Einde inhoudsopgave
Faillissementswet
Artikel 66 [Getuigen en deskundigen]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
27-06-2018, Stb. 2018, 299 (uitgifte: 07-09-2018, kamerstukken: 34740)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-09-2018, Stb. 2018, 348 (uitgifte: 15-10-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
1.
De rechter-commissaris is bevoegd ter opheldering van alle omstandigheden, het faillissement betreffende, getuigen te horen of een onderzoek van deskundigen te bevelen. Voorts kan de rechter-commissaris een deskundige benoemen voor zover dit nodig is voor de goede en effectieve vervulling van het toezicht op het beheer en de vereffening van de failliete boedel. De kosten in verband met de benoeming van de deskundige komen ten laste van de boedel.
2.
De getuigen worden bij exploot opgeroepen namens de rechter-commissaris. Artikel 177 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.
3.
Bij niet-verschijning of weigering om de eed of getuigenis af te leggen, zijn de artikelen 171, 172, 173, eerste lid, eerste volzin, tweede en derde lid, 174 en 175 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toepasselijk.
4.
De echtgenoot of gewezen echtgenoot van de gefailleerde of degene met wie de gefailleerde een geregistreerd partnerschap is of was aangegaan, de kinderen en verdere afkomelingen en de ouders en grootouders van de gefailleerde kunnen zich van het geven van getuigenis verschonen.