Procestaal: Italiaans.
HvJ EG, 15-05-2008, nr. C-276/07
ECLI:EU:C:2008:282
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
15-05-2008
- Magistraten
U. Lõhmus, J. N. Cunha Rodrigues, A. Arabadjiev
- Zaaknummer
C-276/07
- LJN
BD3333
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
EU-recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2008:282, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 15‑05‑2008
Uitspraak 15‑05‑2008
U. Lõhmus, J. N. Cunha Rodrigues, A. Arabadjiev
Partij(en)
ARREST VAN HET HOF (Zevende kamer)
15 mei 2008*
In zaak C-276/07,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Corte d'appello di Firenze (Italië) bij beslissing van 18 mei 2007, ingekomen bij het Hof op 11 juni 2007, in de procedure
Nancy Delay
tegen
Università degli studi di Firenze,
Istituto nazionale della previdenza sociale (INPS),
Italiaanse Republiek,
‘Vrij verkeer van werknemers — Discriminatie op grond van nationaliteit — Categorie ‘uitwisselingslectoren’ (‘lettori di scambio’) — Gewezen lectoren vreemde talen — Erkenning van verkregen rechten’
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Zevende kamer),
samengesteld als volgt: U. Lõhmus, kamerpresident, J. N. Cunha Rodrigues (rapporteur) en A. Arabadjiev, rechters,
advocaat-generaal: J. Mazák,
griffier: K. Sztranc-Sławiczek, administrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 6 maart 2008,
gelet op de opmerkingen van:
- —
N. Delay, vertegenwoordigd door L. Picotti, avvocato,
- —
de Università degli studi di Firenze, vertegenwoordigd door R. de Angelis en S. de Felice, avvocatesse,
- —
het Istituto nazionale della previdenza sociale (INPS), vertegenwoordigd door L. Maritato, A. Coretti en F. Correra, avvocati,
- —
de Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door I. M. Braguglia als gemachtigde, bijgestaan door S. Fiorentino, avvocato dello Stato,
- —
de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door E. Traversa en L. Pignataro als gemachtigden,
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 39 EG.
2
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen N. Delay en de Università degli studi di Firenze, het Istituto nazionale della previdenza sociale (INPS) en de Italiaanse Republiek ter zake van de erkenning van de door Delay tijdens de uitoefening van de functie van uitwisselingslector verkregen rechten.
Rechtskader
Nationale regeling
3
De Italiaanse rechtsorde kent een specifieke categorie docenten vreemde talen, doorgaans ‘uitwisselingslectoren’ genaamd, die wordt beheerst door de tussen het Koninkrijk België en de Italiaanse Republiek gesloten culturele overeenkomsten, alsook door wet nr. 62 van 24 februari 1967 (GURI nr. 65 van 13 maart 1967; hierna: ‘wet nr. 62/1967’).
4
Artikel 24 van wet nr. 62/1967 bepaalt:
‘1
Ter uitvoering van naar behoren geratificeerde culturele overeenkomsten kunnen vreemde onderdanen voor de duur van een jaar, die telkens voor een jaar kan worden verlengd, als universitair docent worden aangesteld, in afwijking van de bepalingen van artikel 13, laatste lid, van wet nr. 349 van 18 maart 1958 betreffende de lectoren in vaste dienst.
2
De docent wordt aangesteld bij rectoraal besluit na beraad van de Facoltà e Scuola, op voorstel van de officiële hoogleraar op het betrokken vakgebied, die kiest uit een lijst van drie kandidaten die wordt ingediend door de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst.
3
De gebruikelijke stukken worden vervangen door verklaringen van de bevoegde diplomatieke autoriteiten waaruit blijkt dat de geselecteerde kandidaat aan alle vereisten voldoet, met inbegrip van de academische titels die nodig zijn om het ambt van lector aan een universiteit van het land van herkomst uit te oefenen.
