de opnames in het huis van mijn buurvrouw bekijken.
Ik heb meerdere bh's uit de woning van mijn buurvrouw weggenomen en op een ander moment weer terug gelegd in de woning van mijn buurvrouw. Ik heb meerdere foto's gemaakt van de bh's van mijn buurvrouw.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 oktober 2018, opgenomen op pagina 71 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018287024 d.d. 20 november 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik woon aan [straatnaam] te Drachten. Op 6 oktober 2018 omstreeks 16:00 uur was ik mijn slaapkamer aan het stofzuigen toen ik op een gegeven moment ergens tegenaan kwam met de stofzuigermond. Ik schoof daarop mijn nachtkastje opzij en zag een zwart bolletje met daaraan een snoertje. Ik pakte het bolletje op en zag toen direct dat dit een camera was. Ik zag dat het snoertje die in het bolletje zat verbinding maakte met een wit kastje, een zogeheten powerbank. Ik zag dat er een SD-geheugenkaart in de camera zat. Het bleek een WIFI camera te zijn.
De camera is zo gericht dat hij mij zou kunnen filmen als ik mij omkleed. Ik vind het vreselijk dat iemand mij gefilmd heeft in mijn privé. In mijn huis waar ik mij veilig voelde en waar ik tot rust kwam. Dat is nu niet meer zo.
In april van dit jaar hebben wij een renovatie gehad van het gebouw waarin ik woon.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2018, opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Doordat u mij de foto's toont van mijn lingerie op een plaats die niet in mijn woning is weet ik dat de lingerie is toegeëigend door mijn buurman. De lingerie heeft mijn buurman weer terug gelegd in mijn woning.
U toont mij foto's die mijn buurman van mij heeft gemaakt. U toont mij een foto van 19 juni 2017. Ik wist niet dat het al zo lang geleden is begonnen. Ik vind het echt heel eng dat het al zo lang speelt en dat voelt voor mij echt als stalken. De woning is mijn eigen plek en ik vind het vreselijk dat de camera in mijn slaapkamer is opgehangen. De slaapkamer was voor mij een intieme plek. Als ik buiten op de galerij zat heeft hij de mogelijkheid gehad om deze foto's te maken als hij vanuit zijn woning naar beneden liep. U toont mij een foto van 22 augustus 2017 waarop ik de voorkant van mijn balkon aan het schoonmaken ben. Ik heb niet doorgehad dat mijn buurman deze foto van mij heeft gemaakt. U toont mij een foto van 9 januari 2018 om 04:02 uur waarop mijn gezicht op een foto van een ontbloot lichaam is geplakt waarop de geslachtsdelen te zien zijn. Dit vind ik echt om te kotsen. U toont mij een foto van een video opname waarin ik in mijn slaapkamer te zien ben op 13 maart 2018. Mijn buurman moet dit hebben gemaakt vanaf het balkon. U toont mij van een foto van 14 maart 2018 om 00:46 uur waarop ik te zien ben in mijn slaapkamer en bij de afbeelding staat 'My whore'. U vertelt mij dat dit 'Mijn hoer' betekend. Ik vind dit echt walgelijk, woorden schieten mij echt te kort.
Ik ben vorige week bij uw collega geweest. Ik heb daar ongeveer 600 foto's van mij en mijn spullen gezien. De filmpjes die mijn buurman in mijn woning heeft gemaakt wil ik niet zien. Ik wist niet dat er zoveel foto's en filmpjes van mij waren gemaakt. [naam 1] liet mij ook een lijst met datums zien dat de buurman in mijn woning is geweest. Ik voel mij daardoor in mijn persoonlijke levenssfeer aangetast en ik heb niemand toestemming gegeven om mijn woning te betreden.
