HR, 19-02-2013, nr. 12/00894
ECLI:NL:HR:2013:BY0102
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-02-2013
- Zaaknummer
12/00894
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BY0102
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BY0102, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑02‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BY0102
ECLI:NL:PHR:2013:BY0102, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑09‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BY0102
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑06‑2012
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑02‑2013
Inhoudsindicatie
Falende bewijsklacht afpersing. Aan het enkele voorhanden hebben van door afpersing/een vermogensdelict ontvreemde goederen kan niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat de betrokkene die goederen ook door (het plegen van) afpersing/dat vermogensdelict heeft verkregen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn de f&o i.c. van belang. Conclusie AG: anders.
19 februari 2013
Strafkamer
nr. S 12/00894
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 september 2011, nummer 20/001630-11, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. I.A.C. Cools, advocaat te Tilburg, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 3 december 2010 te Tilburg, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een handtas, inhoudende (onder meer) een mobiele telefoon en een portemonnee, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte naast [slachtoffer 1] ging fietsen en [slachtoffer 1] dwong te stoppen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [slachtoffer 1] richtte en [slachtoffer 1] om een telefoon en geld en haar handtas vroeg."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"I. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 4 december 2010, dossierpagina's 28 tot en met 36, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Op vrijdag 3 december 2010, omstreeks 23.35 uur, fietste ik alleen vanuit het centrum van Tilburg naar mijn woning te Tilburg. In de Dillenburglaan merkte ik dat er iemand achter mij fietste. Op enig moment kwam deze persoon naast mij fietsen. Ik zag dat het een man betrof. Ik zag en hoorde dat de man mij aansprak. Hij zei: "Ga maar met mij mee dametje." Ik moest ter hoogte van een hekwerk stoppen. Op het moment dat de man mij aansprak zag ik meteen een vuurwapen. Af en toe richtte hij het vuurwapen tijdens het praten heel even op mij. Ik hoorde dat de man vroeg: "Heb je een telefoon?" Hierna vroeg hij: "Heb je ook geld?" Ik wilde mijn portemonnee en mijn telefoon uit mijn tas pakken om aan de man te geven. De man vroeg mijn hele tas. Ik heb toen mijn tas aan de man gegeven. Hij heeft de hele tijd het vuurwapen vastgehouden in zijn rechterhand. De man fietste vervolgens weg. Ik zag dat hij op dat moment mijn tas en het vuurwapen nog vast hield. Het vuurwapen kan ik als volgt omschrijven: zwart, klein compact model, vierkant. Ik was erg bang tijdens de overval. Bijlage gestolen goederen:
Tas, Portemonnee, Bankbescheiden (pas), Creditcard, geld (ongeveer 8 euro), Elektrische tandenborstel, Boek, Sleutelbos, Doosje met lippenbalsem, Handschoenen, Paspoort, Rijbewijs, Telefoon Sony Ericsson (zwart, registratienummer [001], serienummer [001], gsm tel. 06[002]).
II. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1], hoofdagent, van 9 december 2010, dossierpagina 58, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Op 9 december heb ik, verbalisant [verbalisant 1], de tap uitgeluisterd die was aangesloten op het IMEI-nummer [001] naar aanleiding van een diefstal onder bedreiging met een vuurwapen op 3 december 2010 om 23.43 uur.
Op woensdag 8 december (het hof begrijpt: 2010) werd door een vrouw die zich uitgaf voor [betrokkene 1] contact opgenomen met de Belastingdienst. Uit onderzoek in de Gemeentelijke Basis Administratie bleek de vrouw te zijn genaamd [betrokkene 1].
III. Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] van 10 december 2010, dossierpagina's 46-47, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Ik weet dat ik ben aangehouden ter zake heling van een mobiele telefoon. Ik kan u vertellen dat ik de mobiele telefoon heb gekregen van mijn ex-vriend [verdachte]. Ik denk dat ik de telefoon maximaal een week geleden gekregen heb van hem. Hij zei dat hij een telefoon voor mij had. Hij gaf mij een zwarte Sony Ericsson. Hij had hier verder geen lader bij en ook geen doosje.
[Verdachte] heeft dit jaar, ergens in augustus, in Polen een zwart plastic speelgoedpistool, een balletjespistool, gekocht. Het doosje ligt nog in de keuken maar ik weet niet of het pistool er nog in ligt. [Verdachte] weet dat het daar ligt.
