Hof Amsterdam, 15-09-2016, nr. 23-004934-14
ECLI:NL:GHAMS:2016:3712, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
15-09-2016
- Zaaknummer
23-004934-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2016:3712, Uitspraak, Hof Amsterdam, 15‑09‑2016; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:340, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 15‑09‑2016
Inhoudsindicatie
Vrijspraak poging doodslag/zware mishandeling. Vrijspraak poging overval DNA
parketnummer: 23-004934-14
datum uitspraak: 15 september 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 december 2014 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13/684126-14 (zaak A) en 13/689492-14 (zaak B) tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres 1].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 juli 2015, 3 augustus 2016, 1 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlasteleggingen
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A:
1. primair:hij op of omstreeks 14 februari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 6] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, naar voornoemde [slachtoffer 6] is toegegaan, waarna hij, verdachte, en/of zijn medader(s) met een vuurwapen een of meer kogel(s) in de buik, in elk geval in het lichaam van voornoemde [slachtoffer 6] heeft afgevuurd en/of geschoten;
1. subsidiair:hij op of omstreeks 14 februari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan [slachtoffer 6] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (schotwond buik: buikletsel en/of nierletsel en/of darmletsel en/of blijvend ontsierend litteken), heeft toegebracht, door opzettelijk met een vuurwapen een of meer kogel(s) in de buik, in elk geval in het lichaam van voornoemde [slachtoffer 6] af te vuren en/of te schieten;
1. meer subsidiair:hij op of omstreeks 14 februari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 6], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet naar voornoemde [slachtoffer 6] is toegegaan, waarna hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met een vuurwapen een of meer kogel(s) in de buik, in elk geval in het lichaam van voornoemde [slachtoffer 6] heeft afgevuurd en/of geschoten;
2:hij op of omstreeks 14 februari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Pretoriusstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 6] en/of I. [slachtoffer 6] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en), welk geweld bestond uit het eenmaal of meermalen slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen en/of duwen van/tegen voornoemde [slachtoffer 6] en/of I. [slachtoffer 6] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en);
3:hij op of omstreeks 14 februari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool, en/of munitie van categorie III, te weten een of meer hul(s)(zen) en/of patro(o)n(en), voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Zaak B:
1:hij op of omstreeks 24 december 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te dwingen tot de afgifte van een sleutel en/of een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of groothandel "[bedrijfsnaam]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), naar voornoemde groothandel is toegegaan, waarna hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s):
- een balletjespistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- een balletjespistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- voornoemde [slachtoffer 4] in/tegen het gezicht en/of het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of - voornoemde [slachtoffer 2] in/tegen het hoofd en/of de nek heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of (met kracht) heeft/hebben vastgepakt en/of vastgegrepen en/of
- met voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben geworsteld;
en/of
hij op of omstreeks 24 december 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een sleutel en/of een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of groothandel "[bedrijfsnaam]" in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde groothandel is toegegaan, waarna hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s):
- een balletjespistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- een balletjespistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- voornoemde [slachtoffer 4] in/tegen het gezicht en/of het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] in/tegen het hoofd en/of de nek heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of (met kracht) heeft/hebben vastgepakt en/of vastgegrepen en/of
- met voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben geworsteld.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof in zaak A ten aanzien van feit 1 en 3 en in zaak B tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Vrijspraak zaak B
De verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen in zaak B is tenlastegelegd. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op 24 december 2012 is in de groothandel [bedrijfsnaam] aan de [adres 2] in Amsterdam een poging tot diefstal met geweld c.q. tot afpersing gedaan, waarbij één van de twee overvallers heeft gedreigd met een balletjespistool en geweld is gebruikt. De overvallers zijn er vandoor gegaan nadat een personeelslid de gezichtsbedekking van een overvaller had verwijderd.
De politie heeft op een fust in de groothandel kledingstukken aangetroffen die niet toebehoorden aan één van de personeelsleden: een zwart/grijze trui van het merk H&M Divided, een witte boxershort van het merk Björn Borg en een blauwe muts van het merk The North Face. De aangevers hebben verklaard dat deze kledingstukken afkomstig zijn van (één van) de overvallers. De kledingstukken zijn voor DNA-onderzoek naar Verilabs gestuurd.
Op de trui en de boxershort zijn mengprofielen aangetroffen, waarbij een hoofdprofiel kon worden afgeleid dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte. De matchkans is kleiner dan één op één miljard. Op de muts is een mengprofiel aangetroffen waarbij de verdachte niet kan worden uitgesloten als één van de personen die heeft bijgedragen aan het DNA-mengprofiel.
De verdachte stelt dat hij wel vaker door hem gedragen kleding, ook onderbroeken, weggeeft of uitleent en dat de overvaller een kledingstuk droeg dat hij wellicht van hem had geleend of gekregen.