Ik woon momenteel ergens anders want ik durf niet terug naar mijn eigen woning. Toen ik aangifte heb gedaan van huisvredebreuk wist ik niet dat mijn buurman foto’s had gemaakt van mijn familieleden, vrienden en van bijvoorbeeld mijn minderjarige nichtje. Mijn buurman heeft hiermee mijn privé leven flink beschadigd. Mijn privé, mijn huis, alles is weg. Het is mijn huis niet meer, het is van mij vervreemd.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 oktober 2018, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
De verbalisanten verzochten mij om de aangeleverde goederen te onderzoeken met als doel om de identiteit van de verdachte vast te stellen die de camera in de slaapkamer had geplaatst. Ik zag dat de map record verschillende opnames bevatte die waren gemaakt met de camera. De verdachte had de camera bevestigd onder het bed van de aangeefster gericht op de kledingkast en de slaapkamerdeur. Hierdoor kon hij op afstand, zowel overdag als in het donker, zien wanneer de aangeefster zich omkleedde. Ook was het voor de verdachte mogelijk om te horen welke gesprekken er werden gevoerd in de slaapkamer van de aangeefster. Uit bevindingen blijkt dat de verdachte de woning van de aangeefster in ieder geval op de volgende dagen heeft betreden: 27-09-2018, 28-09-2018, 29-09-2018, 01-10-2018, 02-10-2018, 04-10-2018 en 05-10-2018. Op de beelden zag ik dat een persoon de camera meerdere keren configureerde en plaatste in de woning van de aangeefster. Deze persoon werd door collega [naam 2] , brigadier/wijkagent van Politie eenheid Noord-Nederland, herkend als zijnde: [verdachte] woonachtig op de [straatnaam] te Drachten.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 oktober 2018, opgenomen op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 25 oktober 2018 onderzocht ik de mobiele telefoon van het merk Samsung, type SMJ710N, model J7. Ik trof meerdere afbeeldingen aan waarop de aangeefster heimelijk werd gefotografeerd of gefilmd. Van sommige foto's was mij onduidelijk waar deze waren genomen of wie de eigenaar was van gefotografeerde goederen. Hierom nodigde ik op donderdag 25 oktober 2018 de aangeefster, [slachtoffer] , uit om de door mij aangetroffen foto's te beoordelen. Ik hoor de aangeefster zeggen dat de foto’s die waren aangetroffen op de mobiele telefoon van de verdachte met een tijdsaanduiding in de periode van 19 juni 2017 tot en met 22 augustus 2018 waren gemaakt toen zij op de galerij voor haar woning aanwezig was. Ik hoorde aangeefster zeggen dat de foto met de tijdsaanduiding 13-3-2018, 23:30:38, was genomen toen zij vanuit de woonkamer haar slaapkamer binnenliep en dat deze moest zijn genomen vanaf het balkon aan de achterzijde van de woning. De balkons van deze woningen waren afgeschermd door middel van een tussenwand en waren dus niet vrij toegankelijk. Ik zag dat deze afbeelding onderdeel uitmaakte van een reeks afbeeldingen en dat deze hoogstwaarschijnlijk onderdeel was van een video-opname. Ik zag dat er verschillende afbeeldingen op het toestel stonden met een tijdstempel waarop het bestand voor het laatst was gewijzigd tussen 26-09-2018 en 06-10-2018 en die waren gemaakt in de slaapkamer van de aangeefster met de inbeslaggenomen camera. Ik zag dat de aangeefster hierop verscheidene keren gedeeltelijk of volledig naakt in beeld was. Ik zag dat deze beelden overeenkwamen met video-opnames die waren aangetroffen op de geheugenkaart die in de eerdergenoemde camera was aangetroffen.