AMB-001, proces-verbaal van verdenking, pag. 56 en Doc-001, ambtsedig opgemaakte verklaring Belastingdienst t.a.v. [vennootschap 1] , [vennootschap 3] en [vennootschap 4] , 27 juni 2016, pag. 1015.
Rb. Overijssel, 03-12-2020, nr. 08-996000-17 (P) en 05-980533-11 (tul)
ECLI:NL:RBOVE:2020:4151
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
03-12-2020
- Zaaknummer
08-996000-17 (P) en 05-980533-11 (tul)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2020:4151, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 03‑12‑2020; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 03‑12‑2020
Inhoudsindicatie
De rechtbank Overijssel veroordeelt een 35-jarige man uit Zevenaar tot een gevangenisstraf van 36 maanden. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan grootschalige belastingfraude, door in een periode van enkele jaren met behulp van verschillende katvangers vennootschappen op te richten en op naam van die vennootschappen telkens onjuiste kwartaalaangiften omzetbelasting in te dienen, waarbij zonder grond omvangrijke bedragen aan voorbelasting en aan terug te ontvangen omzetbelasting zijn opgegeven. De man heeft zich bij zijn handelen consequent bediend van allerlei aliassen, niet alleen tegenover de Belastingdienst en de Kamer van Koophandel, maar ook tegenover de door hem ingeschakelde katvangers. Ter onderbouwing van de aangiften omzetbelasting richting de Belastingdienst is bovendien gebruik gemaakt van vals opgemaakte facturen.
Partij(en)
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-996000-17 (P) en 05-980533-11 (tul)
Datum vonnis: 3 december 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1985 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
nu verblijvende in P.I. Flevoland te Lelystad.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 30 augustus 2019, 18 november 2019, 30 januari 2020, 6 april 2020, 2 juli 2020, 31 augustus 2020 en 19 november 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. C.C.M. Poland, en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
Samen met een ander of anderen feitelijk leiding heeft gegeven aan het door de vennootschap [vennootschap 1] opzettelijk onjuist indienen van een aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2014;
feit 2:
Samen met een ander of anderen feitelijk leiding heeft gegeven aan het door de vennootschap [vennootschap 2] opzettelijk onjuist indienen van aangiften omzetbelasting over het eerste, tweede, derde en vierde kwartaal van 2014;
feit 3:
Samen met een ander of anderen feitelijk leiding heeft gegeven aan het door de vennootschap [vennootschap 3] opzettelijk onjuist indienen van een aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2015;
feit 4:
Samen met een ander of anderen feitelijk leiding heeft gegeven aan het door de vennootschap [vennootschap 4] opzettelijk onjuist indienen van aangiften omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2015 en het eerste kwartaal van 2016;
feit 5:
Samen met een ander of anderen feitelijk leiding heeft gegeven aan het door de vennootschap [vennootschap 5] opzettelijk onjuist indienen van een aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2017;
feit 6:
Samen met een ander of anderen feitelijk leiding heeft gegeven aan het door de vennootschap [vennootschap 6] opzettelijk onjuist indienen van aangiften omzetbelasting over het eerste, tweede, derde en vierde kwartaal van 2016 en het eerste, tweede en derde kwartaal van 2017.
