Rb. Utrecht, 17-11-2010, nr. 286428 / HA RK 10-173
ECLI:NL:RBUTR:2010:BO5222
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
17-11-2010
- Zaaknummer
286428 / HA RK 10-173
- LJN
BO5222
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2010:BO5222, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 17‑11‑2010; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JA 2011/50 met annotatie van J.P.M. Simons
P&I 2011, afl. 2, p. 83
Uitspraak 17‑11‑2010
Inhoudsindicatie
Verzoek ex artikel 46 lid 1 Wbp afgewezen.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 286428 / HA RK 10-173
Beschikking van 17 november 2010
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
advocaat mr. P.H. Ruijzendaal,
tegen
DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ VOOR
INSTELLINGEN IN DE GEZONDHEISZORG MEDIRISK B.A.,
gevestigd te Utrecht,
verweerster,
advocaat mr. M. Christe.
Partijen zullen hierna [verzoekster] en MediRisk genoemd worden.
1. Verloop van de procedure
1.1.
[verzoekster] heeft op 28 april 2010 ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ex artikel 46 lid 1 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) ingediend. Het verzoek strekt ertoe te bevelen dat MediRisk alsnog voldoet aan het verzoek ex artikel 35 lid 2 Wbp, in die zin dat zij opgave doet van de inhoud van het advies van de eigen medisch adviseur en voorts om aan [verzoekster] een kopie te verstrekken van dit advies, omdat het een tot haar te herleiden informatiedrager is. Verder verzoekt [verzoekster] om daaraan de voorwaarde te verbinden dat voor zover MediRisk in gebreke blijft, na de vijfde dag na betekening van de te wijzen beschikking MediRisk een dwangsom van € 1.000,00 per dag zal verbeuren, een en ander met veroordeling van MediRisk in de kosten van deze procedure.
1.2.
De griffier van deze rechtbank heeft partijen opgeroepen tegen de terechtzitting van 15 juni 2010, waarbij aan MediRisk een afschrift van het verzoekschrift is toegezonden.
1.3.
Op 8 juni 2010 heeft MediRisk een verweerschrift ingediend.
1.4.
Op de zitting van 15 juni 2010 is het verzoek mondeling behandeld. Vervolgens is een aanvulling op het verzoek ingezonden door mr. Ruijzendaal en daarop is bij brief van 16 augustus 2010 een reactie ingekomen van mr. Christe
1.5.
Ten slotte is de uitspraak bepaald op heden.
2. Vaststaande feiten
2.1.
[verzoekster] is op 25 april 2006 na een val tegen een boom op verwijzing van haar huisarts op de afdeling eerste hulp van het Diakonessenhuis te Utrecht gezien in verband met schouderklachten. Destijds is een onjuiste diagnose gesteld waarna een verkeerde behandeling is ingezet.
2.2.
Op 17 april 2008 heeft [verzoekster] een schouderprothese gekregen. Ondanks deze ingreep heeft [verzoekster] klachten gehouden.
2.3.
Bij brief van 9 november 2009 heeft [verzoekster] het Diakonessenhuis aansprakelijk gesteld.
2.4.
Bij brief van 11 maart 2010 heeft [verzoekster] het (para-)medische dossier opgevraagd alsmede het advies van de medisch adviseur van MediRisk.
2.5.
Bij brief van 9 april 2010 heeft MediRisk de advocaat van [verzoekster] als volgt bericht:
Indien wij de klacht goed omschrijven betreft dit het onterechte doorvoeren van een conservatieve behandeling bij een communitieve humerus kop fractuur rechts.
Onze medisch adviseur geeft hierover aan dat de ernst van de fractuur op 25 april 2006 op de Spoedeisende Hulp inderdaad is onderschat. Er had aansluitend op de vervaardigde röntgenfoto een CT gemaakt moeten worden van de humeruskop waarna de verschillende mogelijkheden met uw cliënte besproken zouden zijn. Volgens onze medisch adviseur zou een operatieve exploratie moeten plaatsvinden om te kijken of er een osteosynthese verricht kon worden dan wel het in dezelfde zitting reeds plaatsen van een schouder prothese. Uiteindelijk is dit advies gevolgd in november 2006. De schade voor uw cliënte bedraagt een delay van zeven maanden in de behandeling.
