Hof Arnhem-Leeuwarden, 15-03-2022, nr. 200.300.327
ECLI:NL:GHARL:2022:2025
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
15-03-2022
- Zaaknummer
200.300.327
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2022:2025, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 15‑03‑2022; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
FJR 2022/44.1
Uitspraak 15‑03‑2022
Inhoudsindicatie
Hoofdverblijfplaats bij co-ouderschap, financiële argumenten prevaleren niet boven het belang van de kinderen bij rust en duidelijkheid.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.300.327
(zaaknummer rechtbank Gelderland 380396)
beschikking van 15 maart 2022
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J. Burema te Wenum-Wiesel, gemeente Apeldoorn,
en
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.P. van Stralen te Utrecht.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem (hierna: de rechtbank) van 15 februari 2021 en 5 juli 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 5 juli 2021 wordt hierna ‘de bestreden beschikking’ genoemd.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het beroepschrift, ingekomen op 28 september 2021;
- -
het verweerschrift met productie, en
- -
een journaalbericht van mr. Van Stralen van 25 januari 2022 met productie.
2.2.
Op 31 januari 2022 zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige2] door het hof gehoord.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft op 4 februari 2022 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens is een vertegenwoordigster van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) verschenen.
3. De feiten
3.1.
Partijen zijn gehuwd geweest.
3.2.
Partijen zijn de ouders van:
- -
[de minderjarige1] , geboren [in] 2007 te [plaats] , en
- -
[de minderjarige2] , geboren [in] 2007 te [plaats] .
3.3.
De ouders hebben samen het gezag over de kinderen. Tot de bestreden beschikking hadden de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij hun moeder.
3.4.
In het ouderschapsplan, dat deel uitmaakt van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 30 oktober 2013, hebben de ouders onder meer afspraken gemaakt over de zorgregeling. Nadien zijn de ouders – in het kader van een ondertoezichtstelling – overeengekomen dat de kinderen om de week bij de vader en de moeder verblijven. Ten aanzien van de schoolvakanties is er een 2-3-1 of een 1-3-2 rooster.
4. De omvang van het geschil
4.1.
Tussen partijen is de hoofdverblijfplaats van de kinderen in geschil.
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, de hoofdverblijfplaats van de kinderen gewijzigd en bij de vader bepaald en de zorgregeling als volgt gewijzigd:
- -
de reguliere zorgregeling waarbij de kinderen de ene week bij de ene ouder verblijven en de andere week bij de andere ouder wordt gehandhaafd,
- -
met uitzondering van de periode rondom de proefwerkweken. Dan verblijven de kinderen in de week vóór de proefwerkweek en de proefwerkweek zelf bij de vader. De week daarna zijn de kinderen de hele week bij de moeder waarna de week op, week af regeling wordt hervat,
- -
wijzigt de vakantieregeling en bepaalt dat de kinderen in de even weken de eerste 3 weken van de zomervakantie bij de vader zijn en de laatste drie weken bij de moeder en in de oneven jaren andersom,
- -
bij vakanties van twee weken loopt de reguliere zorgregeling (week op, week af) door,
- -
in de voorjaarsvakantie verblijven de kinderen bij de moeder en in de herfstvakantie verblijven de kinderen bij de vader.
4.2.
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen alsnog af te wijzen.
4.3.
De vader voert verweer en hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5. De motivering van de beslissing
5.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten – voor zover hier van belang – de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
5.2.
Dat sprake is van gewijzigde omstandigheden is tussen partijen niet in geschil en is op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting genoegzaam komen vast te staan.
5.3.
Het hof kan zich vinden in de beoordeling van de rechtbank en sluit zich, na eigen onderzoek, daarbij aan. Het hof overweegt daarbij in aanvulling daarop nog het volgende.