IVa. Het proces-verbaal "slotdossier" van [verbalisant 2], hoofdagent, dossierpagina 10, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Op 10 december 2010 vond er een zoeking plaats in het pand aan [a-straat 1] te Tilburg (hof: de woning van [betrokkene 1]). In een keukenkastje werd een verpakkingsdoosje aangetroffen van een balletjespistool. Een foto van het verpakkingsdoosje van het balletjespistool is bij dit dossier gevoegd.
Foto verpakkingsdoosje balletjespistool, pagina 60.
IVb. De zich in het dossier bevindende foto, dossierpagina 60.
V. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3], hoofdagent, en [verbalisant 4], hoofdagent, van 10 december 2010, dossierpagina's 41-42, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Op 10 december 2010 waren wij belast met de aanhouding van de verdachte [verdachte]. Tijdens de insluitingsfouillering van de verdachte werd door een medewerker van het arrestantencomplex gezien dat verdachte een voorwerp in zijn mond stopte. De verdachte werd direct gevraagd wat hij in zijn mond had gestopt. De verdachte hield op dat moment zijn lippen stijf op elkaar. Hierop werd hem door ons, verbalisanten, medegedeeld dat hij zijn mond open moest doen. De verdachte weigerde zijn medewerking te verlenen en hield zijn kaken en lippen stijf op elkaar. Hierop werd de verdachte vastgepakt en werd door een medewerker van het arrestantencomplex geprobeerd om de mond van de verdachte open te maken. De verdachte stapte naar achteren en maakte zich klein. Terwijl hij dit deed, haalde hij een kaartje - later bleek dit een SD-kaartje te zijn - uit zijn mond en pakte deze tussen zijn vingers vast. Wij, verbalisanten, probeerden hem dit te beletten. De verdachte verzette zich met man en macht en heeft, ondanks het feit dat wij met vier man probeerden te voorkomen dat hij het kaartje kapot zou maken, toch kans gezien het SD-kaartje te vernielen. De verdachte had het kaartje in zijn linkerhand tussen zijn duim en wijsvinger en drukte het kaartje tegen zijn schoenen aan kapot.
VI. Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] van 13 december 2010, dossierpagina's 37-38, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
U vraagt mij of ik in mijn tas, welke werd ontvreemd bij de overval, een SD-kaartje had zitten. Ik heb meerdere SD-kaartjes en het kan goed zijn dat er in mijn tas een SD-kaartje heeft gezeten.
VIIa. Het proces-verbaal "slotdossier" van [verbalisant 2], hoofdagent, dossierpagina's 12A en 12B, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Het vernielde SD-kaartje dat bij de insluiting van verdachte [verdachte] werd aangetroffen, werd doorgestuurd naar het NFI. Het NFI kon vanaf het vernielde SD-kaartje een aantal foto's veilig stellen. De foto's, afkomstig van het SD-kaartje, zijn als bijlagen bij dit dossier gevoegd.
Foto's SD-kaartje, pagina's 62 tot en met 79.
VIIb. De zich in het dossier bevindende foto's, dossierpagina's 62 tot en met 79.
VIII. Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] van 7 januari 2011, dossierpagina's 39-40, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
U laat mij een aantal foto's zien die afkomstig zijn van een beschadigd SD-kaartje. Ik kan u vertellen dat ik deze foto's herken. Ik heb deze foto's zelf gemaakt tijdens een vakantie in Italië. De persoon op de foto op pagina 5/18 (hof: dossierpagina 66) ben ik zelf. Het SD-kaartje waarvan deze foto's komen, moet in mijn tas hebben gezeten ten tijde van de diefstal met geweld op 3 december 2010.
IX. Het proces-verbaal van verhoor van 11 december 2010, dossierpagina 51, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van verdachte:
Het klopt dat ik afgelopen week [betrokkene 1] een telefoon heb gegeven. Dit betrof een zwarte Sony Ericsson."
