NJ 1922, p. 183
Oplichting. Bewijs van het oogmerk. Listige kunstgreep.
HR 07-11-1921, ECLI:NL:HR:1921:116
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 november 1921
- Magistraten
Voorzitter: Mr. A. J. L. Nijpels. Raden: Mrs. H. M. A. Savelberg, Jhr. R. Feith, Dr. L. E. Visser en B. Ort.
- Zaaknummer
[192107/NJ_1922,_p._183]
- Conclusie
Mr. Ledeboer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS149115:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1921:116, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑11‑1921
- Wetingang
(Sr art. 326.)
Essentie
Oplichting. Bewijs van het oogmerk. Listige kunstgreep.
Samenvatting
De rechter die over de feiten oordeelt, heeft uit de in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen het bewijs kunnen pulten van het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeeling. De ontvangst van twee briefkaarten met een bedrukt hoofd, inhoudende eene bestelling, kon een normaal denkend koopman den indruk geven, dat de bestelling afkomstig was van een groote firma, zoodat nu vaststaat, dat beklaagde dit geenszins was, geen telefoon had, en niet op twee plaatsen te Amsterdam gevestigd was, de rechter terecht beklaagde's handelingen als een listige kunstgreep heeft aangemerkt.
Voorgaande uitspraak
[p. 183 ►] ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.