Rb. Haarlem, 25-02-2009, nr. 148833 / HA ZA 08-1027
ECLI:NL:RBHAA:2009:BI2804
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
25-02-2009
- Magistraten
Mr. D.P. Ruitinga
- Zaaknummer
148833 / HA ZA 08-1027
- LJN
BI2804
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2009:BI2804, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 25‑02‑2009
Uitspraak 25‑02‑2009
Mr. D.P. Ruitinga
Partij(en)
in de zaak van
- 1.
[Eiser],
wonende te Aerdenhout, gemeente Bloemendaal,
- 2.
[Eiseres],
wonende te Aerdenhout, gemeente Bloemendaal,
eisers,
advocaat mr. L. Koning,
tegen
[Gedaagde],
wonende te Curacao, Nederlandse Antillen,
gedaagde,
advocaat mr. A. van der Weijden.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- —
het tussenvonnis van 8 oktober 2008,
- —
het proces-verbaal van comparitie van 9 januari 2009.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[gedaagde] heeft bij overeenkomst van 12 juli 2007 aan [eisers] verkocht de woning aan de […] Aerdenhout (hierna: de woning). De overeengekomen koopsom bedroeg € 1.800.000,- kosten koper.
In de koopovereenkomst, conform het NVM model januari 2007, is voor zover relevant bepaald:
(artikel 3)
‘3.1.
De akte van levering zal gepasseerd worden op 1 november 2007 of zoveel eerder of later als partijen tezamen nader overeenkomen, ten overstaan van notaris of diens plaatsvervanger,(…)’
(artikel 10)
‘10.1.
Indien één van de partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig is of blijft in de nakoming van één of meer van haar uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige deze overeenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan de nalatige.
10.2.
(…)
10.3.
Indien de wederpartij geen gebruik maakt van zijn recht de overeenkomst te ontbinden en nakoming verlangt, zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij na afloop van de in artikel 10.1 vermelde termijn van acht dagen voor elke sedertdien verstreken dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd zijn van drie promille van de koopprijs, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding en vergoeding van kosten van verhaal. Indien de wederpartij na verloop van tijd de overeenkomst alsnog ontbindt dan zal deze boete verschuldigd zijn voor elke na afloop van de in 10.1 vermelde termijn van acht dagen verstreken dag tot aan de dag waarop de overeenkomst ontbonden is.
(…)’
2.2.
Op het moment dat het koopcontract werd gesloten rustten op de woning de navolgende twee beslagen:
- (i)
een conservatoir beslag van ING Bank N.V. uit december 2006;
- (ii)
executoriaal beslag van de Belastingdienst d.d. 23 maart 2007.
2.3.
Kort voor de overeengekomen leveringsdatum is de notaris mr. E.P. Jager (hierna: de notaris) bij de gebruikelijke kadastrale recherche ontdekt dat de woning niet vrij was van beslagen, waardoor de levering niet plaats kon vinden. [gedaagde] heeft hierop contact gezocht met [eisers] en verzocht de leveringsdatum op te schuiven naar 5 november 2007. [eisers] gingen hiermee mondeling akkoord.
2.4.
Op 5 november 2007 bleek de woning nog niet vrij van beslagen te zijn. Partijen hebben de leveringsdatum nogmaals uitgesteld, en afgesproken dat zij op 8 november 2007 de akte van levering ten overstaan van de notaris zouden passeren.
2.5.
[gedaagde] heeft aan [eisers] op 5 november 2007 de sleutel van de woning overhandigd zodat zij de woning feitelijk konden betrekken, hetgeen noodzakelijk was omdat zij hun vorige woning vrij en ontruimd dienden te leveren aan de kopende partij.
2.6.
Op 8 november 2008 bleek de woning nog steeds niet vrij van beslagen te zijn. [gedaagde] was niet aanwezig bij de notaris voor de afgesproken levering. De notaris heeft naar aanleiding van het niet verschijnen van [gedaagde] een akte van non-comparitie opgesteld. Daarnaast heeft de notaris [gedaagde] middels een aangetekende brief van 8 november 2008 in gebreke gesteld inzake de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiende uit de koopovereenkomst.
2.7.
Op 26 november 2007 is [gedaagde] er in geslaagd om de woning vrij van beslagen te krijgen, zodat vanaf deze datum feitelijk en juridisch de levering van de woning mogelijk was.
2.8.
De levering van de woning heeft vervolgens op verzoek van [eisers], 2 dagen later, plaatsgevonden op 28 november 2007.
2.9.