feit 7:
Geldbedragen, die zijn uitbetaald naar aanleiding van opzettelijk onjuist ingediende aangiften omzetbelasting, heeft witgewassen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
[vennootschap 1] op of omstreeks 13 februari 2015, te Schiphol-Rijk
(gemeente Haarlemmermeer) en/of te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangifte omzetbelasting te naam gesteld van [vennootschap 1] , betreffende het 4e kwartaal van het jaar 2014 onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft doen doen, terwijl dat feit er toe strekte, dat te weinig belasting zou worden geheven, immers heeft [vennootschap 1] opzettelijk in die aangifte:
- een onjuist bedrag aan voorbelasting, en/of
- een onjuist bedrag aan af te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting,
vermeld en/of doen vermelden en (vervolgens) die aangifte (elektronisch) bij de belastingdienst te Apeldoorn gedaan en/of doen doen,
tot welk feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
2
[vennootschap 2] in of omstreeks de periode van 1 april 2014 tot en met 31 maart 2015, te Badhoevedorp (gemeente Haarlemmermeer) en/of te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangifte(n) omzetbelasting te naam gesteld van [vennootschap 2] , betreffende het 1e kwartaal en/of het 2e kwartaal en/of het 3e kwartaal en/of het 4e kwartaal van het jaar 2014 onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft doen doen, terwijl dat feit er (telkens) toe strekte, dat te weinig belasting zou worden geheven, immers heeft [vennootschap 2] , opzettelijk in die aangifte(n):
- een onjuist bedrag aan voorbelasting, en/of
- een onjuist bedrag aan af te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting,
vermeld en/of doen vermelden en (vervolgens) die aangifte(n) (elektronisch) bij de belastingdienst te Apeldoorn gedaan en/of doen doen,
tot welk feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
3
[vennootschap 3] op of omstreeks 19 mei 2015, te Hoofddorp (gemeente Haarlemmermeer) en/of te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangifte omzetbelasting te naam gesteld van [vennootschap 3] , betreffende het 1e kwartaal van het jaar 2015 onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft doen doen, terwijl dat feit er toe strekte, dat te weinig belasting zou worden geheven, immers heeft [vennootschap 3] opzettelijk in die aangifte:
- een onjuist bedrag aan voorbelasting, en/of
- een onjuist bedrag aan af te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting,
vermeld en/of doen vermelden en (vervolgens) die aangifte (elektronisch) bij de belastingdienst te Apeldoorn gedaan en/of doen doen,
tot welk feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
4
[vennootschap 4] in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016, te Badhoevedorp (gemeente Haarlemmermeer) en/of te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangifte(n) omzetbelasting te naam gesteld van [vennootschap 4] , betreffende het 4e kwartaal van het jaar 2015 en/of het 1e kwartaal van het jaar 2016 onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft doen doen, terwijl dat feit er (telkens) toe strekte, dat te weinig belasting zou worden geheven, immers heeft [vennootschap 4] , opzettelijk in die aangifte(n):
- een onjuist bedrag aan voorbelasting, en/of
- een onjuist bedrag aan af te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting,
vermeld en/of doen vermelden en (vervolgens) die aangifte(n) (elektronisch) bij de belastingdienst te Apeldoorn gedaan en/of doen doen,
tot welk feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
5
[vennootschap 5] op of omstreeks 26 april 2017, te Hilversum en/of te Valkenswaard en/of te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangifte omzetbelasting te naam gesteld van [vennootschap 5] , betreffende het 1e kwartaal van het jaar 2017 onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft doen doen, terwijl dat feit er toe strekte, dat te weinig belasting zou worden geheven, immers heeft [vennootschap 5] opzettelijk in die aangifte:
- een onjuist bedrag aan voorbelasting, en/of
- een onjuist bedrag aan af te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting,
vermeld en/of doen vermelden en (vervolgens) die aangifte (elektronisch) bij de belastingdienst te Apeldoorn gedaan en/of doen doen,
tot welk feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
6
[vennootschap 6] in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 30 september 2017, te Amsterdam en/of te 's-Hertogenbosch en/of te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangifte(n) omzetbelasting te naam gesteld van [vennootschap 6] , betreffende het 1e kwartaal en/of 2e kwartaal en/of 3e kwartaal en/of 4e kwartaal van het jaar 2016; en/of het 1e kwartaal en/of 2e kwartaal en/of 3e kwartaal van het jaar 2017, onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft doen doen, terwijl dat feit er (telkens) toe strekte, dat te weinig belasting zou worden geheven, immers heeft [vennootschap 6] , opzettelijk in die aangifte(n):
- een onjuist bedrag aan voorbelasting, en/of
- een onjuist bedrag aan af te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting,
vermeld en/of doen vermelden en (vervolgens) die aangifte(n) (elektronisch) bij de belastingdienst te Apeldoorn gedaan en/of doen doen,
tot welk feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven.
7
hij verdachte, in de periode van 1 januari 2014 tot en met 29 augustus 2018 te Amsterdam en elders in Nederland, van een voorwerp, te weten een of meer geldbedragen, de werkelijke aard en/ofde herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, terwijl hij, verdachte, wist dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
immers heeft hij, verdachte, die geldbedragen die door de belastingdienst waren uitbetaald naar aanleiding van opzettelijk onjuist ingediende aangiftenomzetbelasting, zonder dat daar een zakelijke grondslag voor bestond diverse malen in delen overgeboekt naar meerdere onder zijn controle staande bankrekeningen en (uiteindelijk) in contanten opgenomen en/of (vervolgens) besteed.