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte woonde naast het slachtoffer. Vanaf 19 juni 2017 heeft verdachte het slachtoffer, zijn buurvrouw, heimelijk begluurd en gefotografeerd zowel in als rondom haar woning. Toen de gelegenheid zich voordeed in april 2018 heeft verdachte de huissleutel van de woning van slachtoffer laten namaken zonder dat zij hiervan wist. Met gebruikmaking van deze valse sleutel is verdachte zonder haar toestemming en/of medeweten gedurende een aantal maanden vele malen de woning van slachtoffer binnengedrongen. In de woning heeft verdachte wederom heimelijk foto’s gemaakt, onder andere van privé-eigendommen van het slachtoffer, heeft hij bh’s van het slachtoffer weggenomen en heeft hij in september 2018 onder het bed in haar slaapkamer – en zodoende onzichtbaar voor het slachtoffer – een camera met powerbank en geheugenkaart geplaatst. Met deze camera heeft verdachte foto’s en filmopnamen gemaakt van het slachtoffer, onder andere terwijl zij zich zichtbaar aan het aan- of uitkleden was. Verdachte was bovendien bijna dagelijks – en op sommige dagen zelfs meerdere keren – aanwezig in de woning van het slachtoffer om de camera te controleren.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer - naar objectieve maatstaven bezien - zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
Hierbij verwijst de rechtbank in het bijzonder naar de inhoud van de aangifte die het slachtoffer heeft gedaan. Hieruit komt naar voren welke gevolgen de gedragingen van de verdachte in het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer teweeg hebben gebracht. Zij voelde zich niet meer veilig in haar eigen huis en wilde durfde vanaf het moment van de ontdekking van de camera niet meer thuis te zijn.
De rechtbank acht, anders dan de raadsvrouw, ook bewezen dat verdachte deze gedragingen heeft verricht met het oogmerk het slachtoffer te dwingen om deze gedragingen te dulden. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte niet enkel gedurende ruim twee jaren het slachtoffer heimelijk heeft begluurd, gefotografeerd en gefilmd. Verdachte heeft daarnaast immers ook het slachtoffer – met wie hij als buurman slechts oppervlakkig contact had – gedwongen te dulden dat hij veelvuldig in haar woning en zelfs in haar slaapkamer aanwezig was, dat hij een (valse) sleutel van haar woning bezat waarmee hij naar binnen kon en dat haar bh’s meenam naar zijn eigen woning. De rechtbank oordeelt dat onder deze omstandigheden bij verdachte voldoende kenbaarheid aanwezig moet worden geacht dat de bewezenverklaarde gedragingen door het slachtoffer niet werden gewild.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, niet bewezen dat verdachte zich aan de onder 3 primair ten laste gelegde diefstal schuldig heeft gemaakt. Bewijs dat verdachte de huissleutel en de bh’s heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen ontbreekt, zodat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aan het onder 3 subsidiair ten laste gelegde wegmaken schuldig heeft gemaakt. Op grond van de bewijsmiddelen staat voor de rechtbank vast dat de huissleutel en de bh’s toebehoorden aan het slachtoffer en dat verdachte deze opzettelijk en zonder toestemming van de rechthebbende, het slachtoffer, heeft weggemaakt. Dat verdachte de sleutel en bh’s weer heeft teruggebracht voordat het slachtoffer het wegmaken zou ontdekken, maakt dit niet anders. De rechtbank overweegt daartoe dat elke gedraging waardoor een goed wordt onttrokken aan zijn bestemming, valt onder wegmaken en dat daarvoor niet vereist is dat het goed vervolgens ook weg blijft. Dat het slachtoffer zelf nog in bezit is van goederen, zoals door de raadsvrouw is bepleit, doet aan het voorgaande niet af.