Bij brief van SRK Rechtsbijstand met dagtekening 14 december 2007 is namens [eisers] jegens [gedaagde] aanspraak gemaakt op 9 boetetermijnen van € 5.400,- per dag, zodat het totale boetebedrag € 48.600,- bedraagt. Hierbij is 19 november 2007 de eerste dag na de contractuele termijn van acht dagen, en 27 november de laatste dag voor de levering. [gedaagde] is gesommeerd om binnen acht dagen na dagtekening over te gaan tot betaling van de contractuele boete van € 48.600,-.
2.10.
Tot op heden heeft [gedaagde] de boete niet betaald.
3. Het geschil
3.1.
[eisers] vorderen samengevat -:
- —
verklaring voor recht dat [gedaagde] zijn leveringsverplichting op 1 november 2007 althans 8 november 2007 niet is nagekomen;
- —
verklaring voor recht dat [gedaagde] gehouden is aan [eisers] negen verbeurde contractuele boeten á € 5.400,--, in totaal derhalve € 48.600,-, te betalen, alsmede de aanvullende schade en de kosten van verhaal;
- —
veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de contractuele boete ad € 48.600,-, vermeerderd met rente en kosten;
- —
veroordeling van [gedaagde] alle geleden en nog te lijden schade alsmede de kosten van verhaal als nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Alles vermeerderd met de wettelijke rente en de kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Tussen partijen staat vast dat de levering van de woning niet heeft plaatsgevonden op de overeengekomen datum 1 november 2007. Tevens staat vast dat [gedaagde] bij voormelde brief van 8 november 2007 in gebreke is gesteld, en dat hij niet binnen de door de notaris aan hem gegeven termijn van 8 dagen alsnog aan zijn verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst heeft voldaan. [gedaagde] betwist niet dat er sprake is van tekortschieten in de nakoming van zijn uit de koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, zodat er van wordt uitgegaan dat voldaan is aan de voorwaarden voor het verbeuren van de contractueel overeengekomen boete zoals genoemd in artikel 10.3 van de koopovereenkomst. De rechtbank is gelet hierop dan ook van oordeel dat [gedaagde] in beginsel de overeengekomen boete is verschuldigd.
4.2.
[gedaagde] concludeert tot matiging van de contractuele boete tot nihil, of een nader te bepalen bedrag, ex artikel 6:94 BW. Hij stelt hiertoe in de eerste plaats dat uit rechtspraak van de Hoge Raad (HR 27 april 2007, LJN AZ 6638) blijkt dat een reden voor matiging gelegen kan zijn in het feit dat de bedongen boete buitensporig is in verhouding tot de geleden schade. Ten aanzien hiervan voert [gedaagde] aan dat [eisers] nergens in de procedure stellen dat zij daadwerkelijk schade hebben geleden. Hij betwist ook dat [eisers] daadwerkelijk schade hebben geleden. In geval van een beroep op immateriële schade —in het bijzonder de extra stress die E.S. Koelemij-Hoenderdos heeft ondervonden— geldt dat niet is voldaan aan de criteria van artikel 6:106 BW, terwijl bovendien het causaal verband tussen handelen van [gedaagde] en de immateriële schade ontbreekt. Aldus [gedaagde].
4.3.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van het door [gedaagde] gedane beroep op matiging voorop dat uit artikel 6:94 lid 1 BW, ook blijkens vaste rechtspraak van de Hoge Raad, volgt dat de rechter zijn bevoegdheid tot matiging van een bedongen boete in beginsel terughoudend dient te gebruiken. Matiging is alleen toegestaan indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Voor de beoordeling hiervan dient niet alleen de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete in acht genomen te worden, maar ook de aard van de overeenkomst en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen. Ter comparitie is vast komen te staan dat [eisers] geen noemenswaardige materiële schade hebben geleden. In het licht hiervan en gelet op hetgeen hierna onder 4.6 nog ten aanzien van de door [eisers] gevorderde schade zal worden overwogen is naar het oordeel van de rechtbank de bedongen boete inderdaad buitensporig in verhouding tot de door [eisers] geleden schade. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de boete te matigen tot tweederde van het overeengekomen bedrag.
4.4.
Daarnaast voert [gedaagde] nog andere omstandigheden aan op grond waarvan de bedongen boete nog verder zou moeten worden gematigd, te weten het feit dat [eisers] de op hen rustende verplichting om uiterlijk op 10 augustus 2007 een bankgarantie te stellen ook niet zijn nagekomen waardoor het in strijd met de redelijkheid en billijkheid is om voor niet-nakoming door [gedaagde] thans boetes te vorderen. Deze omstandigheid kan evenwel niet tot matiging leiden nu deze niet af doet aan het feit dat [gedaagde] de overeengekomen leveringsdatum na ingebrekestelling niet is nagekomen waardoor de voorwaarden van artikel 10.3 zijn vervuld terwijl anderzijds ter zake van de bankgarantie door [gedaagde] geen ingebrekestelling als bedoeld in artikel 10.1 van de koopovereenkomst heeft plaatsgevonden.