3. De voorvragen en preliminaire verweren
Specialiteitsbeginsel ten aanzien van feit 7: niet ontvankelijkheid
De verdediging heeft ter terechtzitting, bij wijze van preliminair verweer, aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van feit 7.
De rechtbank heeft ter terechtzitting vastgesteld dat de verdachte niet is overgeleverd voor feit 7 en ten aanzien van dat feit ook geen aanvullende toestemming is verleend. Omdat daardoor niet aan het specialiteitsbeginsel is voldaan voor wat betreft feit 7, heeft de rechtbank de officier van justitie ten opzichte van dit feit ter zitting niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is opgenomen in het proces-verbaal van de zitting.
Specialiteitsbeginsel ten aanzien van de feiten 5 en 6
Ter terechtzitting heeft de raadsman bepleit dat de in de feiten 5 en 6 genoemde rechtspersonen niet worden genoemd in het Europese Arrestatiebevel (hierna: EAB), zodat voor deze feiten niet de overlevering van verdachte is bevolen en dus niet is voldaan aan het specialiteitsbeginsel. De officier van justitie dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de feiten 5 en 6.
De rechtbank heeft ter terechtzitting vastgesteld dat de overlevering van verdachte ook ten aanzien van de feiten 5 en 6 is bevolen en dat het verweer van de verdediging verworpen dient te worden. Daartoe heeft de rechtbank als volgt overwogen.
“Het specialiteitsbeginsel is opgenomen in artikel 27 van het Kaderbesluit van de Raad van Europa van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (hierna: het Kaderbesluit). Volgens dit beginsel kan een overgeleverde persoon niet worden vervolgd, berecht of anderszins van zijn vrijheid beroofd wegens enig ander voor de overlevering begaan feit dan dat welk de reden tot de overlevering is geweest.
In haar arrest in de zaken Leymann en Pustovarov van 1 december 2008 (zaak C-388/08 PPU) heeft het Hof van Justitie onder meer overwogen dat het beginsel van wederzijdse erkenning, dat de basis vormt voor de opzet van het Kaderbesluit, ook impliceert dat de lidstaten in beginsel gehouden zijn gevolg te geven aan een Europees aanhoudingsbevel. Deze moeten of kunnen de tenuitvoerlegging van een dergelijk bevel slechts weigeren als één van de in de artikelen 3 en 4 van dat Kaderbesluit genoemde respectievelijk absolute of facultatieve weigeringsgronden aan de orde is. In het arrest Leymann en Pustovarov heeft het Hof van Justitie ook overwogen dat het overleveringsverzoek is gebaseerd op de informatie die de stand van het onderzoek op het tijdstip van de uitvaardiging van het Europees aanhoudingsbevel weergeeft. Het is volgens het Hof van Justitie dus mogelijk dat in de loop van de procedure de vastgestelde feiten niet in alle opzichten meer overeenkomen met die welke oorspronkelijk waren omschreven. De verzamelde gegevens kunnen leiden tot een precisering en zelfs een wijziging van de bestanddelen van het strafbare feit die de uitvaardiging van het Europees aanhoudingsbevel aanvankelijk hebben gerechtvaardigd. Verder heeft het Hof van Justitie overwogen dat vereisen dat de uitvoerende lidstaat voor iedere wijziging in de omschrijving van de feiten toestemming verleent, verder zou gaan dan wat het specialiteitsbeginsel verlangt en zou afdoen aan het doel: de in het Kaderbesluit voorziene justitiële samenwerking tussen de lidstaten te vergemakkelijken en te bespoedigen.
Het Hof van Justitie oordeelt dat, om te bepalen of het aan de orde zijnde strafbare feit geen ‘ander feit’ is dan dat welk de reden tot de overlevering is geweest, dient te worden nagegaan of de bestanddelen van het strafbare feit volgens de wettelijke omschrijving die in de uitvaardigende lidstaat daarvan is gegeven, die zijn waarvoor de persoon is overgeleverd en of er voldoende overeenstemming is tussen de gegevens in het aanhoudingsbevel en de gegevens in de latere procedurele handeling. Wijzigingen in de omstandigheden, tijd en plaats zijn toegestaan, mits zij volgen uit de elementen die zijn verzameld tijdens de procedure die in de uitvaardigende lidstaat is gevolgd met betrekking tot de in het aanhoudingsbevel omschreven gedragingen, zij de aard van het strafbare feit niet wijzigen en zij niet leiden tot gronden tot weigering van de tenuitvoerlegging in de zin van de artikelen 3 en 4 van het Kaderbesluit.