Opgemerkt moet immers worden dat uw cliënte zelf vervolgens twee jaar gewacht heeft voordat ze de schouderprothese elders heeft laten zetten. Dit is haar eigen beslissing en kan onze verzekerde niet worden tegengeworpen.
Voor vorenstaande kunnen wij aansprakelijkheid erkennen en wij zien uw regelingsinzichten met belangstelling tegemoet. Zonodig kan nog een expertise worden verricht waarbij de gevolgen van het onzorgvuldig handelen in kaart worden gebracht.
2.6.
Bij brief van 19 april 2010 heeft MediRisk de advocaat van [verzoekster] als volgt bericht:
Hierbij treft u een kopie van de medische informatie waar onze medisch adviseur over beschikt.
Ook verzoekt u om een kopie van het advies van onze medisch adviseur. Adviezen die toezien op de beoordeling van het handelen van onze verzekerde worden door ons niet aan derden overgelegd. Deze adviezen zijn uitsluitend bestemd voor intern gebruik. Wel vindt u uiteraard een weerslag van die adviezen in onze correspondentie aan u.
3. Verzoek en verweer
3.1.
[verzoekster] is van mening dat het Diakonessenhuis en MediRisk persoonsgegevens van haar hebben verwerkt in de zin van de Wbp. Het advies van de medisch adviseur van MediRisk kan ook worden beschouwd als een dergelijk persoongegeven waar de Wbp op van toepassing is. Nu MediRisk weigert om aan het verzoek van [verzoekster] ex artikel 35 lid 2 Wbp te voldoen, verzoekt zij de rechtbank MediRisk daartoe alsnog te bevelen.
3.2.
MediRisk is primair van mening dat de Wbp niet van toepassing is op de adviezen van haar medisch adviseur. Zij heeft voorts aangevoerd dat artikel 35 lid 2 Wbp een recht geeft om geïnformeerd te worden en daar is ruimschoots aan voldaan; [verzoekster] heeft op grond van artikel 35 Wbp geen recht op een kopie van het advies.
Subsidiair beroept MediRisk zich op de uitzondering in artikel 43 sub e Wbp.
Voor zover de rechtbank overweegt het verzoek toe te wijzen stelt MediRisk zich voorts op het standpunt dat op grond van artikel 46 lid 2 Wbp belanghebbenden ook in de gelegenheid moeten worden gesteld om hun zienswijze naar voren te brengen. Tot slot verzoekt MediRisk de rechtbank om de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4. Beoordeling
4.1.
[verzoekster] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat MediRisk op grond van artikel 35 Wbp gehouden is haar een afschrift te verstrekken van het advies dat haar medisch adviseur heeft geschreven over de door [verzoekster] gestelde fout in de behandeling van het bij MediRisk verzekerde ziekenhuis en de mogelijke gevolgen daarvan.
4.2.
In artikel 35 Wbp is bepaald dat degene wiens persoonsgegevens worden verwerkt, zich met redelijke tussenpozen kan wenden tot degene die zijn persoonsgegevens verwerkt met het verzoek hem mee te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. Indien dit het geval is dient de verwerker van de persoonsgegevens in begrijpelijke vorm een volledig overzicht van de verwerkte persoonsgegevens te verschaffen. Achtergrond van die regeling is dat een ieder de gelegenheid moet krijgen om na te gaan of zijn persoonsgegevens worden verwerkt en of die verwerking correct is.
verwerking van persoonsgegevens
4.3.
Bij de beoordeling van het onderhavige verzoek komt in de eerste plaats aan de orde of het verzoek ziet op persoonsgegevens in de zin van (artikel 1 van) de Wbp.