Op de foto’s in het dossier is te zien op welke wijze de verbalisanten de kledingstukken hebben aangetroffen: deze lagen op elkaar op een fust. Gezien deze situatie is contaminatie van de sporen niet uit te sluiten. Gelet hierop blijft de mogelijkheid open dat de overvaller een van de verdachte geleend of gekregen kledingstuk heeft gedragen, dat vervolgens de overige aangetroffen kledingstukken heeft besmet. Dit leidt tot de slotsom dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte via direct contact zijn DNA heeft achtergelaten op de kledingstukken waarop dit DNA is gevonden.
Nu het DNA-materiaal op de kledingstukken het enige directe bewijs is voor de mogelijke betrokkenheid van de verdachte bij deze overval, kan naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend worden bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
Vrijspraak zaak A feit 1 en 3
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van deze feiten, zoals de rechtbank dat heeft gedaan en met de overwegingen die de rechtbank daaraan ten grondslag heeft gelegd.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, kort gezegd, omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte met een vuurwapen heeft geschoten, noch dat hij het vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.
Het hof oordeelt dat de verdachte eveneens moet worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en onder 3 is ten laste gelegd, omdat het hof deze feiten niet wettig en overtuigend bewezen acht en overweegt hiertoe als volgt.
Feit A-1
Het hof gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Op 14 februari 2014 omstreeks 20.20 uur vond op de Pretoriusstraat in Amsterdam in en vóór de winkel van Dirk van den Broek een confrontatie plaats tussen twee groepen personen: enerzijds de verdachte, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en anderzijds [slachtoffer 6], [betrokkene 3] en [betrokkene 4].
In een tijdsbestek van ongeveer 40 seconden gebeurde het volgende.
De personen duwden elkaar en trokken over en weer aan elkaar, aanvankelijk in de winkel en even later buiten, vlak voor de ingang. Bij de boom voor de ingang was een schermutseling en één van de deelnemers aan de vechtpartij viel op de grond. Er vielen twee schoten. De verdachte en [slachtoffer 6] zijn beiden door een kogel in het lichaam getroffen, waardoor zij letsel hebben opgelopen. [betrokkene 3] heeft een vuurwapen op een politiebureau gedeponeerd. Het bleek een uitgeboord pistool te zijn waarmee patronen van het kaliber 7.65 mm konden worden afgeschoten. In de Pretoriusstraat zijn op en rondom de plaats van de vechtpartij op verschillende plaatsen hulzen, een patroon en een magazijn met twee patronen, alle van het kaliber 7.65 mm aangetroffen. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat toen en daar met dit pistool is geschoten.
De vraag die allereerst moet worden beantwoord, is of vastgesteld kan worden wie met het vuurwapen heeft geschoten.
Het dossier bevat beelden van de beveiligingscamera’s van Dirk van den Broek, verklaringen van de als onpartijdig aan te merken getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] en verklaringen van de betrokkenen bij de confrontatie, alsmede de uitslag van diverse forensische onderzoeken.
De verklaringen van de direct betrokkenen staan diametraal tegenover elkaar. De groep waar de verdachte deel van uitmaakte heeft verklaard dat [betrokkene 3] heeft geschoten, terwijl [slachtoffer 6] en de zijnen hebben verklaard dat de verdachte heeft geschoten.
Het hof heeft ter terechtzitting een aantal malen de beelden van de beveiligingscamera’s van Dirk van den Broek afgespeeld en zorgvuldig bekeken met alle procesdeelnemers.
Ten tijde van het incident was het regenachtig weer en het was donker. Een belangrijk onderdeel van de confrontatie vóór de winkel en bij de boom speelde zich af achter de prominent in beeld zijnde wapperende vlag van genoemd winkelbedrijf. Op de beelden is wel te zien dat er een hectische situatie was, waarbij een groot aantal personen betrokken waren die met elkaar vochten, maar niet te zien valt dat met een vuurwapen werd geschoten, laat staan dat waarneembaar is wie de schutter was.
Dit kan evenmin met voldoende zekerheid worden gereconstrueerd aan de hand van de verklaringen van de genoemde niet-partijdige getuigen, ook niet in onderling verband bezien met de camerabeelden en/ of de resultaten van het forensisch onderzoek.
Onder deze omstandigheden kan het hof niet met de vereiste zekerheid vaststellen dat de verdachte de persoon is geweest die [slachtoffer 6] in de buik heeft geschoten, zoals hem is ten laste gelegd, en zal hij worden vrijgesproken van het in feit A-1 het onder primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.
