Rb. Amsterdam, 31-10-2008, nr. AWB 08-1186 WW44
ECLI:NL:RBAMS:2008:BG3575
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
31-10-2008
- Zaaknummer
AWB 08-1186 WW44
- LJN
BG3575
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2008:BG3575, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 31‑10‑2008; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 31‑10‑2008
Inhoudsindicatie
Ambtshalve omzetting van aanvraag lichte bouwvergunning naar reguliere bouwvergunning mocht. Eiser is voldoende geïnformeerd over deze omzetting en in de gelegenheid gesteld om aanvullende stukken behorend bij de reguliere bouwaanvraag over te leggen. Verweerder heeft echter onvoldoende gemotiveerd waarom een reguliere bouwvergunning in dit geval (dakkapel aan voor- en zijkant pand) nodig is. De verwijzing naar artikel 3, eerste lid, onder k, van het Besluit Bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningsplichtige bouwwerken (Bblb) kan het besluit niet dragen. Het besluit wordt om die reden vernietigd. De rechtsgevolgen worden in stand gelaten omdat er strijd is met de redelijke eisen van welstand.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/1186 WW44
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. H. Sluiter
en
het Dagelijks Bestuur van stadsdeel Oud-Zuid van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. A.J.A.P. Peters.
1. Procesverloop
Eiser heeft op 19 april 2007 een aanvraag tot het verlenen van een lichte bouwvergunning ingediend bij verweerder voor de zolderverdieping van de [adres 1] te Amsterdam. Het bouwplan bestaat uit het veranderen van de indeling van de zolderverdieping met bestemming daarvan tot één woning en het aanbrengen van twee dakkapellen aan de voorzijde van het pand.
Verweerder heeft eiser bij brief van 4 mei 2007 meegedeeld dat voor deze aanvraag niet een lichte bouwvergunning maar een reguliere bouwvergunning is vereist en dat de aanvraag als zodanig zal worden behandeld.
Verweerder heeft bij besluit van 6 juli 2007 geweigerd een bouwvergunning aan eiser te verlenen voor het gevraagde bouwplan. Verweerder heeft overwogen dat het bouwplan in strijd is met bepalingen uit het Bouwbesluit en met de redelijke eisen van welstand.
Bij besluit van 14 februari 2008 (het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen door eiser gemaakte bezwaar voor zover gericht tegen de redelijke eisen van welstand gegrond verklaard en voor het overige ongegrond. Verweerder heeft het primaire besluit in stand gelaten en de motivering daarvan aangevuld met een tweede welstandsadvies van 12 december 2007.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 oktober 2008. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1.1
De rechtbank beantwoordt allereerst de vraag of verweerder de aanvraag voor een lichte bouwvergunning ambtshalve mocht omzetten naar een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning.
2.1.2
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mag een bestuursorgaan een aanvraag om een lichte bouwvergunning niet omzetten in een aanvraag om een reguliere bouwvergunning zonder medeweten van de aanvrager. In het onderhavige geval is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiser in voldoende mate heeft geïnformeerd. Eiser heeft op 4 mei 2007 een brief hierover ontvangen van verweerder, waarop hij heeft gereageerd bij brief van 29 mei 2007. Voorts is dit punt ook aan de orde geweest op de hoorzitting van 31 augustus 2007. Verweerder heeft bovendien eiser in de gelegenheid gesteld om aanvullende stukken over te leggen, behorend bij de beoordeling van een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning. Dat eiser het niet eens is met verweerders visie is niet van doorslaggevende betekenis. Het is aan het bestuursorgaan om een aanvraag om een bouwvergunning te beoordelen.
2.2.1
Eiser heeft daarnaast aangevoerd dat verweerder de beoordeling dat een reguliere bouwvergunning moest worden aangevraagd in onvoldoende mate heeft gemotiveerd. Eiser verwijst daarbij naar het kopje “Voortschrijdend inzicht” op de website van VROM waaruit de tendens blijkt om in een aantal gevallen interne verbouwingen zelfs vergunningvrij te laten zijn. In dat licht acht eiser het onbegrijpelijk dat een reguliere bouwvergunning vereist zou zijn.
2.2.2
De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond slaagt en overweegt daartoe als volgt.
2.2.3
Artikel 40 van de Woningwet (Ww) bepaalt dat het verboden is te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning).
2.2.4
In artikel 2, lid d, onder 1º van het Besluit Bouwvergunningsvrije en licht- bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb) is bepaald dat het bouwen van een dakkapel op een bestaand gebouw vergunningvrij is, mits deze gebouwd wordt op het achterdakvlak of een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijdakvlak. Eiser aanvraag betreft het plaatsen van dakkapellen aan de voorzijde van het pand. Dat betekent dat het aangevraagde bouwwerk niet vergunningvrij is.
2.2.5
In artikel 3, eerste lid, onder k van het Bblb is onder meer bepaald dat het aanbrengen van een verandering van niet-ingrijpende aard aan een bestaand bouwwerk vergunningvrij is, mits voldaan wordt aan een aantal nader genoemde kenmerken.
2.2.6
Verweerder heeft bij zijn standpunt dat een reguliere bouwvergunning nodig is verwezen naar artikel 3, eerste lid, sub k van het Bblb. In dit artikel wordt naar het oordeel van de rechtbank slechts uitsluitsel gegeven over de vraag of een bouwwerk vergunningvrij is. Over de vraag welke bouwvergunning nodig is (licht of regulier) bepaalt dit artikel niets.
