Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 715/2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005
Artikel 3 bis Certificering van opslagsysteembeheerders
Geldend
Geldend van 01-07-2022 tot 05-02-2025
- Bronpublicatie:
29-06-2022, PbEU 2022, L 173 (uitgifte: 30-06-2022, regelingnummer: 2022/1032)
- Inwerkingtreding
01-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-06-2022, PbEU 2022, L 173 (uitgifte: 30-06-2022, regelingnummer: 2022/1032)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Milieurecht / Energie
1.
De lidstaten zorgen ervoor dat alle opslagsysteembeheerders, met inbegrip van die welke onder zeggenschap van een transmissiesysteembeheerder staan, overeenkomstig de in dit artikel vastgestelde procedure worden gecertificeerd, hetzij door de nationale regulerende instantie, hetzij door een andere bevoegde instantie die door de betrokken lidstaat is aangewezen op grond van artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad (1) (in beide gevallen ‘certificeringsinstantie’).
Dit artikel is ook van toepassing op opslagsysteembeheerders die onder zeggenschap staan van transmissiesysteembeheerders die reeds gecertificeerd zijn op grond van de ontvlechtingsvoorschriften van de artikelen 9, 10 en 11 van Richtlijn 2009/73/EG.
2.
De certificeringsinstantie vaardigt een ontwerpcertificeringsbesluit uit ten aanzien van opslagsysteembeheerders die ondergrondse gasopslaginstallaties met een capaciteit van meer dan 3,5 TWh beheren, indien uiterlijk op 1 februari 2023 of binnen 150 werkdagen na de datum van ontvangst van een kennisgeving op grond van lid 9 alle opslaginstallaties, ongeacht het aantal opslagsysteembeheerders, op 31 maart 2021 en 31 maart 2022 gevuld waren tot een niveau dat gemiddeld minder dan 30 % van hun maximumcapaciteit bedroeg.
Ten aanzien van de in de eerste alinea bedoelde opslagsysteembeheerders stelt de certificeringsinstantie alles in het werk om uiterlijk op 1 november 2022 een ontwerpcertificeringsbesluit uit te vaardigen.
Ten aanzien van alle andere opslagsysteembeheerders vaardigt de certificeringsinstantie uiterlijk op 2 januari 2024 of binnen 18 maanden na de datum van ontvangst van een kennisgeving op grond van lid 8 of lid 9 een ontwerpcertificeringsbesluit.
3.
Bij de overweging van het risico voor de energievoorzieningszekerheid in de Unie houdt de certificeringsinstantie rekening met elk risico voor de gasleveringszekerheid op nationaal, regionaal of Unieniveau, alsmede met enige beperking van dergelijk risico, dat onder meer voortvloeit uit:
- a)
de eigendom, de levering of andere commerciële relaties die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de stimulansen voor en het vermogen van de opslagsysteembeheerder om de ondergrondse gasopslaginstallatie te vullen;
- b)
de rechten en verplichtingen van de Unie ten aanzien van een derde land uit hoofde van het internationaal recht, met inbegrip van overeenkomsten die zijn gesloten met een of meer derde landen waarbij de Unie partij is en waarin de energievoorzieningszekerheid aan de orde komt;
- c)
de rechten en verplichtingen van de betrokken lidstaten ten aanzien van een derde land, die voortvloeien uit door de betrokken lidstaat met een of meer derde landen gesloten overeenkomsten, voor zover die overeenkomsten in overeenstemming zijn met het Unierecht, of
- d)
andere specifieke feiten en omstandigheden van het geval.
4.
Indien de certificeringsinstantie concludeert dat een persoon die direct of indirect zeggenschap heeft of rechten uitoefent over de opslagsysteembeheerder in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2009/73/EG, de energievoorzieningszekerheid of de wezenlijke veiligheidsbelangen van de Unie of van een lidstaat in gevaar kan brengen, weigert de certificeringsinstantie de certificering. Als alternatief kan de certificeringsinstantie een certificeringsbeslissing onder voorwaarden afgeven die waarborgen dat de risico's die negatieve gevolgen kunnen hebben voor het vullen van de gasopslaginstallaties voldoende worden beperkt, mits de werkbaarheid van de voorwaarden ten volle kan worden gewaarborgd door doeltreffende uitvoering en monitoring. Dergelijke voorwaarden kunnen met name voorzien in een vereiste dat de eigenaar van het opslagsysteem of de opslagsysteembeheerder het beheer van het opslagsysteem overdraagt.