In artikel 1 (onder a) Wbp is het begrip gedefinieerd als: ‘elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon’. In de Memorie van Toelichting (Tweede Kamer, vergaderjaar 1997-1998, 25 892, nr. 3, p. 46) staat hierover:
Allereerst is voor het begrip <<persoonsgegeven>> relevant of de gegevens informatie over een persoon bevatten. In veel gevallen, zoals bij feitelijke of waarderende gegevens over eigenschappen, opvattingen of gedragingen, zal dit uit de aard van de gegevens voortvloeien. In andere gevallen zal mede aandacht moeten worden besteed aan de context waarin het gegeven wordt vastgelegd en gebruikt. Als gegevens mede bepalend zijn voor de wijze waarop de betrokken persoon in het maatschappelijk verkeer wordt beoordeeld of behandeld, moeten die gegevens als persoonsgegevens worden aangemerkt.
4.4.
Gegevens over de gezondheidstoestand van [verzoekster] zijn in ieder geval persoonsgegevens in de zin van de Wbp. Als er sprake is van uitwisseling van dergelijke persoonsgegevens door middel van brieven, notities en adviezen zal er – in de desbetreffende documenten – daarnaast ook sprake zijn van meningen en interpretaties. Die kunnen niet zonder meer ook als persoonsgegevens in de zin van artikel 1 Wbp worden aangemerkt. Uit de Memorie van Toelichting blijkt echter dat het begrip niet restrictief moet worden uitgelegd. In het licht van het hiervoor geciteerde deel van de Memorie van Toelichting is de rechtbank dan ook van oordeel dat aangenomen moet worden dat ook de voor de beoordeling van een vordering relevante conclusies en opmerkingen van interne en externe adviseurs en beoordelaars in beginsel als persoonsgegevens in de zin van de Wbp moeten worden aangemerkt.
4.5.
Voorts is van belang dat de wet gelet op artikel 2 van toepassing is op kort gezegd alle geautomatiseerde en niet geautomatiseerde handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, met dien verstande dat ten aanzien van de niet geautomatiseerde verwerkingen de bepalingen slechts van toepassing zijn voor zover deze in een bestand zijn opgenomen of bestemd zijn om daarin te worden opgenomen.
In deze zaak zijn geen feiten en omstandigheden aangedragen op grond waarvan duidelijk is geworden welke vorm het medisch advies heeft en waar en op welke wijze het is opgeslagen. De rechtbank houdt het er voor dat het gaat om een op schrift gesteld stuk, dat deel uitmaakt van het schadedossier dat zich bevindt onder MediRisk, welk dossier onderdeel is van een dossier of een serie dossiers opgebouwd naar aanleiding van de verzekeringsovereenkomst tussen MediRisk en het desbetreffende ziekenhuis en/of andere verzekerden. Gelet op de omschrijving van het begrip bestand in artikel 1 (onder c) Wbp als ‘elk gestructureerd geheel van persoonsgegevens, ongeacht of dit geheel van gegevens gecentraliseerd is of verspreid is op een functioneel of geografisch bepaalde wijze, dat volgens bepaalde criteria toegankelijk is en betrekking heeft op verschillende personen’ gaat de rechtbank er dan ook bij de verdere beoordeling van uit dat het advies deel uitmaakt van een bestand in die zin, zodat ook in dat opzicht is voldaan aan de voorwaarden voor toepasselijkheid van de regels van de Wbp.
de uitzondering van artikel 2 lid 2 Wbp
4.6.
