CRvB, 22-09-2005, nr. 04/1489 WUBO
ECLI:NL:CRVB:2005:AU3133
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
22-09-2005
- Zaaknummer
04/1489 WUBO
- LJN
AU3133
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2005:AU3133, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 22‑09‑2005; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 22‑09‑2005
Inhoudsindicatie
Burgeroorlogsslachtoffer. Vervoersvoorziening, psychische klachten. Onderduiksituatie Japanse bezetting. Vervolgaanvraag invalidenauto afgewezen. Kan betrokkene geen gebruik maken van gewone auto, als gevolg van oorlogsinvaliditeit?
Partij(en)
04/1489 WUBO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Onder dagtekening 30 januari 2004, kenmerk JZ/H70/2004, heeft verweerster ten aanzien van eiseres een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Namens eiseres heeft J. Wernink, wonende te Den Haag, tegen dit besluit bij de Raad beroep ingesteld. In een aanvullend beroepschrift (met bijlagen) is uiteengezet waarom eiseres zich met het bestreden besluit niet kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 11 augustus 2005. Aldaar is eiseres in persoon verschenen, bijgestaan door mr. W.C.J. Versteegh, medewerker van de Stichting Boodschappen-begeleidingsdienst te Den Haag, terwijl verweerster zich heeft doen vertegenwoordigen door J.A. Groeneveld, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Blijkens de gedingstukken is eiseres, geboren op 7 januari 1928, erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wet en is haar bij besluit van 31 december 1998 op grond van artikel 32, tweede lid, van de Wet met ingang van 1 juli 1997 een vergoeding ter zake van de kosten verbonden aan het vervoer voor het onderhouden van sociale contacten toegekend. Ten aanzien van de bij eiseres aanwezige psychische klachten alsmede haar knieklachten (rechts) is door verweerster een verband aanvaard met de in het kader van de Wet relevante oorlogservaringen van eiseres, te weten onderduik om aan dienstverlening aan de Japanners te ontkomen en mishandeling tijdens een huiszoeking. Een causaal verband als hier bedoeld is niet aanvaard ten aanzien van de hart-, gewrichts- en schildklierklachten van eiseres.
In juni 2003 heeft eiseres bij verweerster een vervolgaanvraag ingediend ter verkrijging van een vergoeding van of een tegemoetkoming in de kosten van een overdekte invalidenauto in verband met spier- en gewrichtsklachten, die haar het fietsen en lopen onmogelijk maken.
Die aanvraag heeft verweerster, in navolging van het advies van haar geneeskundig adviseur, afgewezen bij besluit van 13 augustus 2003, zoals na daartegen gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het thans bestreden besluit, onder overweging dat eiseres op grond van haar oorlogsinvaliditeit niet is aangewezen op deze voorziening. Verweerster heeft daarbij in het bijzonder overwogen dat er bij eiseres geen sprake is van zodanige beperkingen op grond van haar oorlogsinvaliditeit dat zij geen gebruik kan maken van een taxi.
In beroep, evenals in bezwaar, is namens eiseres aangevoerd dat haar gewrichtsklachten, hartklachten, en schildklierklachten evenals haar andere lichamelijke klachten, zoals allergische klachten en eclampsie in wezen zijn terug te voeren op de permanente spanningen waaronder eiseres tijdens de oorlogsjaren heeft moeten leven. Een overdekt vervoermiddel is mede noodzakelijk in verband met de overgevoeligheid van eiseres voor koude.
De Raad heeft in dit geding de vraag te beantwoorden of het bestreden besluit, gelet op hetgeen namens eiseres in beroep is aangevoerd, in rechte stand kan houden. De Raad overweegt daartoe het volgende.
Verweerster stelt zich blijkens het verhandelde ter zitting op het standpunt dat toekenning van een invalidenwagen slechts is aangewezen als een betrokkene zodanig is beperkt dat volgens het beleid van verweerster een (gewone) auto toekenbaar zou zijn en tevens dat op grond van de oorlogsinvaliditeit van een gewone auto geen gebruik kan worden gemaakt.
De Raad acht dit standpunt niet in strijd met een redelijke wetstoepassing.
Bezien is, aldus de gemachtigde van verweerster, of eiseres zodanig beperkt is dat geen gebruik kan worden gemaakt van het openbaar vervoer als trein, tram, bus en metro én van het vervoer per taxi. Gebleken is dat er geen medische beperkingen zijn om van een taxi gebruik te maken.
Verweerster baseert zich daarbij op een tweetal adviezen van respectievelijk P. Windels en (na bezwaar) A.M. Ohlenschlager, beiden geneeskundig adviseur van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Deze artsen hadden bij het opstellen van hun adviezen de beschikking over de door eiseres verstrekte medische rapportage van een verzekeringsarts, verbonden aan Argonaut BV, en informatie van de huisarts van eiseres. Aanleiding voor zowel de rapportage van Argonaut BV als de informatie van de huisarts was de aanvraag van eiseres om een zelfde voorziening in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten.
Ook de Raad kan uit deze medische gegevens niet afleiden dat er bij eiseres beperkingen zijn om van een taxi gebruik te maken.
Met het oog op het gebruik van een taxi is aan eiseres door verweerster een vervoersvoorziening toegekend.
Voor zover met de aanvraag en het bezwaarschrift is beoogd verweerster herziening te vragen van haar oordeel aangaande de causaliteit van de gewrichtsklachten, hartklachten en schildklierklachten van eiseres en voorts andere lichamelijke klachten in verband te brengen met haar oorlogservaringen, blijft verweerster van oordeel dat die klachten duidelijk door andere oorzaken zijn ontstaan dan de relevante oorlogservaringen van eiseres, zoals hierboven aangegeven.
Daargelaten dat, gelet op hetgeen hierboven reeds is overwogen, een oordeel omtrent de causaliteit van de hier genoemde klachten niet van belang is voor de vraag of de gevraagde voorziening al dan niet terecht is afgewezen, kan de Raad noch in de medische gegevens, noch in hetgeen door J. Wernink in bezwaar en beroep is aangevoerd, aanknopingspunten vinden om dat oordeel van verweerster onjuist te achten.
Gezien het vorenstaande bestaat voor vernietiging van het bestreden besluit geen grond, zodat dit besluit in rechte stand kan houden en het ingestelde beroep ongegrond moet worden verklaard.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van de proceskosten.
Beslist wordt derhalve als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. G.L.M.J. Stevens en mr. A.W.M. Bijloos als leden, in tegenwoordigheid van mr. A.D. van Dissel-Singhal als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2005.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) A.D. van Dissel-Singhal.
HD
- 16.09.