5.
Indien de certificeringsinstantie concludeert dat de risico's voor de gaslevering niet kunnen worden beperkt door voorwaarden te stellen op grond van lid 4, onder meer door van de eigenaar van het opslagsysteem of de opslagsysteembeheerder te eisen het beheer van het opslagsysteem over te dragen, en derhalve de certificering weigert:
- a)
eist zij van de eigenaar van het opslagsysteem, de opslagsysteembeheerder of elke persoon die naar haar inzicht de energievoorzieningszekerheid of de wezenlijke veiligheidsbelangen van de Unie of van een lidstaat in gevaar zou kunnen brengen, dat afstand wordt gedaan van de aandelen of rechten waarover die persoon beschikt ten aanzien van de eigenaar van het opslagsysteem of de opslagsysteembeheerder, en stelt zij een termijn vast binnen welke daarvan afstand moet worden gedaan;
- b)
gelast zij in voorkomend geval voorlopige maatregelen om te waarborgen dat een dergelijke persoon geen zeggenschap of rechten over die eigenaar van het opslagsysteem of opslagsysteembeheerder kan uitoefenen totdat van de aandelen of rechten afstand is gedaan, en
- c)
treft zij passende compenserende maatregelen overeenkomstig nationaal recht.
6.
De certificeringsinstantie stelt de Commissie onverwijld in kennis van haar ontwerpcertificeringsbesluit, met vermelding van alle relevante informatie.
Binnen 25 werkdagen na een dergelijke kennisgeving verstrekt de Commissie een advies over het ontwerpcertificeringbesluit aan de certificeringsinstantie. De certificeringsinstantie houdt in de hoogste mate rekening met het advies van de Commissie.
7.
Binnen 25 werkdagen na ontvangst van het advies van de Commissie vaardigt de certificeringsinstantie het certificeringsbesluit uit.
8.
Voordat een nieuw aangelegde ondergrondse gasopslaginstallatie in gebruik wordt genomen, wordt de opslagsysteembeheerder gecertificeerd overeenkomstig de leden 1 tot en met 7. De opslagsysteembeheerder stelt de certificeringsinstantie in kennis van zijn voornemen om de opslaginstallatie in gebruik te nemen.
9.
Opslagsysteembeheerders stellen de relevante certificeringsinstantie in kennis van elke geplande transactie die een herbeoordeling van hun naleving van de in de leden 1 tot en met 4 neergelegde certificeringsvoorschriften vereist.
10.
Certificeringsinstanties monitoren de opslagsysteembeheerders voortdurend wat betreft de naleving van de in de leden 1 tot en met 4 vastgelegde certificeringseisen. Zij openen een certificeringsprocedure om de naleving opnieuw te beoordelen in elk van de volgende omstandigheden:
- a)
na ontvangst van een kennisgeving door de opslagsysteembeheerder op grond van lid 8 of lid 9;
- b)
op eigen initiatief, indien zij er kennis van hebben dat een geplande wijziging van rechten of van beïnvloeding op een opslagsysteembeheerder ertoe zou kunnen leiden dat de vereisten van de leden 1, 2 en 3 niet worden nageleefd;
- c)
na een met redenen omkleed verzoek van de Commissie.
11.
De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om de voortdurende werking van de ondergrondse gasopslaginstallaties op hun respectieve grondgebied te waarborgen. Die ondergrondse gasopslaginstallaties mogen hun activiteiten alleen stopzetten indien niet aan technische en veiligheidseisen wordt voldaan of indien de certificeringsinstantie na een beoordeling te hebben uitgevoerd en rekening houdend met een advies van het ENTSB voor gas, tot de conclusie komt dat een dergelijke stopzetting de gasleveringszekerheid op Unie- of nationaal niveau niet vermindert.
In voorkomend geval worden passende compenserende maatregelen genomen indien stopzetting van de activiteiten niet wordt toegestaan.
12.
De Commissie kan richtsnoeren verstrekken over de toepassing van dit artikel.
13.
Dit artikel is niet van toepassing op delen van LNG-installaties die voor opslag worden gebruikt.
Voetnoten
Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010 (PB L 280 van 28.10.2017, blz. 1)..