4
Onder dezelfde voorwaarden als vermeld in de vorige leden kunnen — eveneens ter uitvoering van naar behoren geratificeerde culturele overeenkomsten — vreemde onderdanen als bijzondere lector taalkunde en vreemde talen en letterkunde worden aangeworven, ook naast de ambten van de lectoren in vaste dienst. Voor deze aanstelling is de instemming van de minister van Openbaar onderwijs vereist.
[…]’
5
Artikel 28 van decreto del Presidente della Repubblica (decreet van de president van de republiek) nr. 382 van 11 juli 1980 (gewone bijlage bij GURI nr. 20 van 31 juli 1980) bepaalde:
‘De rectoren kunnen op met redenen omkleed voorstel van de betrokken faculteit — in voorkomend geval los van specifieke internationale overeenkomsten — binnen de grenzen van de vastgestelde kredieten bij privaatrechtelijke overeenkomst lectoren aanstellen wier moedertaal een vreemde taal is en wier bekwaamheden vaststaan en door de faculteit zijn getoetst, teneinde te voorzien in de daadwerkelijke behoefte aan werkcolleges voor studenten die een talenopleiding volgen. Er mag maximaal één lector worden aangesteld per 150 studenten die de lessen daadwerkelijk volgen. […]
De geldigheidsduur van de in de eerste alinea bedoelde overeenkomsten is beperkt tot het academiejaar waarvoor zij zijn gesloten; de overeenkomsten kunnen gedurende ten hoogste vijf jaar telkens voor één jaar worden verlengd. […]’
6
Na de arresten van 30 mei 1989, Allué en Coonan (33/88, Jurispr. blz. 1591), en 2 augustus 1993, Allué e.a. (C-259/91, C-331/91 en C-332/91, Jurispr. blz. I-4309), heeft de Italiaanse Republiek decreto legislativo nr. 120 van 21 april 1995 vastgesteld, dat is overgenomen in wet nr. 236 van 21 juni 1995 (GURI nr. 143 van 21 juni 1995, blz. 9; hierna: ‘wet nr. 236/95’), die tot doel had het onderwijs in vreemde talen aan de Italiaanse universiteiten te hervormen.
7
Wet nr. 236/95 bevatte vier wezenlijke voorschriften:
- —
de functie van lector vreemde talen, zoals ingevoerd bij artikel 28 van decreto del Presidente della Repubblica nr. 382 van 11 juli 1980, wordt afgeschaft en vervangen door die van taalkundig medewerker en expert in de moedertaal (hierna: ‘taalkundig medewerker’);
- —
de taalkundig medewerkers worden door de universiteiten aangesteld op basis van een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst (en niet meer op basis van een overeenkomst voor zelfstandige arbeid), die normaliter voor onbepaalde tijd, en bij wijze van uitzondering, teneinde aan tijdelijke behoeften te voldoen, voor bepaalde tijd wordt gesloten;
- —
de aanstelling van de taalkundig medewerkers geschiedt na een openbare selectieprocedure, waarvan de universiteiten de modaliteiten volgens hun eigen reglementen bepalen;
- —
de personen die bij overeenkomst als lector vreemde talen zijn aangeworven, alsook de personen wier overeenkomst zal worden beëindigd, genieten, behalve indien de niet-verlenging van de overeenkomst toe te schrijven is aan de ongeschiktheid van de persoon of aan de intrekking van het ambt, voorrang bij de aanstelling en behouden bovendien, krachtens artikel 4, derde alinea, van wet nr. 236/95, de in het kader van de vroegere arbeidsverhoudingen verkregen rechten.
