NJ 1917, p. 502
Opanbare weg. Vordering uit onrechtmatigs daad ingesteld door iemand die van den weg placht gebruik te maken tegen dengene (i. c. den eigenaar), die den weg afsluit.
HR 30-03-1917, ECLI:NL:HR:1917:76
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 maart 1917
- Magistraten
Voorzitter: Jhr. Mr. W. H. de Savornin Lohman. Raden: Mrs; J. A. A. Bosch; A. Fentener van Vlissingen; C. O. Segers;H. Hesse.
- Zaaknummer
[30031917/NJ_1917,_p._502]
- Conclusie
Conclusie van den Advocaat-Generaal Mr. Besier.
- JCDI
JCDI:ADS148046:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1917:76, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑03‑1917
- Wetingang
(BW art. 1401.)
Essentie
Opanbare weg. Vordering uit onrechtmatigs daad ingesteld door iemand die van den weg placht gebruik te maken tegen dengene (i. c. den eigenaar), die den weg afsluit.
Samenvatting
Eischer vordert vergoeding van schade door hem geleden tengevolge eener door gedaagde gepleegde overtreding van art. 427, 6°. Sr.; die overtreding is buiten twijfel een onrechtmatige daad, derhalve is ieder, die door deze handeling schade lijdt gerechtigd om tegen dengene door wiens schuld de schade is veroorzaakt de vergoeding daarvan te vorderen.
Art. 1401 B. W.. geeft niet een actie uitsluitend aan den benadeelde tegen wien de onrechtmatige daad ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.