De rechtbank overweegt dat in het EAB is opgenomen:
“Dit bevel heeft betrekking op één strafbaar feit bestaande uit een reeks van gedragingen, telkens bestaande uit het doen van een onjuiste aangifte omzetbelasting.
Vermoedelijk gepleegde strafbare feiten.
Het opdracht geven tot, dan wel feitelijk leidinggeven aan de strafbare gedragingen van [vennootschap 1] , [vennootschap 2] , [vennootschap 3] en [vennootschap 4]
De strafbare gedragingen van bovengenoemde ondernemingen betreffen het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van bij de belastingwet voorziene aangiften, welk feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, te weten diverse aangiften omzetbelasting over de jaren 2014, 2015 en 2016.
De ondernemingen zijn opgericht op naam van personen die vermoedelijk worden gebruikt als katvanger. Het vermoeden bestaat dat deze ondernemingen zijn opgericht met het oogmerk omzetbelasting terug te vorderen waar feitelijk geen recht op is.
Door bovengenoemde ondernemingen zijn diverse aangiften omzetbelasting ingediend waarbij bedragen aan omzetbelasting zijn teruggevraagd. In de aangiften omzetbelasting zijn vermoedelijk gefingeerde posten opgevoerd en binnen de ondernemingen worden vermoedelijk geen ondernemersactiviteiten verricht. Ter onderbouwing van de opgegeven voorbelasting zijn door de ondernemingen vermoedelijk diverse valse inkoopfacturen overhandigd aan de Belastingdienst.
De Belastingdienst heeft getracht diverse boekonderzoeken in te stellen, de ondernemingen hebben de onderzoeken zijn echter bemoeilijkt door niet mee te werken. Het vermoeden bestaat dat [verdachte] zich tegenover de Belastingdienst heeft voorgedaan als contactpersoon van deze ondernemingen, waarbij hij zich heeft voorgedaan als een ander persoon en gebruik heeft gebruikt van aliasnamen.
Het ten onrechte teruggevraagde bedrag aan omzetbelasting betreft € 561.244,-. Daarvan is een bedrag, groot € 50.349,- daadwerkelijk uitbetaald. Recente onderzoeksinformatie betreft een nieuwe onterechte uitbetaling van circa € 160.000,-, zodat het totale nadeel boven de
€ 200.000,- uitkomt.
De pleegperiode is 1 januari 2014 tot en met heden.
De strafbare feiten zijn gepleegd in Amsterdam en/of Badhoevedorp en/of Hilversum, maar in elk geval in Nederland.
Aard en wettelijke kwalificatie van het strafbare feit en toepasselijke wettelijke bepaling/wetboek: het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van een bij de belastingwet voorziene aangifte, welk feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven. Dit feit is strafbaar gesteld in artikel 69 lid 2 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen en gepleegd in Amsterdam en/of Badhoevedorp en/of Hilversum, althans in Nederland.
Het opdracht geven tot dan wel feitelijk leidinggeven aan deze strafbare gedraging wordt genoemd in artikel 51 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.”
In de beschrijving van de omstandigheden in het EAB is zodoende uiteengezet dat verdachte verdacht wordt van betrokkenheid bij het onjuist doen van aangiften OB. Het feitencomplex is daarbij duidelijk omschreven. Ook is daarbij reeds aangegeven dat er sprake is van recente onderzoeksinformatie dat er nog een recente uitbetaling heeft plaatsgevonden.
Gelet op voorgaande overwegingen van het Hof van Justitie en het doel van het Kaderbesluit
is de rechtbank van oordeel dat de bestanddelen van de ten laste gelegde feiten die zijn
waarvoor verdachte is overgeleverd en dat de in de tenlastelegging omschreven gedragingen voor wat betreft het onjuist doen van aangiften omzetbelasting in voldoende mate overeenstemmen en logisch voortvloeien uit de nauwkeurige beschrijving van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd in het EAB. Op basis daarvan mag worden aangenomen dat de rechter in Engeland op de hoogte was van het feitencomplex in deze zaak en dat de goedkeuring van deze rechter ook hierop betrekking heeft. In ieder geval zijn naar het oordeel van de rechtbank de in artikel 3 en 4 van het Kaderbesluit genoemde weigeringsgronden niet aan de orde.”