2.2.7
Voor de beantwoording van de vraag welke bouwvergunning nodig is als er geen sprake is van vergunningvrij bouwen, dient naar het oordeel van de rechtbank te worden getoetst aan de artikelen 4, 5 en 6 van het Bblb. In deze artikelen wordt omschreven wanneer er sprake is van licht-bouwvergunningplichtig bouwen. Als ook hier niet aan wordt voldaan is een reguliere bouwvergunning vereist.
2.2.8
Ten aanzien van de dakkapellen aan de voorzijde merkt de rechtbank in het bijzonder nog op dat artikel 4, lid d, onder ten eerste van het Bblb van toepassing is. Ten aanzien van de interne verbouwing zal verweerder aan de hand van de concreet aangevraagde werkzaamheden dienen te toetsen aan de artikelen 4, 5 en 6 van het Bblb. Verweerder heeft dit niet gedaan en heeft volstaan met een motivering waarom er niet vergunningvrij mocht worden gebouwd. De bezwaargrond van eiser was daar niet op gericht. Ook in beroep en ter zitting kon verweerder niet aangeven waarom zij van mening is dat een reguliere bouwvergunning aangevraagd had moeten worden. Het bestreden besluit is daarom onvoldoende gemotiveerd en zal om die reden worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Het beroep zal gegrond worden verklaard.
2.3.1
De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand te laten en overweegt daartoe als volgt.
2.3.2
Ingevolge artikel 44, eerste lid, sub d, van de Ww mag alleen en moet een bouwvergunning worden geweigerd, indien het bouwwerk, waarop de aanvraag betrekking heeft, naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet voldoet aan artikel 12, eerste lid, van de Ww (redelijke eisen van welstand).
2.3.3
Verweerder heeft geweigerd een bouwvergunning te verlenen, omdat dit in strijd is met de redelijke eisen van welstand. De Welstandscommissie heeft in eerste instantie een negatief advies gegeven, omdat het pand onderdeel uitmaakt van een ensemble. Het voorstel voor het toevoegen van dakkapellen leidt tot een verstoring van het regelmatige ritme van dakkapellen van dit ensemble en past niet bij het onderliggende gevelbeeld met erker. In bezwaar heeft de welstandscommissie nogmaals de aanvraag bekeken en opnieuw negatief geadviseerd. Ditmaal heeft de commissie overwogen dat het hier een hoekpand betreft dat behoort tot een grotere architectonische eenheid. Stedenbouwkundige ingrepen mogen geen afbreuk doen aan dit beeld. Het voorstel doet afbreuk aan de bestaande karakteristiek en voldoet niet aan bovengenoemde richtlijnen. De nieuwe dakkapellen passen niet in het stramien van de reeds aanwezige dakkapellen. Het aanbrengen van deze dakkapellen leidt dan ook tot een verstoring van het karakteristieke gevelbeeld van het hoekpand en de architectonische eenheid.
2.3.4
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet bij de welstandstoetsing in de regel groot gewicht worden toegekend aan het advies van de welstandscommissie, omdat dit een zo objectief mogelijke toets inhoudt. Eisers persoonlijke mening dat er geen sprake is van ensemble of stramien kan hier niet tegenop wegen. Eiser heeft geen professioneel tegenadvies overgelegd. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder voldoende uiteengezet dat onder het stramien moet worden verstaan de afstand tussen de dakkapellen die overal hetzelfde moet zijn.
De rechtbank overweegt voorts dat getoetst is aan de Welstandsnota van Stadsdeel Oud-Zuid. Het advies is ten slotte niet onvoldoende of gebrekkig gemotiveerd, naar het oordeel van de rechtbank.
2.4
Eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel dat aan anderen in zijn straat wel meerdere dakkapellen zijn vergund slaagt niet, nu hij dit niet met gegevens en bewijzen heeft onderbouwd.
2.5
Het bovenstaande betekent dat verweerder op goede gronden de bouwvergunning heeft geweigerd wegens strijd met de redelijke eisen van welstand. Dat betekent dat aan verweerder niet de opdracht zal worden gegeven om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, omdat herstel van het motiveringsgebrek over de juiste bouwvergunning niet zal leiden tot een andere uitkomst.
2.6
De rechtbank ziet voorts aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser, die onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair worden begroot op een bedrag van € 644,- (1 punt voor het indienen van het nader beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). Verweerder dient tevens het griffierecht van € 145,- aan eiser te vergoeden.
3. Beslissing
De rechtbank:
- 1.
verklaart het beroep gegrond;
- 2.
vernietigt het bestreden besluit;
3.
bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand blijven
3.
veroordeelt verweerder in de kosten van het geding, aan de zijde van eiser begroot op € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) te betalen door het stadsdeel Oud-Zuid van de gemeente Amsterdam aan eiser;
4.
bepaalt dat het stadsdeel Oud-Zuid van de gemeente Amsterdam het door eiser betaalde griffierecht van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 31 oktober 2008 door mr. M. Vaandrager, rechter,
in tegenwoordigheid van M. van Velzen, griffier,
en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s-Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
DOC: B