NJ 1939/1010
Vordering ex art. 1406 B. W. door de ouders van den nedergeslagene. Verzekeringssom der ouders als erfgenamen van hun zoon opgekomen. Hooger beroep ingesteld door lasthebber van den oorspr. gedaagde, toen deze — echter zonder dat de lasthebber dit wist — reeds was overleden.
HR 17-02-1939, ECLI:NL:HR:1939:224
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 februari 1939
- Magistraten
Mrs. Gelein Vitringa, Kirberger, Fick, Nypels, Meckmann
- Zaaknummer
[17021939/NJ_1939-1010]
- Conclusie
Mr. Berger
- JCDI
JCDI:ADS163844:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1939:224, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑02‑1939
- Wetingang
(BW art. 1406, 1855; Rv art. 332.)
Essentie
Vordering ex art. 1406 B. W. door de ouders van den nedergeslagene. Verzekeringssom der ouders als erfgenamen van hun zoon opgekomen. Hooger beroep ingesteld door lasthebber van den oorspr. gedaagde, toen deze — echter zonder dat de lasthebber dit wist — reeds was overleden.
Samenvatting
De stelling, dat op de bepaling van art. 1855 B. W. tegenover derden geen beroep kan worden gedaan, is in strijd met de duidelijke bewoordingen van het artikel. De zorg voor redelijke belangen van derden maakt ook een beperking van de werking der bepaling als bovenbedoeld noodig noch wenschelijk.
Inderdaad zal in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.