2.2.3. Het bestreden arrest houdt onder het hoofdje "Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs" in:
"De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Door de verdediging is betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat - kort gezegd - verdachte niet de dader van de afpersing is, maar slechts de mobiele telefoon, buitgemaakt bij een afpersing, heeft gekocht. Voorts heeft de raadsman betoogd dat het opvallend is dat het dossier geen bewijs bevat dat slachtoffer [slachtoffer 1] verdachte heeft herkend als dader: er heeft geen confrontatie, in welke vorm dan ook, plaatsgevonden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt:
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de in de tenlastelegging bedoelde mobiele telefoon is aangetroffen bij [betrokkene 1], zijnde de (ex-)vriendin van verdachte, die op 10 december 2010 heeft verklaard dat zij de mobiele telefoon maximaal een week eerder van verdachte heeft gekregen.
Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte bij de insluitingsfouillering op 10 december 2010 een voorwerp in zijn mond stopte en vervolgens weigerde zijn mond te openen. Toen verbalisanten het voorwerp trachtten te bemachtigen, haalde verdachte het uit zijn mond en drukte het tegen zijn schoen kapot. Dit voorwerp bleek een SD-kaartje te zijn met daarop foto's, die door slachtoffer [slachtoffer 1] zijn herkend als foto's van haar vakantie in Italië. Volgens [slachtoffer 1] moet het SD-kaartje op 3 december 2010 in de in de tenlastelegging bedoelde handtas hebben gezeten.
Daarenboven heeft verdachte zijn stelling dat er sprake is geweest van een derde persoon van wie hij de mobiele telefoon en het SD-kaartje zou hebben gekocht dan wel ontvangen op geen enkele wijze met verifieerbare gegevens onderbouwd. Het hof neemt hierbij in het bijzonder in aanmerking dat verdachte heeft geweigerd de naam van deze persoon te noemen. Verdachte heeft evenmin een aannemelijke verklaring gegeven voor zijn opvallende poging het SD-kaartje kapot te maken.
Op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden, een en ander in onderlinge samenhang - ook met de overige bewijsmiddelen - bezien, acht het hof de verklaring van verdachte ongeloofwaardig en gaat het hof aan die verklaring voorbij.
Aan het vorenstaande doet niet af dat in de onderhavige zaak geen (foto)confrontatie heeft plaatsgevonden tussen verdachte en slachtoffer [slachtoffer 1]. Het verbaast het hof dat zulks niet is gebeurd. Een dergelijke confrontatie had naar het oordeel van het hof voor de hand gelegen, nu uit het onderzoek ter terechtzitting aanwijzingen naar voren zijn gekomen dat slachtoffer [slachtoffer 1] de persoon die haar heeft afgeperst zou hebben kunnen herkennen.
Het verweer wordt verworpen."
2.3. Vooropgesteld moet worden dat aan het enkele voorhanden hebben van door een vermogensdelict ontvreemde goederen niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat de betrokkene die goederen ook door het plegen van dat vermogensdelict heeft verkregen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang.
2.4. Uit de hiervoor onder 2.2.2 weergegeven inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen - bezien in samenhang met de feiten en omstandigheden die zijn vermeld in de hiervoor onder 2.2.3 weergegeven overweging - heeft het Hof kunnen afleiden dat het de verdachte is geweest die het in de bewezenverklaring omschreven feit heeft gepleegd.
2.5. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 19 februari 2013.
Conclusie 18‑09‑2012
Mr. Vellinga
Partij(en)
Nr. 12/00894
Mr. Vellinga
Zitting: 18 september 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch wegens "Afpersing" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij deels toegewezen, en voor het toegewezen bedrag een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander als in het arrest vermeld. Ook bevat het arrest enige andere bijkomende beslissingen, een en ander als in het arrest vermeld.
2.
Namens verdachte heeft mr. I.A.C. Cools, advocaat te Tilburg, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring voor wat betreft het daderschap van de verdachte ontoereikend is gemotiveerd.
4.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 3 december 2010 te Tilburg, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een handtas, inhoudende (onder meer) een mobiele telefoon en een portemonnee, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte naast [slachtoffer 1] ging fietsen en [slachtoffer 1] dwong te stoppen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [slachtoffer 1] richtte en [slachtoffer 1] om een telefoon en geld en haar handtas vroeg."