De raadsman heeft na het onderzoek ter terechtzitting bij pleidooi zijn verweer ten aanzien van de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie met betrekking tot de feiten onder 5 en 6 herhaald. De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat nergens blijkt dat de beslissing van de Britse autoriteiten, waarbij werd ingestemd met de overlevering van verdachte naar Nederland, mede heeft gezien op die feiten. Genoemde feiten zijn ook niet expliciet opgenomen in het EAB, zodat het er niet voor kan worden gehouden dat de Britse autoriteiten ten tijde van hun beslissing op de hoogte waren van een vervolging van verdachte ter zake van deze feiten in Nederland. Nu verdachte geen afstand heeft gedaan van zijn rechten in het kader van het specialiteitsbeginsel is het openbaar ministerie ten aanzien van die feiten niet-ontvankelijk in de vervolging.
Gelet op het vorenstaande en onderzoek ter terechtzitting overweegt de rechtbank dat geen feiten en omstandigheden zijn gebleken die nopen het reeds ter terechtzitting (mondeling) gegeven oordeel ter zake de aangevoerde schending van het specialiteitsbeginsel te herzien. De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen sprake is van schending van het specialiteitsbeginsel voor wat betreft de feiten 5 en 6. Het verweer van de verdediging wordt (wederom) verworpen.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ook overigens ontvankelijk is en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen
4.1
Inleiding
De hierna weergegeven gebeurtenissen vormden de aanleiding voor de start van het strafrechtelijk onderzoek ‘Fendert’.
In maart 2015 besloot de Belastingdienst een controle te verrichten bij de vennootschap [vennootschap 1] (hierna [vennootschap 1] ) naar aanleiding van een aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2014, waarbij een bedrag van € 302.433,-- werd teruggevraagd.1.Het door [vennootschap 1] opgegeven telefoonnummer bleek een telefoonnummer van een receptie van een bedrijvengebouw te Schiphol-Rijk te zijn. [vennootschap 1] was daar niet fysiek in het gebouw aanwezig. Post werd door de bestuurder, [naam 1] (met telefoonnummer [telefoonnummer 1] ) opgehaald.2.Toen [naam 2] , controlemedewerker bij de Belastingdienst, telefonisch contact opnam met [naam 1] werd opgenomen door een man, die zich voorstelde als [naam 3] of [naam 3] . Hij zei de boekhouder te zijn. [naam 3] zou contact opnemen met de directie en terugbellen, maar het laatste gebeurde niet.
Enkele dagen later bleek het nummer te zijn afgesloten.3.
In maart 2015 heeft de Belastingdienst ook een boekenonderzoek aangekondigd bij [vennootschap 2] (hierna: [vennootschap 2] ), in verband met een verzoek om teruggave van een bedrag van € 94.812,-- aan omzetbelasting over het derde kwartaal van 2014.4.Als contactpersoon voor de Belastingdienst was opgegeven een persoon genaamd ‘ [naam 3] ’.
[vennootschap 2] had facturen overgelegd van het bedrijf [bedrijfsnaam 1] (hierna: [bedrijfsnaam 1] ).5.
Bij een poging tot controle van deze facturen lukte het de Belastingdienst niet om met [bedrijfsnaam 1] tot een afspraak te komen. Contactpersoon voor [bedrijfsnaam 1] was een persoon genaamd [naam 4] .
Bij de Belastingdienst was ook een persoon genaamd [naam 4] bekend als contactpersoon van de onderneming [bedrijfsnaam 2] (telefoonnummer [telefoonnummer 2] ).
De Belastingdienst vroeg bij de ING de bankgegevens van [vennootschap 2] op. Bij de bankmutaties van 4 september 2014 tot en 31 augustus 2015 stond een betaling met als omschrijving: ' [verdachte] '.6.
Rond dezelfde periode heeft de Belastingdienst getracht in contact te komen met de vennootschap [vennootschap 3] (hierna: [vennootschap 3] ). Uit onderzoek was gebleken dat de vennootschap [vennootschap 1] een notaris betaald had in verband met de oprichting van [vennootschap 3] .7.Pogingen om tot een afspraak te komen bleven aanvankelijk vruchteloos.8.
Op 19 mei 2015 diende [vennootschap 3] een aangifte omzetbelasting in over het eerste kwartaal van 2015 waarbij aan voorbelasting een bedrag van € 62.481,-- werd opgegeven.9.