Voor zover MediRisk heeft willen betogen dat het advies van haar medisch adviseur valt onder de in artikel 2 lid 2 (onder a) Wbp opgenomen uitzonderingen op het toepassingsbereik van de wet omdat het gaat om een notitie die uitsluitend voor intern gebruik is bedoeld, volgt de rechtbank haar daarin niet. In artikel 2 lid 2 (onder a) Wbp is een uitzondering gemaakt voor gegevensverwerkingen ten behoeve van activiteiten met uitsluitend persoonlijke of huishoudelijke doeleinden. Uit de Memorie van Toelichting blijkt weliswaar dat dit persoonlijk gebruik ook ziet op situaties binnen het werk en op de persoonlijke aantekeningen of notities van beroepsbeoefenaren, maar daarbij is aangetekend dat zodra een verwerking beoogd is voor gebruik door meerdere personen, de Wbp van toepassing is. De rechtbank leidt uit deze overwegingen af dat de uitzondering beperkt is tot de aantekeningen, lijstjes en dergelijke die iemand alleen voor het uitvoeren van zijn eigen taak maakt en die niet zijn bedoeld om door anderen te worden ingezien. Daarvan is bij een advies van een medisch adviseur, dat immers is opgesteld op verzoek en ten behoeve van de verzekeraar als opdrachtgever, geen sprake.
de uitzondering van artikel 43 (onder e) Wbp
4.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat adviezen van de medisch adviseur in beginsel onder het bereik van artikel 35 Wbp vallen. Dat artikel blijft echter ingevolge artikel 43 Wbp (onder e) buiten toepassing indien dat noodzakelijk is voor de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat onder die ‘anderen’ ook begrepen moet worden degene die de persoonsgegevens verwerkt. MediRisk heeft zich op deze uitzonderingsgrond beroepen. Zij voert daartoe kort gezegd aan dat zij vrijelijk moet kunnen overleggen met haar adviseur over de verschillende aspecten van de zaak naar aanleiding van de aansprakelijkstelling door [verzoekster]. De rechtbank volgt haar daarin. Waar sprake is van een aansprakelijkstelling naar aanleiding van vermeend onjuist medisch handelen dient het advies van de medisch adviseur er immers met name toe om de verzekeraar in staat te stellen een standpunt in te nemen jegens de wederpartij en dergelijk beraad dient vertrouwelijk te kunnen worden gevoerd. Dat geldt evenzeer voor die wederpartij, die in de regel ook door een medisch adviseur wordt voorgelicht. Het zou de ongestoorde gedachtewisseling van de aangesproken persoon – in dit geval de verzekeraar – om te kunnen komen tot een standpunt naar aanleiding van de aansprakelijkstelling en zijn positie ten opzichte van de wederpartij in een eventuele procedure te zeer (kunnen) schaden als van de inhoud van de adviezen van de medisch adviseur aan de betrokkene/wederpartij mededeling zou moeten worden gedaan in de zin van artikel 35 Wbp. Dat betekent dat aan anderen in beginsel geen afschrift van de verzekeraar gerichte medische adviezen hoeft te worden verstrekt en dat geen mededeling hoeft te worden gedaan van de opinies en conclusies die de adviseur in zijn adviezen heeft neergelegd.
4.8.
Uit de brief van MediRisk aan de advocaat van [verzoekster] van 19 april 2010 blijkt dat [verzoekster] een afschrift heeft gekregen van de medische gegevens die de medisch adviseur ter beschikking had. De rechtbank gaat er vanuit dat deze opgave volledig is geweest en dat de medisch adviseur zijn advies op deze gegevens heeft gebaseerd. Daarmee is – gezien het onder 4.7. overwogene – naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de verplichting die MediRisk op grond van artikel 35 Wbp jegens [verzoekster] heeft.
4.9.
In haar aanvullende verzoekschrift heeft [verzoekster] in dit verband nog gewezen op artikel 6.1.1. van de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen (hierna: de gedragscode) waar het volgende staat:
Het verzamelen van gegevens omtrent iemands gezondheid is, onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur, voorbehouden aan personen die deel uitmaken van de Functionele eenheid. Rapporten van een controlerend geneeskundige, een expertiserend geneeskundige en/of van de Arbodienst, alsmede informatie uit de behandelende sector worden opgenomen in het medisch dossier dat onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur wordt bewaard. Betrokkene heeft het recht – bij voorkeur via een door hem of haar benoemde vertrouwensarts – een op hem of haar betrekking hebbend medisch dossier volledig, met uitzondering van werkaantekeningen van de medische adviseur, in te zien en daarvan kopieën te ontvangen, tenzij de privacy van in het rapport besproken Derden zich daartegen verzet.