5.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
- "I.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 4 december 2010, dossierpagina's 28 tot en met 36, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Op vrijdag 3 december 2010, omstreeks 23.35 uur, fietste ik alleen vanuit het centrum van Tilburg naar mijn woning te Tilburg. In de Dillenburglaan merkte ik dat er iemand achter mij fietste. Op enig moment kwam deze persoon naast mij fietsen. Ik zag dat het een man betrof. Ik zag en hoorde dat de man mij aansprak. Hij zei: "Ga maar met mij mee dametje." Ik moest ter hoogte van een hekwerk stoppen. Op het moment dat de man mij aansprak zag ik meteen een vuurwapen. Af en toe richtte hij het vuurwapen tijdens het praten heel even op mij. Ik hoorde dat de man vroeg: "Heb je een telefoon?" Hierna vroeg hij: "Heb je ook geld?" Ik wilde mijn portemonnee en mijn telefoon uit mijn tas pakken om aan de man te geven. De man vroeg mijn hele tas. Ik heb toen mijn tas aan de man gegeven. Hij heeft de hele tijd het vuurwapen vastgehouden in zijn rechterhand. De man fietste vervolgens weg. Ik zag dat hij op dat moment mijn tas en het vuurwapen nog vast hield. Het vuurwapen kan ik als volgt omschrijven: zwart, klein compact model, vierkant. Ik was erg bang tijdens de overval.
Bijlage gestolen goederen:
Tas, Portemonnee, Bankbescheiden (pas), Creditcard, geld (ongeveer 8 euro), Elektrische tandenborstel, Boek, Sleutelbos, Doosje met lippenbalsem, Handschoenen, Paspoort, Rijbewijs, Telefoon Sony Ericsson (zwart, registratienummer [001], serienummer [001], gsm tel. 06[002]).
- II.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1], hoofdagent, van 9 december 2010, dossierpagina 58, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Op 9 december heb ik, verbalisant [verbalisant 1], de tap uitgeluisterd die was aangesloten op het IMEI-nummer [001] naar aanleiding van een diefstal onder bedreiging met een vuurwapen op 3 december 2010 om 23.43 uur.
Op woensdag 8 december (het hof begrijpt: 2010) werd door een vrouw die zich uitgaf voor [betrokkene 1] contact opgenomen met de Belastingdienst. Uit onderzoek in de Gemeentelijke Basis Administratie bleek de vrouw te zijn genaamd [betrokkene 1].
- III.
Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] van 10 december 2010, dossierpagina's 46-47, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Ik weet dat ik ben aangehouden ter zake heling van een mobiele telefoon. Ik kan u vertellen dat ik de mobiele telefoon heb gekregen van mijn ex-vriend [verdachte]. Ik denk dat ik de telefoon maximaal een week geleden gekregen heb van hem. Hij zei dat hij een telefoon voor mij had. Hij gaf mij een zwarte Sony Ericsson. Hij had hier verder geen lader bij en ook geen doosje.
[Verdachte] heeft dit jaar, ergens in augustus, in Polen een zwart plastic speelgoedpistool, een balletjespistool, gekocht. Het doosje ligt nog in de keuken maar ik weet niet of het pistool er nog in ligt. [Verdachte] weet dat het daar ligt.
IVa. Het proces-verbaal "slotdossier" van [verbalisant 2], hoofdagent, dossierpagina 10, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Op 10 december 2010 vond er een zoeking plaats in het pand aan [a-straat 1] te Tilburg (hof: de woning van [betrokkene 1]). In een keukenkastje werd een verpakkingsdoosje aangetroffen van een balletjespistool. Een foto van het verpakkingsdoosje van het balletjespistool is bij dit dossier gevoegd.
Foto verpakkingsdoosje balletjespistool, pagina 60.
IVb. De zich in het dossier bevindende foto, dossierpagina 60.
- V.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3], hoofdagent, en [verbalisant 4], hoofdagent, van 10 december 2010, dossierpagina's 41-42, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Op 10 december 2010 waren wij belast met de aanhouding van de verdachte [verdachte]. Tijdens de insluitingsfouillering van de verdachte werd door een medewerker van het arrestantencomplex gezien dat verdachte een voorwerp in zijn mond stopte. De verdachte werd direct gevraagd wat hij in zijn mond had gestopt. De verdachte hield op dat moment zijn lippen stijf op elkaar. Hierop werd hem door ons, verbalisanten, medegedeeld dat hij zijn mond open moest doen. De verdachte weigerde zijn medewerking te verlenen en hield zijn kaken en lippen stijf op elkaar. Hierop werd de verdachte vastgepakt en werd door een medewerker van het arrestantencomplex geprobeerd om de mond van de verdachte open te maken. De verdachte stapte naar achteren en maakte zich klein. Terwijl hij dit deed, haalde hij een kaartje - later bleek dit een SD-kaartje te zijn - uit zijn mond en pakte deze tussen zijn vingers vast. Wij, verbalisanten, probeerden hem dit te beletten. De verdachte verzette zich met man en macht en heeft, ondanks het feit dat wij met vier man probeerden te voorkomen dat hij het kaartje kapot zou maken, toch kans gezien het SD-kaartje te vernielen. De verdachte had het kaartje in zijn linkerhand tussen zijn duim en wijsvinger en drukte het kaartje tegen zijn schoenen aan kapot.
