Einde inhoudsopgave
Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie
Artikel 5 Berekening en procedures bij reizen met openbaar vervoer
Geldend
Geldend vanaf 20-01-2024. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
12-01-2024, Stb. 2024, 3 (uitgifte: 19-01-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-01-2024, terugwerkend tot: 01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-01-2024, Stb. 2024, 3 (uitgifte: 19-01-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Politierecht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
1.
De ambtenaar, aan wie een tegemoetkoming of een vervoersbewijs is verstrekt als bedoeld in artikel 4 dient zijn vervoersbewijzen direct na afloop van de geldigheid in te leveren bij het bevoegd gezag.
2.
De ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, dient wijzigingen die van invloed zijn op het vervoersbewijs of de hoogte van de tegemoetkoming onverwijld en schriftelijk door te geven aan het bevoegd gezag.
3.
Indien de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, nalaat de wijzigingen, bedoeld in het tweede lid, niet uiterlijk de eerste van de maand waarin de wijziging plaatsvindt door te geven, kan het bevoegd gezag de teveel gemaakte kosten terugvorderen, tenzij de ambtenaar aannemelijk heeft kunnen maken dat hij niet in staat was de wijziging tijdig door te geven.
4.
Indien de ambtenaar, aan wie een vervoersbewijs is verstrekt als bedoeld in het eerste lid, voorziet dat hij twee maanden of langer afwezig is, wordt het verstrekte vervoersbewijs of combinatie van vervoersbewijzen vóór de periode van afwezigheid ingeleverd bij het bevoegd gezag.
5.
Indien de ambtenaar, aan wie een vervoersbewijs is verstrekt als bedoeld in het eerste lid, onvoorzien langer dan twee maanden afwezig is, wordt het verstrekte vervoersbewijs of combinatie van vervoersbewijzen direct na twee maanden van afwezigheid ingeleverd bij het bevoegd gezag.
6.
Indien de afwezigheid van de ambtenaar wordt veroorzaakt door de dienst, draagt het bevoegd gezag zorg voor inname van het vervoersbewijs.
7.
Indien de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, gebruik maakt van het openbaar vervoer wordt de reistijd boven een halfuur enkele reis aangemerkt als diensttijd, mits de ambtenaar aannemelijk heeft kunnen maken dat er werkzaamheden worden verricht.