Feiten 2 en 4
De rechtbank acht de feiten 2 en 4 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 februari 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 7 oktober 2018, opgenomen op pagina 71 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 oktober 2018, opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 oktober 2018, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant inzake het digitaal onderzoek camera;
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feit 1, 2, 3 subsidiair en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij 19 juni 2017 tot en met 6 oktober 2018 te Drachten, gemeente Smallingerland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen te dulden dat zij heimelijk werd gefotografeerd en gefilmd en geobserveerd en dat eigendommen van haar werden weggenomen, immers heeft verdachte in voornoemde periode wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk meermalen, althans eenmaal,
- die [slachtoffer] vanuit verdachtes woning (naastgelegen aan de woning van die [slachtoffer] ) geobserveerd en begluurd en
- die [slachtoffer] heimelijk gefotografeerd en
- een sleutel van een toegangsdeur van die woning van die [slachtoffer] weggenomen en een kopie daarvan doen of laten vervaardigen zonder medeweten van die [slachtoffer] en
- de woning van die [slachtoffer] binnengegaan met die kopie van de sleutel van de toegangsdeur van de woning van die [slachtoffer] en
- een digitale camera welke automatisch kon opnemen op basis van een bewegingssensor met voeding (powerbank) en een geheugenkaart onder een bed in de slaapkamer van de woning van die [slachtoffer] geplaatst en vervolgens achtergelaten en zodoende
- filmopnamen vervaardigd of doen vervaardigen van die [slachtoffer] in haar slaapkamer, terwijl zijn (deels) ontkleed was of anderszins in die slaapkamer aanwezig was en
- die camera met voeding (powerbank) en een geheugenkaart uit die woning van die [slachtoffer] opgehaald met gebruikmaking van die valse sleutel en vervolgens
- de filmopnamen, welke waren vervaardigd met die camera met voeding (powerbank) en een geheugenkaart, bekeken en
- een of meer bh's van die [slachtoffer] weggenomen uit de woning van die [slachtoffer] en die bh's vervolgens op een ander moment weer teruggelegd in die woning van die [slachtoffer] en
- foto's gemaakt van een of meerdere bh's van die [slachtoffer] ;
2.
hij in de periode van 1 september 2018 tot en met 6 oktober 2018 te Drachten, gemeente Smallingerland, gebruik makende van een technisch hulpmiddel (een digitale camera welke automatisch kon opnemen op basis van een bewegingssensor met voeding (powerbank) en een geheugenkaart), waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van [slachtoffer] , aanwezig in een woning aan de [straatnaam] , een of meer afbeeldingen, te weten digitale foto's en filmopnamen, heeft vervaardigd of doen vervaardigen onder een bed in de slaapkamer van de woning van die [slachtoffer] ;
3. subsidiair
hij 1 januari 2018 tot en met 6 oktober 2018 te Drachten, gemeente Smallingerland, opzettelijk en wederrechtelijk een huissleutel en bh's, geheel toebehorende aan [slachtoffer] , gedurende enige tijd buiten het bereik van de rechthebbende op die sleutel en bh's heeft doen zijn en aldus heeft weggemaakt;
4.
hij in de periode van 1 september 2018 tot en met 6 oktober 2018 te Drachten, gemeente Smallingerland, meermalen, in de woning [straatnaam] , bij [slachtoffer] in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1. Belaging;
2. Gebruikmakende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen;
3. subsidiair Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort wegmaken, meermalen gepleegd;
4. In de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2, 3 primair en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gemotiveerd bepleit om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Zij heeft daarbij verwezen naar uitspraken in vergelijkbare zaken en naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarnaast heeft de raadsvrouw bepleit dat er sprake is geweest van een onrechtmatige inverzekeringstelling en dat dit vormverzuim moet leiden tot strafvermindering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland, de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich over een periode van ruim twee jaren schuldig gemaakt aan belaging en het heimelijk filmen en fotograferen van zijn buurvrouw (slachtoffer). Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het meermalen wederrechtelijk binnendringen van de woning en het wegmaken van bh’s uit de woning van diezelfde buurvrouw, waarbij hij gebruik maakte van een sleutel die hij had laten namaken van een eerder weggemaakte huissleutel. Door zijn handelen heeft verdachte op indringende wijze inbeuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. Uit de door het slachtoffer ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat de belaging en de daarmee samenhangende feiten een grote impact hebben gehad, en nog steeds hebben, op haar dagelijkse leven. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank heeft gelet op de justitiële documentatie van verdachte d.d. 15 januari 2020, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit. De rechtbank weegt dit niet in het voordeel of nadeel van verdachte mee.