- VI.
Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] van 13 december 2010, dossierpagina's 37-38, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
- U.
vraagt mij of ik in mijn tas, welke werd ontvreemd bij de overval, een SD-kaartje had zitten. Ik heb meerdere SD-kaartjes en het kan goed zijn dat er in mijn tas een SD-kaartje heeft gezeten.
VIla. Het proces-verbaal "slotdossier" van [verbalisant 2], hoofdagent, dossierpagina's 12A en 12B, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Het vernielde SD-kaartje dat bij de insluiting van verdachte [verdachte] werd aangetroffen, werd doorgestuurd naar het NFI. Het NFI kon vanaf het vernielde SD-kaartje een aantal foto's veilig stellen. De foto's, afkomstig van het SD-kaartje, zijn als bijlagen bij dit dossier gevoegd.
Foto's SD-kaartje, pagina's 62 tot en met 79.
Vllb. De zich in het dossier bevindende foto's, dossierpagina's 62 tot en met 79.
- VIII.
Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] van 7 januari 2011, dossierpagina's 39-40, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
- U.
laat mij een aantal foto's zien die afkomstig zijn van een beschadigd SD-kaartje. Ik kan u vertellen dat ik deze foto's herken. Ik heb deze foto's zelf gemaakt tijdens een vakantie in Italië. De persoon op de foto op pagina 5/18 (hof: dossierpagina 66) ben ik zelf. Het SD-kaartje waarvan deze foto's komen, moet in mijn tas hebben gezeten ten tijde van de diefstal met geweld op 3 december 2010.
- IX.
Het proces-verbaal van verhoor van 11 december 2010, dossierpagina 51, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van verdachte:
Het klopt dat ik afgelopen week [betrokkene 1] een telefoon heb gegeven. Dit betrof een zwarte Sony Ericsson."
6.
Het bestreden arrest houdt voorts onder het hoofdje "Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs", in:
"De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Door de verdediging is betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat - kort gezegd - verdachte niet de dader van de afpersing is, maar slechts de mobiele telefoon, buitgemaakt bij een afpersing, heeft gekocht. Voorts heeft de raadsman betoogd dat het opvallend is dat het dossier geen bewijs bevat dat slachtoffer [slachtoffer 1] verdachte heeft herkend als dader: er heeft geen confrontatie, in welke vorm dan ook, plaatsgevonden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt:
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de in de tenlastelegging bedoelde mobiele telefoon is aangetroffen bij [betrokkene 1], zijnde de (ex-)vriendin van verdachte, die op 10 december 2010 heeft verklaard dat zij de mobiele telefoon maximaal een week eerder van verdachte heeft gekregen.
Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte bij de insluitingsfouillering op 10 december 2010 een voorwerp in zijn mond stopte en vervolgens weigerde zijn mond te openen. Toen verbalisanten het voorwerp trachtten te bemachtigen, haalde verdachte het uit zijn mond en drukte het tegen zijn schoen kapot. Dit voorwerp bleek een SD-kaartje te zijn met daarop foto's, die door slachtoffer [slachtoffer 1] zijn herkend als foto's van haar vakantie in Italië. Volgens [slachtoffer 1] moet het SD-kaartje op 3 december 2010 in de in de tenlastelegging bedoelde handtas hebben gezeten.
Daarenboven heeft verdachte zijn stelling dat er sprake is geweest van een derde persoon van wie hij de mobiele telefoon en het SD-kaartje zou hebben gekocht dan wel ontvangen op geen enkele wijze met verifieerbare gegevens onderbouwd. Het hof neemt hierbij in het bijzonder in aanmerking dat verdachte heeft geweigerd de naam van deze persoon te noemen. Verdachte heeft evenmin een aannemelijke verklaring gegeven voor zijn opvallende poging het SD-kaartje kapot te maken.