De bestuurder, [naam 5] , bevestigde nu per e-mail ([emailadres 1]) een afspraak in het kader van een in te stellen boekenonderzoek, maar op die dag, 7 juli 2015, bleek [naam 5] toch niet aanwezig. De controleambtenaren hadden op het kantoor een gesprek met een man die zich voorstelde als [naam 3] en die zei door [naam 5] te zijn gemachtigd. De man kon geen machtiging tonen en zich ook niet identificeren.
Als telefoonnummer gaf deze [naam 3] op: [telefoonnummer 2] , hetzelfde nummer als het telefoonnummer van voornoemde [naam 4] .10.
Naar aanleiding van verder onderzoek rees bij de Belastingdienst een vermoeden dat de natuurlijke persoon [verdachte] optrad onder verschillende aliassen, als contactpersoon voor verschillende rechtspersonen waaronder [vennootschap 1] , [vennootschap 2] , en [vennootschap 3] .11.
Op 20 december 2016 heeft de officier van justitie naar aanleiding van het Stuur- en Weegploeg en (SWP) overleg van het Functioneel Parket en de FIOD besloten tot een strafrechtelijk onderzoek.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat de feiten onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 wettig en overtuigend kunnen worden bewezenverklaard.
Daartoe heeft de officier van justitie betoogd - verkort weergegeven - dat uit het onderzoek is gebleken dat de leidinggevende persoon achter de vennootschappen onder 1, 2, 3, 4, 5, en 6 telkens verdachte is geweest. Verdachte had via katvangers de beschikking over de rekeningen van de vennootschappen. De ingediende aangiften omzetbelasting zijn onjuist gebleken; op basis van bankmutaties van de rekeningen van de vennootschappen - voor zover te achterhalen – en/of namens de vennootschappen overgelegde facturen is vastgesteld dat geen sprake was van ondernemingsactiviteiten en dat facturen vals waren opgemaakt. Het beoogde belastingnadeel was in totaal een bedrag van € 773.864,-- .
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak van de feiten bepleit.
Daartoe is aangevoerd - kort weergegeven - dat niet vaststaat dat het verdachte is geweest die op naam van de vennootschappen opzettelijk de onjuiste aangiften omzetbelasting heeft ingediend; het dossier bevat daarvoor teveel onduidelijkheden en aannames.
Verdachte ontkent onder aliassen te hebben gehandeld. Zo hij al betrokken is geweest bij de betreffende vennootschappen dan was dat in opdracht van anderen. Zij willen hem de schuld in de schoenen schuiven. Met de verklaringen van medeverdachten dient dan ook terughoudend te worden omgesprongen. Het dossier bevat verder ook geen bewijs van opzet bij de verdachte. Ten aanzien van de overgelegde facturen staat op grond van het dossier niet vast dat deze onjuist en/of vals waren, aldus de raadsman.
Ten aanzien van de (verklaringen van) medeverdachten en getuigen stelt de raadsman dat de verdediging zich om verschillende redenen op een achterstand bevindt ten opzichte van het openbaar ministerie. Van het horen van de getuigen [naam 5] en [naam 6] - die niet konden worden gehoord – is en wordt dan ook geen afstand gedaan.
Ten aanzien van [naam 7] geldt dat zij slechts als medeverdachte is verhoord . Zij kon niet als getuige worden gehoord bij de rechter-commissaris vanwege haar beroep op het verschoningsrecht. De verdediging is daardoor niet in staat geweest [naam 7] te ondervragen. Haar verklaringen dienen daarom met een grote mate van terughoudendheid te worden gewogen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.12.
De feiten 1 tot en met 6.
Algemeen
Naar aanleiding van mogelijke onrechtmatigheden ten aanzien van de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde aangiften omzetbelasting heeft de Belastingdienst bij alle vennootschappen controlebezoeken en boekenonderzoeken verricht.
Tijdens deze onderzoeken ontstond het beeld dat de vennootschappen opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting – steeds gebaseerd op fictieve handelsactiviteiten – indienden en dat de overgelegde in- en verkoopfacturen vals waren opgemaakt. Dit vermoeden werd tijdens het onderzoek telkens bevestigd door, onder meer, onderzoek naar de bankrekeningen van de vennootschappen.