8
Artikel 1, lid 1, van decreto legislativo nr. 2 van 14 januari 2004 houdende spoedeisende bepalingen betreffende de economische behandeling van de taalkundig medewerkers van een aantal universiteiten en betreffende gelijkwaardige titels (GURI nr. 11 van 15 januari 2004, blz. 4) bepaalt:
‘Ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie [van 26 juni 2001, Commissie/Italië (C-212/99, Jurispr. blz. I-4923)] […] worden de taalkundig medewerkers, gewezen lectoren vreemde talen van de universiteiten van Basilicata, Milaan, Palermo, Pisa, ‘La Sapienza’ te Rome en het Istituto universitario orientale te Napels, […] in verhouding tot het aantal gepresteerde arbeidsuren en rekening houdend met het feit dat een voltijdse betrekking overeenkomt met 500 uur, vanaf de datum van hun eerste aanstelling economisch op dezelfde wijze behandeld als vorsers die voor bepaalde tijd zijn aangesteld, behoudens een eventuele gunstigere behandeling; […]’
9
Wet nr. 230 van 18 april 1962 betreffende de arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur (GURI nr. 125 van 17 mei 1962; hierna: ‘wet nr. 230/62’), die geldt voor alle nationale werknemers wier arbeidsverband door privaatrechtelijke overeenkomsten wordt beheerst, bepaalt in artikel 2 dat ‘indien de arbeidsverhouding na de aanvankelijk vastgestelde of later verlengde termijn wordt voortgezet, […] de arbeidsovereenkomst vanaf de datum van de eerste aanstelling van de werknemer als een overeenkomst voor onbepaalde duur [wordt] beschouwd’.
10
Blijkens de verwijzingsbeslissing is de categorie ‘uitwisselingslectoren’ nooit afgeschaft.
Hoofdgeding en prejudiciële vraag
11
Delay, die de Belgische nationaliteit heeft, was van 1 november 1986 tot en met 31 oktober 1994 als uitwisselingslector in dienst van de Università degli studi di Firenze (Universiteit van Florence) krachtens overeenkomsten voor bepaalde tijd die telkens zijn verlengd. Delay heeft eerst deelgenomen aan een vergelijkend examen dat door het Commissariaat-generaal voor Internationale Betrekkingen te Brussel was georganiseerd voor lectoren Franse taal- en letterkunde. Nadat zij was geslaagd, is haar curriculum vitae, samen met de namen van andere laureaten, aan voornoemde universiteit toegezonden, zodat deze een uitwisselingslector kon kiezen.
12
Op 31 oktober 1994 is haar overeenkomst niet verlengd, omdat haar naam niet langer was vermeld op de door de Belgische autoriteiten aan de Università degli studi di Firenze overgelegde lijst.
13
Op 28 december 1994 heeft Delay, na twee maanden geen beroepsactiviteit te hebben uitgeoefend, een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met diezelfde universiteit gesloten, overeenkomstig wet nr. 236/95, die sinds 1 januari 1994 voor taalkundig medewerkers gold.
14
Ofschoon de betrokken ambten gelijkwaardig waren, was de door de nieuwe regeling vastgestelde bezoldiging lager dan het vorige salaris van Delay. Omdat geen vergelijk met de Università degli studi di Firenze kon worden bereikt, heeft Delay op 21 juli 2003 beroep ingesteld bij het Tribunale di Firenze. Zij wilde onder meer erkend zien dat haar overeenkomst was gesloten voor onbepaalde tijd en dit vanaf 1 november 1986, dat wil zeggen vanaf het begin van haar dienstverband met de Università degli studi di Firenze. Delay wenste in wezen te vallen onder de regeling van decreto legislativo nr. 2 van 14 januari 2004, dat voorzag in de erkenning van de verkregen rechten van gewezen lectoren vreemde talen.
15
Het Tribunale di Firenze heeft haar vordering verworpen, onder meer op grond dat uitwisselingslectoren een totaal andere categorie vormen dan lectoren vreemde talen, voor wie een bijzondere regeling geldt.