Op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden, een en ander in onderlinge samenhang - ook met de overige bewijsmiddelen - bezien, acht het hof de verklaring van verdachte ongeloofwaardig en gaat het hof aan die verklaring voorbij.
Aan het vorenstaande doet niet af dat in de onderhavige zaak geen (foto)confrontatie heeft plaatsgevonden tussen verdachte en slachtoffer [slachtoffer 1]. Het verbaast het hof dat zulks niet is gebeurd. Een dergelijke confrontatie had naar het oordeel van het hof voor de hand gelegen, nu uit het onderzoek ter terechtzitting aanwijzingen naar voren zijn gekomen dat slachtoffer [slachtoffer 1] de persoon die haar heeft afgeperst zou hebben kunnen herkennen.
Het verweer wordt verworpen."
7.
In de toelichting op het middel wordt er onder meer op gewezen dat de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen geen specifieke omschrijving van de dader inhouden, en slechts zien op het bezit van de spullen en niet zozeer op de daadwerkelijke afpersing.
8.
Het Hof heeft geoordeeld dat het de verdachte is geweest die op 3 december 2010 aangeefster [slachtoffer 1] onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gedwongen tot afgifte van haar handtas met daarin (onder meer) een mobiele telefoon en een portemonnee. Blijkens zijn bewijsvoering heeft het Hof dit oordeel in het bijzonder gestoeld op omstandigheden die na de afgifte van de handtas hebben plaatsgevonden, te weten dat verdachtes (ex-)vriendin tussen 3 en 8 december 2010 van de verdachte de bij de afpersing buitgemaakte telefoon heeft gekregen (bewijsm. 2, 3 en 9), en verdachte tijdens zijn insluitingsfouillering op 10 december 2010 heeft geprobeerd een sd-kaartje, met daarop vakantiefoto's van aangeefster (bewijsm. 5 en 8), - welk kaartje volgens de aangeefster in haar handtas moet hebben gezeten ten tijde van de afpersing op 3 december 2010 (bewijsm. 8) - te verbergen en te vernielen (bewijsm. 5).
9.
De omstandigheid dat bij een afpersing buitgemaakte goederen bij de verdachte worden aangetroffen, dan wel door de verdachte aan een ander zijn overgedragen, kan weliswaar bijdragen aan het bewijs dat de verdachte het slachtoffer heeft afgeperst, maar wil bewezen kunnen worden dat verdachte degene is geweest die heeft afgeperst dan dienen er wel voldoende omstandigheden aanwezig te zijn waaruit kan blijken dat de verdachte degene is geweest die de afpersingshandeling heeft verricht, omdat het bezit of de overdracht van de afgeperste voorwerpen anders hooguit een vorm van heling c.q. witwassen kan opleveren.
10.
De door het Hof gebezigde bewijsmiddelen houden ten aanzien van de gebeurtenis op 3 december 2010 enkel in dat aangeefster [slachtoffer 1] door een - niet nader omschreven - man onder bedreiging van een zwart, klein compact model, vierkant vuurwapen is gedwongen tot afgifte van haar handtas, met daarin diverse goederen, waaronder - zoals bewezenverklaard - een mobiele telefoon en een portemonnee (bewijsm. 1). Ook houden de bewijsmiddelen in dat de verdachte sinds augustus 2010 in het bezit was van een zwart plastic balletjespistool (bewijsm. 3). De bewijsmiddelen houden echter niet in dat verdachte door aangeefster als de afperser is herkend en/of dat het bij verdachte aangetroffen balletjespistool soortgelijk was aan het vuurwapen waarmee aangeefster is afgeperst. Voorts kan uit het gedrag van de verdachte ten aanzien van de sd-kaart wel worden opgemaakt dat hij iets te verbergen had maar niet dat dit geen heling maar afpersing was. Nu ook overigens uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte degene was die aangeefster heeft afgeperst, kan uit de gebezigde bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat het de verdachte is geweest die op 3 december 2010 aangeefster [slachtoffer 1] onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gedwongen tot afgifte van haar handtas. De bewezenverklaring is op dit punt derhalve ontoereikend gemotiveerd.
