Rb. Zwolle-Lelystad, 31-01-2012, nr. 07.650301-11
ECLI:NL:RBZLY:2012:BV7591
- Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Datum
31-01-2012
- Zaaknummer
07.650301-11
- LJN
BV7591
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZLY:2012:BV7591, Uitspraak, Rechtbank Zwolle-Lelystad, 31‑01‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 31‑01‑2012
Inhoudsindicatie
- Promis - ongeval als gevolg van hypo - opzet in de zin van 6 WVW 1994 - schuld in de zin van 5 WVW 1994
Partij(en)
RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.650301-11 (P)
Uitspraak: 31 januari 2012
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren (geboorteplaats),
wonende (adres).
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2012.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen.
Als officier van justitie was aanwezig mr. R.H. den Haan.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 mei 2011 te Schuinesloot, gemeente Hardenberg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Hoogeveenseweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, slingerend over de weg te rijden, waardoor hij op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer is beland, en waardoor hij(vervolgens) tegen een auto (Mercedes) is aangereden, waardoor een ander (genaamd (slachtoffer)) zwaar lichamelijk letsel, te weten kneuzingen van beide longen, een klaplong, (vier) gebroken ribben, een gescheurde milt en diverse kneuzingen aan romp en ledematen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 mei 2011 te Schuinesloot, gemeente Hardenberg, als bestuurder van een voertuig (bestelbus), daarmee rijdende op de weg, de Hoogeveenseweg, slingerend heeft gereden, waardoor hij op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer is beland en/of (vervolgens) is gebotst tegen een hem tegemoetkomende auto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting betoogd verdachte van het primair ten laste gelegde vrij te spreken en dat hetgeen subsidiair ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat er geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994. Het ongeval is volgens de raadsvrouw veroorzaakt doordat de verdachte een hypo heeft gehad verband houdende met zijn diabetes. Omdat verdachte de hypo niet heeft voelen aankomen, terwijl hij in andere gevallen wel hypo-achtige verschijnselen herkende en dan maatregelen kon treffen, heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte redelijkerwijs niet hoefde te verwachten dat hij het risico liep op het niet kunnen besturen van zijn auto.
Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw, op basis van dezelfde feiten die aan het ontbreken van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 ten grondslag liggen, betoogd dat er sprake was van verontschuldigbare onmacht. Dit zou volgens de raadsvrouw moeten leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging.
Het oordeel van de rechtbank
Primair ten laste gelegde
Uit het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse blijkt dat op 7 mei 2011 een verkeersongeval heeft plaatsgevonden te Schuinesloot, gemeente Hardenberg, waarbij de bestuurder van een bestelbus op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer is beland en vervolgens is gebotst tegen een hem tegemoetkomende auto. Verdachte was bestuurder van de bestelbus. Uit getuigenverklaringen blijkt dat verdachte voorafgaand aan het ongeval slingerend heeft gereden.
In zijn algemeenheid valt naar het oordeel van de rechtbank niet aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals onder meer de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarbij verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen, van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Uit de behandeling ter terechtzitting is gebleken dat verdachte lijdt aan diabetes en dat hij hier met aandacht mee omgaat door op gezette tijden te eten, zijn medicatie te nemen, zijn bloedsuikerspiegel te controleren en zich regelmatig door medisch deskundigen te laten controleren. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij in 2010 bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs heeft opgegeven dat hij lijdt aan diabetes.
Reeds bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij zich niets meer van het ongeluk kon herinneren en dat hij vermoedt dat hij een hypo heeft gehad. Onder “hypo” verstaat verdachte, zo heeft hij ter zitting uitgelegd, de toestand waarin hij geen enkele controle meer heeft over zijn handelen. Waar de rechtbank in het hierna volgende de term “hypo”gebruikt, doet zij dit in vorenbedoelde zin.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij voorafgaand aan het verkeersongeval op gezette tijden had gegeten en zijn medicatie had ingenomen en dat hij zich goed voelde toen hij als bestuurder in de auto stapte. De verdachte heeft bovendien verklaard dat hij normaliter een hypo voelt aankomen doordat er signalen worden afgegeven door zijn lichaam, zoals misselijkheid en tintelende vingers. Hij neemt in die gevallen dan maatregelen om zijn bloedsuikerspiegel weer op peil te krijgen. Voorafgaande aan het ongeval op 7 mei 2011 heeft hij dergelijke signalen niet gevoeld, aldus verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet uit te sluiten dat verdachte daadwerkelijk op de dag van het ongeval een – acute - hypo heeft gehad als gevolg van een te lage bloedsuikerspiegel verband houdende met zijn diabetes en dat het ongeval daardoor is veroorzaakt.
Gelet op de verklaring van verdachte dat hij normaliter een hypo voelt aankomen, hoefde verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, redelijkerwijs niet te verwachten dat hij een aanmerkelijk risico liep een hypo te krijgen tijdens het besturen van zijn auto op de wijze waarop hem dit voorafgaand aan het ongeval – dus zonder alarmerende signalen vooraf - is overkomen. Om deze reden kan dan ook niet gezegd worden dat het niet verantwoord was dat hij die avond een auto zou gaan besturen. Het is evenmin komen vast te staan dat verdachte door zijn behandelende medische deskundigen was geadviseerd om niet langer een auto te besturen.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, het bestanddeel “schuld” niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal derhalve van het primair ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
Subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:
Het proces-verbaal van verhoor van (slachtoffer) .
Het proces-verbaal van verhoor van (naam) .
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 17 januari 2012.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
hij op 7 mei 2011 te Schuinesloot, gemeente Hardenberg, als bestuurder van een voertuig (bestelbus), daarmee rijdende op de weg, de Hoogeveenseweg, slingerend heeft gereden, waardoor hij op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer is beland en vervolgens is gebotst tegen een hem tegemoetkomende auto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994,
strafbaar gesteld bij artikel 5 Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Dit levert het genoemde strafbare feit op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Zoals hiervoor reeds ten aanzien van het primair ten laste gelegde is overwogen is naar het oordeel van de rechtbank niet uit te sluiten dat verdachte op de dag van het ongeval tijdens het besturen van zijn auto een acute hypo heeft gehad.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde is voorts reeds overwogen dat - gelet op de verklaring van verdachte dat hij normaliter een hypo voelt aankomen - verdachte naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs niet hoefde te verwachten dat hij een aanmerkelijk risico liep een hypo te krijgen tijdens het besturen van zijn auto op de wijze waarop hem dit voorafgaand aan het ongeval is overkomen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat bij verdachte alle schuld aan het subsidiair bewezen verklaarde ontbreekt en acht de verdachte om die reden niet strafbaar ter zake van voornoemd feit. Verdachte zal derhalve van dit feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
BESLISSING
Het primair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld.
De rechtbank ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Aldus gewezen door mr. A.M. van der Pal, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en F.E.J. Goffin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.E.J.A. Heijckmann als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 januari 2012.
De griffier is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.