Ten tweede voert [gedaagde] aan dat hij op 26 november 2007 in staat was om tot levering van de woning over te gaan, maar dat op verzoek van [eisers] de levering eerst op 28 november 2007 heeft plaatsgevonden. Ter comparitie heeft W.J. Koelemij hierover verklaard dat hij op 26 november 2007 pas rond vier uur telefonisch op de hoogte gesteld is dat de levering doorgang kon vinden, maar dat er nog papieren en financiën in orde gebracht moesten worden, waardoor de levering pas op 28 november 2007 kon plaatsvinden. Het komt de rechtbank redelijk voor om, al met al, 26 november voor rekening te brengen van [gedaagde], maar 27 november voor rekening van [eisers] te laten. Van het gevorderde boetebedrag zal derhalve één dagtermijn van € 5.400,- worden afgetrokken.
[gedaagde] beroept zich ter matiging van de boete voorts op de omstandigheid dat [eisers] op 5 november 2007 de sleutel van het woonhuis overhandigd hebben gekregen, waardoor zij sindsdien reeds de onvoorwaardelijke en onbeperkte toegang tot de woning hadden. Deze omstandigheid kan niet tot matiging leiden. [eisers] hadden weliswaar toegang tot de woning, deze toegang was echter niet onvoorwaardelijk en onbeperkt. Zo hebben zij geen, of slechts beperkt, woongenot beleefd aan de periode van 5 t/m 27 november 2007 omdat de woning nog niet hun eigendom was. Daarnaast verkeerden zij, evenals [gedaagde], toen nog in onzekerheid over de vraag of de beslagen uiteindelijk wel zouden worden opgeheven.
Tenslotte draagt [gedaagde] aan dat de gebeurtenissen die hebben geleid tot vertraging in de levering, zoals de opstelling van de bank en de fiscus, buiten zijn domein en invloedsfeer lagen. Dit zijn echter omstandigheden die geheel voor rekening en risico van [gedaagde] dienen te blijven. Deze vormen derhalve geen grond voor matiging van de contractuele boete.
4.5.
Het vorenstaand betekent dat aan de voorwaarden voor het verbeuren van de contractueel overeengekomen boete zoals genoemd in artikel 10.3 van de koopovereenkomst is voldaan, doch dat het gevorderde boetebedrag zal worden gematigd zoals hiervoor overwogen onder 4.3 en 4.4. Aan [eisers] komt aldus een bedrag toe van tweederde van het totale boetebedrag over 8 dagen (19 tot en met 26 november 2007), zijnde 8 x € 5.400,- = € 43.200 x 2/3 = € 28.800,-. [gedaagde] is acht dagen na de brief met dagtekening 14 december 2007 in verzuim geraakt met de betaling van de contractuele boete. Derhalve zal de wettelijke rente over het boetebedrag vanaf 22 december 2007 worden toegewezen.
4.6.
Bij dagvaarding hebben [eisers] gevorderd [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de schade die zij als gevolg van de tekortkoming in de nakoming hebben geleden en nog zullen lijden alsmede de kosten van verhaal. Nu [eisers] ter comparitie verklaard hebben noch materiële schade te hebben geleden noch kosten voor verhaal te hebben gemaakt zal dit onderdeel van de vordering worden afgewezen.
4.7.
[eisers] hebben voorts een verklaring voor recht gevorderd dat [gedaagde] gehouden is de contractuele boete, de aanvullende schade en de kosten van verhaal te betalen. Evenwel valt niet in te zien welke belang zij bij een dergelijke verklaring voor recht nog hebben naast de hieronder uit te spreken betalingsveroordeling terzake van de boete, terwijl ten aanzien van de aanvullende schade en kosten hiervoor in 4.6 is overwogen en beslist. Hetzelfde lot treft de andere verklaring voor recht die door [eisers] is gevorderd, te weten dat [gedaagde] zijn leveringsverplichting niet tijdig is nagekomen.
4.8.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, waarbij bij de berekening daarvan zal worden uitgegaan van het toe te wijzen bedrag. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
— | dagvaarding | EUR | 85,44 | |
— | vast recht | 1.070,00 | ||
— | salaris advocaat | 1.158,00 | (2,0 punten × tarief EUR 579,00) | |
Totaal | EUR | 2.313,44 |
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van EUR 28.800,00 (achtentwintigduizend achthonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 december 2007 tot aan de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op EUR 2.313,44,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.P. Ruitinga en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2009.