11.
Het middel slaagt.
12.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
13.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Beroepschrift 19‑06‑2012
CASSATIESCHRIFTUUR
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
te 's‑Gravenhage
Geeft eerbiedig te kennen:
De heer [rekwirant], geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [geboortedatum] 1980 en wonende te ([postcode]) [woonplaats] aan de [adres] thans verblijvende in PI Zuid Oost, Overloon Maashegge BB te Overloon, nader te noemen ‘rekwirant’;
Het beroep in cassatie is gericht tegen het arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof te 's‑Hertogenbosch van 22 september 2011, waarbij het hof —met vernietiging van het vonnis van de Meervoudige kamer van de rechtbank Breda van 4 april 2011— rekwirant heeft veroordeeld terzake afpersing. Rekwirant kan zich met deze uitspraak en de motivering ervan niet verenigen en draagt daartoe de volgende middelen van cassatie voor:
Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd, waarvan de niet-naleving nietigheid meebrengt als bedoeld in artikel 79, eerste lid, Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij in het bijzonder is geschonden artikel 338 Wetboek van Strafvordering en artikel 359 Wetboek van Strafvordering. Rekwirant is van mening dat het Gerechtshof haar arrest ontoereikend gemotiveerd heeft.
- 1.
Het gerechtshof te 's‑Hertogenbosch heeft bij voornoemd arrest d.d. 22 september 2011 (20-001630-11) rekwirant veroordeeld terzake ‘afpersing’. Aan rekwirant is opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden en de vordering benadeeld partij is toegewezen tot een bedrag ad € 1.317,50.
- 2.
Ten tijde van de mondelinge behandeling bij het Gerechtshof is door de verdediging vrijspraak bepleit ten aanzien van de tenlastegelegde afpersing. Rekwirant is van mening dat het Gerechtshof op basis van de genoemde bewijsmiddelen niet in redelijkheid tot een veroordeling had kunnen komen.
- 3.
In casu heeft er geen confrontatie plaatsgevonden tussen rekwirant en het slachtoffer.
Daarnaast is er sprake van een oppervlakkige beschrijving. Hoewel het Gerechtshof zich verbaast over het feit dat er geen sprake is geweest van een dergelijke confrontatie, wordt het verweer van rekwirant dat hij de gsm en de SD-kaart heeft gekocht c.q. gekregen van derden verworpen als zijnde ongeloofwaardig.
- 4.
De beschrijving van de dader door het slachtoffer bevat vooral algemene kenmerken en daarnaast voldoen genoemde kenmerken niet aan het signalement van rekwirant.
Blijkens de aanvullende bewijsmiddelen van het arrest wordt geen enkel bewijsmiddel genoemd dat betrekking heeft op de omschrijving van de dader. Er wordt niet gesproken over het signalement van de dader. Voorts is een confrontatie achterwege gebleven. De genoemde bewijsmiddelen zijn uitsluitend op de omstandigheid dat het slachtoffer een gsm en een SD-kaartje bij zich had, welke een aantal dagen later in het bezit van rekwirant zijn geweest.
- 5.
Het Hof stelt op pagina 3 van haar arrest vast dat de ex-vriendin van rekwirant de gsm van rekwirant heeft gekregen. Voorts stelt het Hof vast dat rekwirant een SD-kaartje, toebehorend aan het slachtoffer, in bezit heeft gehad. Deze bewijsmiddelen zijn evenwel op het bezit van de spullen en niet zozeer op de daadwerkelijke afpersing. Nu het Hof evenwel van mening is dat de verklaring van rekwirant ongeloofwaardig is, acht het Hof de afpersing wel bewezen.
- 6.
Naar de mening van rekwirant is onder de gegeven omstandigheden het arrest, voor het de bewezenverklaring ter zake de afpersing betreft, onbegrijpelijk en ontoereikend gemotiveerd.
Op grond van het bovenstaande is rekwirant van mening dat het arrest d.d. 22 september 2011 van het Gerechtshof met nummer 20-001630-11 niet in stand kan blijven en verzoekt uw Hoge Raad derhalve dit arrest te vernietigen.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. I.A.C. Cools te Tilburg, aldaar kantoor houdende aan de Nimrodstraat 29a, die verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door rekwirant van cassatie.
Tilburg, 19 juni 2012
Raadsman