Volgens gegevens van de Kamer van Koophandel had verdachte formeel geen betrokkenheid bij de betreffende vennootschappen. De Belastingdienst vermoedde echter dat de persoon genaamd [verdachte] mogelijk gebruik maakte van katvangers, die - tegen beloning - bereid waren om voor hem vennootschappen op te richten. In de loop van het onderzoek is dit vermoeden op basis van de bevindingen bevestigd. Derden bleken op verzoek van verdachte niet alleen de vennootschappen te hebben opgericht, maar ook bankrekeningen te hebben geopend op naam van de vennootschap.
Verdachte bleek zowel tegenover de Belastingdienst als in het contact met derden en/of katvangers gebruik te maken van diverse aliassen, zo is uit verhoren van medeverdachten en getuigen gebleken.
Tijdens het onderzoek werd duidelijk dat verdachte tegenover de Belastingdienst, de Kamer van Koophandel en/of overige instanties, verhuurders en katvangers gebruik heeft gemaakt van - in elk geval - de volgende namen als alias: ‘ [naam 3] ’of ‘ [naam 3] ’ (ten aanzien van in elk geval de vennootschappen [vennootschap 1] , [vennootschap 2] en [vennootschap 3] ), ‘ [naam 4] ’, ‘ [naam 4] ’ dan wel ‘ [naam 4] ’ (ten aanzien van [vennootschap 3] , [vennootschap 2] , [vennootschap 4] (hierna: [vennootschap 4] ), en [vennootschap 6] (hierna: [vennootschap 6] )), ‘ [naam 8] ’ of ‘ [naam 8] ’(ten aanzien van [vennootschap 5] (hierna: [vennootschap 5] ) en [vennootschap 4] ), ‘ [naam 9] ’ (ten aanzien van [vennootschap 5] ) en ‘ [naam 10] ’ of ‘ [naam 10] ’ ( [vennootschap 2] , [vennootschap 6] ).13.
Ten aanzien van alle in de tenlastelegging vermelde vennootschappen is sprake geweest van een herkenning/ identificatie van verdachte door getuigen en/of medeverdachten. De herkenning heeft telkens plaatsgevonden op basis van een meervoudige fotoconfrontatie en/of stemherkenning door het afluisteren van audiofragmenten van getapte telefoongesprekken.
Het voorgaande zal hierna op basis van wettige bewijsmiddelen - zoveel mogelijk per afzonderlijk ten laste gelegd feit - worden toegelicht. Daar waar (een deel van) het betreffende bewijs echter ziet op meerdere feiten/ vennootschappen, wordt dit vermeld.
De hierna weergegeven bevindingen dienen in onderling verband te worden gelezen en bezien.
[vennootschap 1] .
[vennootschap 1] is op 24 oktober 2014 opgericht en ontbonden op 12 april 2016. Vanaf de oprichting tot 1 juli 2015 was [vennootschap 1] gevestigd aan de [adres 2] te Schiphol-Rijk; hierna op het adres [adres 3] te Hoofddorp.
De activiteiten waren: “Holding, niet gespecialiseerde handelsbemiddeling”.14.
Vanaf de oprichting was [vennootschap 1] vennoot van [vennootschap 1] .15.[vennootschap 1] werd op 20 oktober 2014 opgericht.
[naam 1] , geboren [geboortedatum 2] , was vanaf de oprichting 'director' van [vennootschap 1] .16.
[vennootschap 1] huurde aan het adres te Schiphol-Rijk kantoorruimte van [naam 12] .
[vennootschap 1] heeft op 13 februari 2015 via internet een aangifte omzetbelasting ingediend over het vierde kwartaal van 2014.17.Daarbij werd een bedrag van € 27.715,-- aan verschuldigde omzetbelasting opgegeven. Aan voorbelasting werd opgegeven een bedrag van € 330.148,-- en het terug te ontvangen bedrag bedroeg € 302.433,--.
De aangifte was ondertekend door [naam 1] (telefoonnummer [telefoonnummer 1] ).18.
Als rekeningnummer van [vennootschap 1] stond geregistreerd: [rekeningnummer 1] .
Formulieren bij de Kamer van Koophandel met betrekking tot [vennootschap 1] waren ondertekend door [naam 1] (inschrijvingsformulier, een adreswijzigingsformulier, huurovereenkomst van ' [naam 11] ', betreffende kantoorruimte te Hoofddorp).19.
[naam 1] is dezelfde persoon als medeverdachte [naam 7] .