16
Delay heeft hoger beroep tegen deze uitspraak ingesteld bij de Corte d'appello di Firenze. Aangezien deze van oordeel is dat het niet duidelijk is of de beginselen die het Hof in het arrest van 18 juli 2006, Commissie/Italië (C-119/04, Jurispr. blz. I-6885), heeft geformuleerd, met betrekking tot uitwisselingslectoren zijn geëerbiedigd, heeft zij de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:
‘Moeten artikel 39 [EG] en het hiervan afgeleide recht (waaronder mede de uitlegging in de [voormelde] arresten van 26 juni 2001 [Commissie/Italië] en 18 juli 2006 [Commissie/Italië]) aldus worden uitgelegd dat rechtmatig is de regeling voor zogenoemde uitwisselingslectoren met wie reeds een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (krachtens wet nr. 62/1967) is gesloten, die niet verzekert dat zij op het tijdstip waarop deze overeenkomst in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt omgezet, alle rechten behouden die zij sinds de datum van hun eerste indiensttreding hebben verkregen, met alle gevolgen van dien, niet alleen voor de salarisverhogingen, maar ook voor de anciënniteit en de betaling van de socialezekerheidsbijdragen door de werkgever?’
Beantwoording van de prejudiciële vraag
17
Met deze vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 39, lid 2, EG eraan in de weg staat dat de rechten die een persoon in een situatie als die van verzoekster in het hoofdgeding vanaf de datum van zijn eerste aanstelling heeft verworven, niet worden erkend wanneer de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd waarbij hij als uitwisselingslector is aangeworven, wordt vervangen door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd waarbij hij als taalkundig medewerker wordt aangeworven, met alle gevolgen van dien voor het salaris, de anciënniteit en de betaling van de socialezekerheidsbijdragen door de werkgever.
18
Volgens artikel 39, lid 2, EG houdt het vrije verkeer van werknemers de afschaffing in van elke discriminatie op grond van de nationaliteit tussen de werknemers van de lidstaten, wat betreft de werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden.
19
Het beginsel van gelijke behandeling, waarvan artikel 39 EG een specifieke uitdrukking is, vereist dat, behoudens objectieve rechtvaardiging, vergelijkbare situaties niet verschillend en verschillende situaties niet gelijk worden behandeld (zie onder meer arrest van 3 mei 2007, Advocaten voor de Wereld, C-303/05, Jurispr. blz. I-3633, punt 56).
20
Voor de vaststelling of Delay op discriminerende wijze is behandeld, dient dus te worden geverifieerd of de rechten die een nationale werknemer in een vergelijkbare situatie als verzoekster in het hoofdgeding vanaf de datum van zijn aanstelling heeft verworven, zouden zijn erkend.
21
Wanneer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, gesloten door een nationale werknemer wiens arbeidsverhouding door het privaatrecht wordt beheerst, krachtens wet nr. 230/62 in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt omgezet, zijn alle verkregen rechten van deze werknemer gewaarborgd vanaf de datum van zijn eerste aanstelling. Deze waarborg heeft niet alleen gevolgen voor de salarisverhogingen, maar ook voor de anciënniteit en de betaling van socialezekerheidsbijdragen door de werkgever.
22
Zoals het Hof reeds heeft geoordeeld, moet wet nr. 230/62 als vergelijkingsbasis dienen om na te gaan of de regeling voor gewezen lectoren vreemde talen, thans taalkundig medewerkers, vergelijkbaar is met de algemene regeling voor nationale werknemers, of hun integendeel een minder hoog beschermingsniveau verleent (arrest van 26 juni 2001, Commissie/Italië, reeds aangehaald, punt 25).
23
Zo de werknemers krachtens wet nr. 230/62 hun loopbaan, wat de salarisverhogingen, de anciënniteit en de betaling van socialezekerheidsbijdragen door de werkgever betreft, hersteld zien vanaf de datum van hun eerste aanstelling, moeten de gewezen lectoren vreemde talen die taalkundig medewerker zijn geworden, ook voor een vergelijkbaar herstel vanaf de datum van hun eerste aanstelling in aanmerking komen (arrest van 26 juni 2001, Commissie/Italië, reeds aangehaald, punt 30).
24
Wet nr. 230/62 is evenwel slechts op nationale werknemers van toepassing voor zover de arbeidsbetrekkingen tussen de werkgever en de werknemers niet zijn onderbroken.