[verzoekster] meent dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat wel een kopie verstrekt zou moeten worden van rapporten van controlerend en expertiserend geneeskundigen, en niet van de adviezen van de medisch adviseur, en zij wijst er op dat in de toelichting op de gedragscode ook niet een zodanige uitzondering wordt vermeld.
De rechtbank volgt MediRisk niet in haar stelling dat de verwijzing naar de gedragscode irrelevant zou zijn omdat de gedragscode die [verzoekster] heeft overgelegd verouderd is. Er is inmiddels immers, naar uit de door MediRisk vervolgens overgelegde stukken blijkt, een nieuwe gedragscode aangenomen met een vergelijkbare bepaling in artikel (6.1.4. tot en met) 6.1.6. Anders dan MediRisk stelt, blijkt uit de definitie van het begrip cliënt (in artikel 2 onder f) en uit de overige bepalingen van de desbetreffende titel dat het recht op inzage en afschriften niet alleen ziet op de contractuele wederpartij van de verzekeraar, maar ook op degenen die een verzekerde tot vergoeding van letselschade heeft aangesproken en wiens medische gegevens zijn verzameld. Uit de aangehaalde bepalingen volgt echter naar het oordeel van de rechtbank niet dat – zoals [verzoekster] aanvoert – verzekeraars zich ter uitvoering van de in de Wbp neergelegde regels hebben verbonden om ook inzage te geven in en afschriften te verstrekken van de adviezen van medisch adviseurs. De adviezen van medisch adviseurs behelzen naar moet worden aangenomen geen eigen onderzoeksbevindingen en geen nadere persoonsgegevens naar aanleiding daarvan, maar conclusies en bevindingen op basis van de in het medisch dossier opgenomen gegevens, terwijl expertiserende en controlerende artsen wel eigen (medische) onderzoeksbevindingen omtrent een betrokkene in hun rapporten verwerken. In dat licht is ook begrijpelijk dat dergelijke rapporten in het medisch dossier moeten worden opgenomen en dat daarin inzage moet worden gegeven. Het andere karakter van adviezen van medisch adviseurs rechtvaardigt dat deze verplichtingen daar niet voor gelden, althans dat dat niet kan worden afgeleid uit deze bepalingen.
4.10.
De rechtbank overweegt voorts dat – naar ook uit door [verzoekster] overgelegde stukken blijkt – algemeen wordt aangenomen dat het voor een goede behandeling en afwikkeling van letselschadevorderingen van belang is dat alle betrokkenen in een vroeg stadium over de relevante gegevens beschikken en ook dat verzekeraars zoveel mogelijk een onderbouwd standpunt innemen. Door het advies van de medisch adviseur ook aan de wederpartij te verstrekken kan het standpunt van de verzekeraar immers op zijn merites beoordeeld worden en dat bespoedigt de afwikkeling van een vordering. Het belang van een goede schadebehandeling is echter niet een belang dat de Wbp beoogt te beschermen. In de Wbp gaat het immers niet om het kennisnemen van de onderbouwing van het standpunt van de wederpartij, maar om informatie over verwerkte persoonsgegevens om die zonodig te kunnen laten verbeteren of verwijderen. Uit het voorgaande volgt dat aan de daartoe gestelde regels is voldaan.
4.11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek van [verzoekster] moet worden afgewezen. [verzoekster] zal als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de proceskosten van MediRisk. Deze kosten aan de zijde van MediRisk worden begroot op EUR 1130,00 (2,5 punt x EUR 452,00) aan salaris advocaat en EUR 263,00 aan verschotten.
5. Beslissing
De rechtbank:
5.1.
wijst de verzoeken af,
5.2.
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten aan de zijde van MediRisk tot op heden begroot op EUR 1.393,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na dagtekening van deze beschikking tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart deze beschikking wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2010.?