Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2003/99/EG inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 20-04-2009
- Bronpublicatie:
11-03-2009, PbEU 2009, L 87 (uitgifte: 01-01-2009, regelingnummer: 219/2009)
- Inwerkingtreding
20-04-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-03-2009, PbEU 2009, L 87 (uitgifte: 01-01-2009, regelingnummer: 219/2009)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003, inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 152, lid 4, onder b),
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Levende dieren en levensmiddelen van dierlijke oorsprong komen voor op de lijst in bijlage I bij het Verdrag. Veeteelt en het in de handel brengen van levensmiddelen van dierlijke oorsprong vormen een belangrijke bron van inkomsten voor de landbouwbevolking. Een rationele ontwikkeling van deze sector wordt onder meer bereikt door de uitvoering van veterinaire maatregelen voor de verbetering van de gezondheid van mens en dier in de Gemeenschap.
- (2)
De bescherming van de volksgezondheid tegen ziekten en besmettingen die direct of indirect van dieren op de mens kunnen worden overgedragen (zoönoses) is van het allergrootste belang.
- (3)
Via voedsel overgedragen zoönoses kunnen de oorzaak zijn van menselijk leed, maar ook van economisch verlies bij de voedselproductie en voor de levensmiddelenindustrie.
- (4)
Ook zoönoses die op een andere wijze dan via voedsel, vooral door wilde dieren en gezelschapsdieren, worden overgedragen, geven aanleiding tot bezorgdheid.
- (5)
Bij Richtlijn 92/117/EEG van de Raad van 17 december 1992 inzake maatregelen voor de bescherming tegen bepaalde zoönoses en bepaalde zoönoseverwekkers bij dieren en in producten van dierlijke oorsprong teneinde door voedsel overgedragen infecties en vergiftigingen te voorkomen (4) is voorzien in de invoering van een systeem voor de bewaking van bepaalde zoönoses zowel in de lidstaten als op het niveau van de Gemeenschap.
- (6)
De Commissie, bijgestaan door het Communautair Referentielaboratorium voor de epidemiologie van zoönoses, zamelt jaarlijks bij de lidstaten de resultaten van die bewaking in en geeft er een overzicht van. De resultaten worden sedert 1995 jaarlijks bekendgemaakt. Zij vormen een basis voor de evaluatie van de huidige situatie met betrekking tot zoönoses en zoönoseverwekkers. De systemen voor het verzamelen van de gegevens zijn evenwel niet geharmoniseerd, zodat vergelijkingen tussen de lidstaten onmogelijk zijn.
- (7)
Bij andere communautaire regelgeving is voorzien in de bewaking en bestrijding van bepaalde zoönoses bij dieren. Met name gaat Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (5), over rundertuberculose en runderbrucellose, en gaat Richtlijn 91/68/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten (6), over schapen- en geitenbrucellose. De onderhavige richtlijn mag deze voorschriften niet nodeloos overlappen.
- (8)
Voorts dient een verordening van het Europees Parlement en de Raad in de toekomst specifieke elementen voor de preventie, bestrijding en bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers te bestrijken, en specifieke voorschriften voor de microbiologische kwaliteit van levensmiddelen te bevatten.
- (9)
Richtlijn 92/117/EEG voorziet in het verzamelen van gegevens over zoönosegevallen bij de mens. Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 1998 tot oprichting van een netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten in de Europese Gemeenschap (7) beoogt het verzamelen van de betrokken gegevens te verbeteren en bij te dragen tot een betere preventie en bestrijding van overdraagbare ziekten in de Gemeenschap.
- (10)
Het verzamelen van gegevens inzake het voorkomen van zoönoses en zoönoseverwekkers bij dieren, in voeding, diervoeders en bij de mens is noodzakelijk om de ontwikkelingstendensen en de bronnen van zoönoses te bepalen.
- (11)
Het Wetenschappelijk Comité voor veterinaire maatregelen in verband met de volksgezondheid heeft in zijn advies inzake zoönoses van 12 april 2000 gesteld dat de huidige maatregelen voor de bestrijding van door voedsel overgedragen zoönoses ontoereikend zijn en dat de epidemiologische gegevens die momenteel door de lidstaten worden verzameld, onvolledig en niet helemaal vergelijkbaar zijn. Derhalve heeft het comité aanbevolen de bewakingsvoorschriften te verbeteren en heeft het mogelijke maatregelen inzake risicobeheer voorgesteld. Het comité heeft bepaald dat uit het oogpunt van de volksgezondheid bij voorrang aandacht moet worden besteed aan Salmonella spp., Campylobacter spp., verocytotoxine-producerende Escherichia coli (VTEC), Listeria monocytogenes, Cryptosporidium spp., Echinococcus granulosus/multilocularis en Trichinella spiralis.
- (12)
De bij Richtlijn 92/117/EEG ingestelde regelingen inzake bewaking en gegevensverzameling moeten derhalve worden verbeterd. Tezelfdertijd zal Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (8) de bij Richtlijn 92/117/EEG vastgestelde specifieke bestrijdingsmaatregelen vervangen. Richtlijn 92/117/EEG dient derhalve te worden ingetrokken.
- (13)
Het nieuwe kader voor wetenschappelijke advisering en ondersteuning op het gebied van de voedselveiligheid, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (9), dient te worden gebruikt voor het verzamelen en analyseren van de betrokken gegevens.