Feit A-3
De verdachte heeft van meet af aan ontkend dat hij met een vuurwapen naar de Pretoriusstraat is gegaan. Uit het feit dat op een aantal beelden zichtbaar is dat hij zijn rechterhand in zijn jaszak houdt, ook tijdens het duwen en trekken tussen de deelnemers aan het gevecht, kan niet worden geconcludeerd dat een vuurwapen in zijn jaszak aanwezig was. Op het vuurwapen zijn geen biologische sporen van de verdachte aangetroffen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het wapen van [betrokkene 3] heeft afgepakt, nadat deze ermee had geschoten, dat hij het magazijn eruit heeft gehaald en dit verderop heeft weggegooid. Dit verklaart volgens hem de aanwezigheid van zijn vingerafdruk op het magazijn van het wapen.
Het hof leidt uit de stukken van het dossier af dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte gedurende langere tijd het vuurwapen in zijn bezit heeft gehad, behalve gedurende de zeer korte tijdspanne zoals door hem beschreven. Het hof acht dit ontoereikend om te concluderen dat hij de beschikkingsmacht over dit wapen en munitie heeft gehad zoals bedoeld in artikel 26 eerste lid van de Wet Wapens en Munitie.
Het hof zal de verdachte daarom ook van het onder A-3 ten laste gelegde vrijspreken.
Bewezenverklaring
A-2
Het hof acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 februari 2014 te Amsterdam met anderen, op of aan de openbare weg, de Pretoriusstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen I. [slachtoffer 6], welk geweld bestond uit het meermalen slaan van voornoemde I. [slachtoffer 6].
Hetgeen in zaak A onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachte
Beroep op noodweer(exces)
De raadsman van de verdachte heeft ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde bepleit dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, primair omdat sprake was van noodweer, subsidiair van noodweerexces. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte met pepperspray werd bespoten en hard in zijn gezicht werd geslagen, hetgeen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van zijn lijf was en dat de verdachte daarop geweldshandelingen heeft verricht, die noodzakelijk waren om zichzelf te verdedigen.
Oordeel hof
Het hof kan niet met voldoende nauwkeurigheid vaststellen wat er precies is gebeurd tijdens de confrontatie tussen enerzijds de verdachte, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en anderzijds [slachtoffer 6] en [betrokkene 3]. Dat is niet alleen zo met betrekking tot het vaststellen van de hoedanigheid van de schutter, maar ook met betrekking tot de geweldshandelingen die over en weer zijn verricht en in welke volgorde deze zijn verricht.
Vast staat wel, dat [betrokkene 3] op enig moment met pepperspray heeft gespoten waarbij anderen, onder wie de verdachte, in het gezicht zijn geraakt en dat [slachtoffer 6] de verdachte in zijn gezicht heeft geslagen. Ten aanzien van dit deel van de confrontatie kan het hof niet vaststellen of voor de verdachte een noodweersituatie bestond. Voor zover hiervan al sprake was, had hij de mogelijkheid om zich hiervan te verwijderen, hetgeen hij ook heeft gedaan. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte wegliep van de vechtpartij in de richting van het Steve Bikoplein en zich enkele ogenblikken later omdraaide en naar de plek van de vechtpartij toe rende. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte dit bevestigd: Ik liep terug omdat ik wat terug wilde doen. Ik ging met [betrokkene 3] doorvechten, omdat ik ook ben geslagen. Ik heb met mijn handen in zijn gezicht geslagen.
De verdachte heeft de aanval gezocht, door bewust terug te gaan naar het gevecht met de bedoeling met [betrokkene 3] te vechten, wat hij ook heeft gedaan. Het hof constateert dat op dat moment geen sprake was van noodweer. Nu geen sprake is geweest van een noodweersituatie, faalt het beroep op noodweerexces evenzeer. De verweren op dit onderdeel worden dan ook verworpen.
Ook overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak met A onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Kwalificatie
Het in de zaak A onder 2 bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak A onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte conform de bewezenverklaringen door de rechtbank zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als de rechtbank heeft opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging pal voor de ingang van een supermarkt in Amsterdam, tijdens openingstijd van de winkel. Feiten als deze maken inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Daarnaast dragen ze bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, hier in het bijzonder bij het winkelend publiek dat van het geweld getuige is geweest.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 juli 2016 is hij eerder voor een geweldsdelict onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof in de strafmaat meeweegt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn tot het begaan van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde vervaardigd of bestemd. Deze voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, die € 3.473 bedraagt. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak A onder 1 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36b, 36c en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair en 3 en in zaak B ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- munitie
- een pistool, merk EKOL SPECIAL 99
- patroonhouder.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een telefoon, Apple iPhone 4S
- schoeisel van het merk LANVIN
- een jas
- een broek
- een riem
- een trui
- een muts van het merk Canada Goose.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 6] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. G. Oldekamp en mr. R.A.F. Gerding, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 september 2016.
mr. R.A.F. Gerding is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.