25
Blijkens het aan het Hof overgelegde dossier is de arbeidsovereenkomst waarbij Delay als uitwisselingslector is aangeworven, beëindigd op 31 oktober 1994 en is zij pas op 28 december 1994, te weten twee maanden later, als taalkundig medewerker aangeworven.
26
De nationale rechterlijke instantie, die als enige bevoegd is om de feiten te beoordelen en de nationale wetgeving uit te leggen, zal moeten bepalen of er sprake is van continuïteit tussen de taken die Delay als uitwisselingslector voor de Università degli studi di Firenze heeft uitgeoefend, en de taken waarmee deze universiteit haar als taalkundig medewerker heeft belast.
27
Bij deze beoordeling moet in de eerste plaats worden nagegaan of de beroepsactiviteit van uitwisselingslectoren en die van taalkundig medewerkers dezelfde taken behelzen, onder meer rekening houdend met de pedagogische criteria die voor de cursussen vreemde talen zijn vastgesteld en met de door de studenten verworven kennis, en in de tweede plaats of deze twee soorten taken aan dezelfde onderwijsbehoeften van de Italiaanse universiteiten beantwoorden.
28
Zou de verwijzende rechterlijk instantie vaststellen dat er continuïteit bestaat tussen de taken die Delay als uitwisselingslector en die welke zij als taalkundig medewerker heeft uitgeoefend, in weerwil van de tijdelijke onderbreking van de arbeidsbetrekking met haar werkgever, dan zou moeten worden onderzocht of de rechten die een nationale werknemer in een vergelijkbare situatie vanaf de datum van zijn eerste aanstelling zou hebben verworven, op grond van wet nr. 230/62 zouden zijn erkend.
29
Wat inzonderheid de gevolgen van de onderbreking van de arbeidsbetrekking betreft, moet worden benadrukt dat het Hof in punt 28 van het voornoemde arrest van 26 juni 2001, Commissie/Italië, heeft geoordeeld dat slechts op grond van een analyse die zich op de inhoud en niet op de vorm van de wettelijke stelsels concentreert, zal kunnen worden vastgesteld of de daadwerkelijke toepassing ervan op verschillende categorieën van werknemers die zich in vergelijkbare rechtssituaties bevinden, tot situaties leidt die verenigbaar of integendeel onverenigbaar zijn met het grondbeginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit.
30
Gelet op een en ander moet de gestelde vraag aldus worden beantwoord dat artikel 39, lid 2, EG eraan in de weg staat dat de rechten die een persoon in een situatie als die van verzoekster in het hoofdgeding vanaf de datum van zijn eerste aanstelling heeft verworven, niet worden erkend wanneer de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd waarbij hij als uitwisselingslector is aangeworven, wordt vervangen door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd waarbij hij als taalkundig medewerker wordt aangeworven, met alle gevolgen van dien voor het salaris, de anciënniteit en de betaling van de socialezekerheidsbijdragen door de werkgever, voor zover de rechten van een nationale werknemer in een vergelijkbare situatie wel zouden zijn erkend. Het staat aan de nationale rechterlijke instantie om te verifiëren of dit het geval is in het hoofdgeding.
Kosten
31
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof van Justitie (Zevende kamer) verklaart voor recht:
Artikel 39, lid 2, EG staat eraan in de weg dat de rechten die een persoon in een situatie als die van verzoekster in het hoofdgeding vanaf de datum van zijn eerste aanstelling heeft verworven, niet worden erkend wanneer de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd waarbij hij als uitwisselingslector is aangeworven, wordt vervangen door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd waarbij hij als taalkundig medewerker en expert in de moedertaal wordt aangeworven, met alle gevolgen van dien voor het salaris, de anciënniteit en de betaling van de socialezekerheidsbijdragen door de werkgever, voor zover de rechten van een nationale werknemer in een vergelijkbare situatie wel zouden zijn erkend. Het staat aan de nationale rechterlijke instantie om te verifiëren of dit het geval is in het hoofdgeding.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 15‑05‑2008