- (14)
Indien nodig om de gegevens gemakkelijker samen te stellen en te vergelijken, moet het toezicht op een geharmoniseerde wijze plaatsvinden. Hierdoor kunnen ontwikkelingstendensen en bronnen van zoönoses en zoönoseverwekkers in de Gemeenschap worden geëvalueerd. De daarbij verzamelde gegevens moeten, samen met de gegevens uit andere bronnen, de basis voor risico-evaluatie van zoönoseverwekkers vormen.
- (15)
Prioriteit moet worden gegeven aan de zoönoses die het grootste risico vormen voor de volksgezondheid. De bewakingssystemen moeten evenwel ook de opsporing mogelijk maken van nieuwe zoönoses, nieuwe uitbraken van bestaande zoönoses en nieuwe stammen van bestaande zoönoseverwekkers.
- (16)
Bewaking op het gebied van het ontstaan van de onrustbarende resistentie tegen antimicrobiële middelen (zoals antimicrobiële geneesmiddelen en antimicrobiële toevoegingsmiddelen in diervoeding) is noodzakelijk. Er dient voor te worden gezorgd dat een dergelijke bewaking niet alleen op zoönoseverwekkers, maar ook op andere agentia betrekking heeft, voorzover deze een gevaar voor de volksgezondheid opleveren. In het bijzonder kan de bewaking van indicatororganismen aangewezen zijn. Dergelijke organismen vormen een reservoir van resistentiegenen, die zij op ziekteverwekkende bacteriën kunnen overdragen.
- (17)
Afgezien van de algemene bewaking kunnen specifieke situaties worden geconstateerd die gecoördineerde bewakingsprogramma's noodzakelijk maken. Daarbij dient vooral aandacht te worden besteed aan de zoönoses die zijn opgenomen in bijlage I van Verordening (EG) nr. 2160/2003.
- (18)
Op basis van een grondig onderzoek van uitbraken van door voedsel overgedragen zoönoses kan worden bepaald welk pathogeen agens, welk levensmiddel en welke aspecten van de voedselbereiding en -bewerking tot de uitbraak hebben bijgedragen. Derhalve moet worden voorzien in dergelijke onderzoeken en in een nauwe samenwerking tussen de verschillende autoriteiten.
- (19)
Overdraagbare spongiforme encefalopathieën vallen onder Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (10).
- (20)
Teneinde ervoor te zorgen dat de over zoönoses en zoönoseverwekkers verzamelde informatie effectief kan worden gebruikt, moeten passende voorschriften worden vastgesteld voor de uitwisseling van alle relevante informatie. Die informatie moet in de lidstaten worden verzameld en aan de Commissie doorgegeven in de vorm van verslagen die aan de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid moeten worden meegedeeld en onverwijld op een geschikte wijze aan het publiek beschikbaar worden gesteld.
- (21)
De verslagen moeten jaarlijks worden ingediend. Naar gelang van de omstandigheden kunnen echter aanvullende verslagen aangewezen zijn.
- (22)
Het kan dienstig zijn nationale en communautaire referentielaboratoria aan te wijzen om advies en assistentie te verlenen bij analyses en tests met betrekking tot zoönoses en zoönoseverwekkers die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.
- (23)
Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (11) dient te worden gewijzigd wat betreft de uitvoeringsbepalingen inzake de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan bepaalde activiteiten met betrekking tot de bewaking en bestrijding van zoönoses en zoönoseverwekkers.
- (24)
Voorzien moet worden in de nodige procedures om sommige bepalingen van deze richtlijn aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang en om de nodige uitvoerings- en overgangsmaatregelen vast te stellen.
- (25)
Om rekening te houden met de technische en wetenschappelijke vooruitgang dient gezorgd te worden voor een nauwe en doeltreffende samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten in het bij Verordening (EG) nr. 178/2002 ingestelde Permanent Comité.
- (26)
Wanneer de lidstaten individueel optreden, kunnen zij geen vergelijkbare gegevens verzamelen die kunnen dienen als basis voor risico-evaluatie van zoönoseverwekkers welke op communautair niveau van belang zijn. Het verzamelen van dergelijke gegevens kan met beter gevolg plaatsvinden op communautair niveau. De Gemeenschap kan derhalve maatregelen vaststellen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag vervatte subsidiariteitsbeginsel. Conform het eveneens in artikel 5 vervatte evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken. De verantwoordelijkheid voor de invoering en handhaving van bewakingssystemen dient bij de lidstaten te berusten.
- (27)
De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze richtlijn moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (12),
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 304 E van 30.10.2001, blz. 250.
PB C 94 van 18.4.2002, blz. 18.
Advies van het Europees Parlement van 15 mei 2002 (PB C 180 E van 31.7.2003, blz. 161), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 20 februari 2003 (PB C 90 E van 15.4.2003, blz. 9) en standpunt van het Europees Parlement van 19 juni 2003 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
PB L 62 van 15.3.1993, blz. 38. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/806/EG (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).
PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1226/2002 van de Commissie (PB L 179 van 9.7.2002, blz. 13).
PB L 46 van 19.2.1991, blz. 19. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2003/708/EG van de Commissie van 7 oktober 2003 (PB L 258 van 10.10.2003, blz. 11).
PB L 268 van 3.10.1998, blz. 1.
Zie bladzijde l van dit Publicatieblad.
PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.
PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1494/2002 van de Commissie (PB L 225 van 22.8.2002, blz. 3).
PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2001/572/EG van de Commissie (PB L 203 van 28.7.2001, blz. 16).
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.