Ook heeft de rechtbank gelet op de inhoud van de Pro Justitia-rapportage d.d. 21 juni 2019, opgemaakt door psycholoog N. van der Weegen. Uit de rapportage blijkt dat verdachte niet lijdt aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en dat er geen aanleiding is verdachte niet volledig toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank neemt deze conclusie over.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsrapport d.d. 4 februari 2020, opgemaakt door reclasseringswerker [naam 3]. De reclassering schat het recidiverisico als laag in en merkt op dat de psycholoog geen meerwaarde ziet in het adviseren van een zorgtraject. De reclassering ziet ook geen aanknopingspunten voor het opleggen van een meldplicht en behandelverplichting en adviseert een deels voorwaardelijke straf zonder bijzondere voorwaarden.
Gelet op de ernst van de feiten is een gevangenisstraf van een langere duur vanuit het oogpunt van vergelding en normhandhaving op zijn plaats en is het opleggen een taakstraf, zoals door de raadsvrouw bepleit, niet aan de orde. De rechtbank ziet voorts geen reden voor strafvermindering nu zij de inverzekeringstelling van verdachte niet onrechtmatig acht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. Een deel daarvan, namelijk 5 maanden, zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren. Daarmee wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 774,44 ter vergoeding van materiële schade en € 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gemotiveerd bepleit dat de materiële kosten niet toewijsbaar zijn. De gevorderde immateriële schade dient gematigd te worden, omdat de bijgevoegde uitspraak niet ziet op een vergelijkbare zaak.
Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] heeft onder meer materiële schade gevorderd. De gevorderde € 225,00 ziet op kosten voor eten, gas, water en elektra. Dit deel van de vordering acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd nu niet blijkt dat dit extra kosten betreft die zij anders niet zou hebben gemaakt. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal daarom dit deel van de vordering niet ontvankelijk verklaren.
De gevorderde € 95,94 ziet op vergoeding voor bh's en € 453,30 ziet op kosten voor het opslaan van goederen. De rechtbank acht dit deel van de vordering van in totaal € 549,44 voldoende onderbouwd en het gevorderde bedrag redelijk en billijk en zal dit deel van de vordering dan ook toewijzen.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Immateriële schade in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b van het BW kan voor vergoeding in aanmerking komen als de benadeelde partij ‘op andere wijze in zijn persoon is aangetast’. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Belaging kan een zodanige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer opleveren dat ook zonder vastgesteld geestelijk letsel sprake is van aantasting in de persoon. Als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte is een grote inbreuk op het persoonlijke leven gemaakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending daarvan voor de benadeelde partij maken dat de gevorderde immateriële schade toewijsbaar is. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende is betwist, zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 oktober 2018.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Inbeslaggenomen goederen
De rechtbank acht de aan verdachte toebehorende inbeslaggenomen goederen, te weten 8 telefoons, 4 computers en 1 filmcamera, vatbaar voor verbeurdverklaring nu het goederen betreft met behulp waarvan het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan.
Toepassing van wetsartikelen
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 3 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden
Bepaalt dat (van) deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.549,44 (zegge: tweeduizend vijfhonderdennegenenveertig euro en vierenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2018.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 2.549,44 (zegge: tweeduizend vijfhonderdennegenenveertig euro en vierenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 35 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 549,44 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen goederen, te weten:
- -
8 telefoons (Samsung GT-I9001, Samsung GT-S5360, Alcatel Onetouch, Samsung (2x), Nokia 1112, Nokia RM-133 en Nokia X3-00),
- -
4 computers (Siemens DT7-D2598. HP DV6-1420ed, Samsung en Asus) en
- -
Filmcamera JVC Everio.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Maring, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. M. Brinksma, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 februari 2020.