Bij de kinderen is sprake van problematiek in het autismespectrum. Zij hebben daardoor een bovengemiddelde behoefte aan structuur en begeleiding. Duidelijk is dat beide ouders ieder hun eigen opvoedingskwaliteiten hebben. Zo is niet in geschil dat het de vader is die de kinderen meer structuur en begeleiding kan bieden. Wanneer de kinderen bij de vader ingeschreven staan, zal de vader alle post over de kinderen ontvangen, waardoor hij van alle afspraken op de hoogte is en de kinderen op een passende manier kan ondersteunen. Daarnaast wordt hij in staat gesteld om alle praktische zaken voor de kinderen te regelen.
5.4.
Volgens de moeder is er geen noodzaak de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen. In het huidige tijdperk wordt (bijna) alles per e-mail verstuurd, waardoor de vader ook alle praktische zaken voor de kinderen kan regelen zonder dat de kinderen bij hem staan ingeschreven.
Het hof volgt de moeder niet in haar standpunt. Gebleken is dat in het verleden niet altijd alle praktische zaken door de moeder goed werden geregeld, zoals de coronavaccinaties voor de kinderen. Dit veroorzaakt onrust bij de kinderen en zij hebben daar last van. Inmiddels staan de kinderen bij de vader ingeschreven, is de vader van alle afspraken rondom de kinderen op de hoogte en regelt hij alle praktische zaken voor de kinderen. Tijdens hun gesprek bij het hof hebben de kinderen beiden verklaard de huidige situatie fijner te vinden. De raad heeft ter zitting verklaard het eerdere advies, gelet op wat de kinderen zelf bij het hof hebben verteld, aan te passen en nu te adviseren om in het belang van de kinderen de huidige situatie te handhaven. Vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader geeft de kinderen meer rust. Het hof begrijpt het gevoel van de moeder dat de ouders hierdoor niet in een gelijkwaardige relatie tot de kinderen staan, maar voor de kinderen is de plek waar zij staan ingeschreven veel minder belangrijk. Voor hen is vooral de gelijkwaardige verdeling in de zorg- en opvoedingstaken van belang en hierin komt geen verandering.
5.5.
Het argument van de moeder dat de hulpverlening voor de kinderen vertraging oploopt door wijziging van de hoofdverblijfplaats gaat niet meer op, aangezien voor beide kinderen inmiddels hulpverlening in de gemeente van de vader is ingezet.
5.6.
Daarnaast heeft de moeder aangevoerd dat de wijziging van de hoofdverblijfplaats financiële gevolgen voor haar heeft. Doordat de kinderen niet meer bij de moeder staan ingeschreven ontvangt zij geen kinderbijslag en kindgebonden budget meer. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de vader inmiddels met de Sociale Verzekeringsbank heeft geregeld dat de moeder de helft van de kinderbijslag ontvangt. De vader krijgt – als aanvrager – het Kindgebonden Budget. Het ligt voor de hand dat partijen ook daarover afspraken maken. Wat daarvan ook zij: de door de moeder genoemde financiële argumenten prevaleren niet boven het belang van de kinderen bij rust en duidelijkheid, zoals uiteengezet onder 5.4.
5.7.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het in het belang van de kinderen is om hun hoofdverblijfplaats bij de vader te hebben en te houden. Naar het oordeel van het hof moet de beslissing van de rechtbank dan ook in stand blijven.
Het is duidelijk is dat de communicatie tussen partijen voor verbetering vatbaar is, maar dit maakt het oordeel van het hof over de hoofdverblijfplaats niet anders. Het is aan de ouders om zich in te spannen voor een verbetering van de onderlinge verstandhouding. Daartoe kunnen de ouders, ieder afzonderlijk, deelnemen aan het traject Parallel Ouderschap.
6. De slotsom
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover het de beslissing over de hoofdverblijfplaats betreft, bekrachtigen.
7. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem,
van 5 juli 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, J.B. de Groot en P.B. Kamminga, bijgestaan door mr. M. Knipping-Verbeek als griffier, en is op 15 maart 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.