[naam 1] is de achternaam van de ex-echtgenoot van [naam 7] en staat vermeld op haar Servische paspoort. [naam 7] heeft verklaard ook feitelijk gebruik te maken van de naam van haar ex-echtgenoot.20.
De naam [naam 1] stond ook geregistreerd bij de bank voor de [vennootschap 1] bankrekening [rekeningnummer 1] . Uit onderzoek naar mutaties over de periode 10 november 2014 – 6 juli 201721.bleek dat geen sprake was van betalingen of ontvangsten die in verband zouden kunnen worden gebracht met ondernemingsactiviteiten. Wél was sprake van betalingen naar en ontvangsten van rekeningen van andere (verdachte) ondernemingen, waaronder [vennootschap 2] , [vennootschap 4] , [vennootschap 3] en onder meer [bedrijfsnaam 2] (hierna: [bedrijfsnaam 2] ).
Vanaf de rekening van [vennootschap 1] was op 13 februari 2015 een betaling gedaan aan 'Cheaptickets.nl'.22.Dat vliegticket was geboekt op naam van [verdachte] , verdachte.23.
Om nadere informatie te verkrijgen heeft controleambtenaar [naam 2] op 24 maart 2015 telefonisch contact gezocht met [vennootschap 1] . De man die zich voorstelde als [naam 3] of [naam 3] belde niet meer terug en het nummer was enkele dagen later afgesloten.24.
Enkele maanden later had [naam 2] op 7 juli 2015 - in het kader van een boekenonderzoek naar aangiften van [vennootschap 3] - een gesprek met een man die zich ook voorstelde als ‘ [naam 3] ’ en die zich toen niet kon legitimeren.25.
Controleambtenaar [naam 2] heeft op 17 april 2018 bij een meervoudige fotoconfrontatie, waarin opgenomen een foto - genomen bij de aanhouding van verdachte in Engeland op 11 januari 2018 -, verdachte herkend als degene die zich eerder tegenover haar had voorgedaan als ‘ [naam 3] ’.26.
Medeverdachte [naam 7] / [naam 1] heeft verklaard dat zij voor iemand die zich ‘ [naam 4] ’ noemde een aantal ondernemingen heeft opgericht en bankrekeningen heeft geopend.27.Een paar jaar geleden ging ze samen met deze [naam 4] naar de Kamer van Koophandel. Zij legitimeerde zich met haar Nederlandse identiteitskaart.28.
[naam 7] heeft bij de Kamer van Koophandel haar handtekening gezet voor [naam 4] . Zij wist niet om welk bedrijf het ging; ze wist niets van eventuele ondernemingsactiviteiten van [vennootschap 1] .29.[naam 7] heeft verklaard de handtekeningen, gelijkend op haar handtekening, bij de huurovereenkomsten van [naam 12] en [naam 11] niet zelf te hebben gezet. Ten aanzien van de ING-rekening van [vennootschap 1] heeft [naam 7] verklaard dat zij voor [naam 4] een rekening heeft geopend. De bankpas moest ze daarna gelijk aan [naam 4] overhandigen. Ze kon zelf niets met die rekening, “alles was bij [naam 4] ”.30.
Uit nader onderzoek is gebleken dat aan de balie van een ING-bankkantoor een direct bruikbare bankrekening kan worden geopend met een direct te gebruiken bankpas, via een speciaal pakket.31.
[naam 4] maakte kopieën van de Nederlandse identiteitskaart en het Servische paspoort van [naam 7]32.en zij heeft voor hem haar handtekening op een blanco papier gezet.33.
Post met betrekking tot ondernemingen werd op haar woonadres, [adres 4] te Amsterdam, bezorgd.34.[naam 7] overhandigde die post aan [naam 4]35.en voor [naam 4] printte ze ook wel documenten en stuurde die door. [naam 4] vroeg haar ook wel om post open te maken. Bij de post zat ook post voor ene ‘ [verdachte] ’. Ze maakte foto’s van stukken en stuurde die naar [naam 4] .36.
[naam 7] verklaarde ter zake:
“ [naam 4] wilde weleens dat ik de post openmaakte en dat ik dan een foto van deze post maakte en via Whatsapp naar hem doorstuurde. Alleen op verzoek van [naam 4] maakte ik de post open. Het meest heb ik de post van de persoon [verdachte] open moeten maken en hiervan een foto naar [naam 4] gestuurd. Toen ik thuis nog een scanner had, kon ik de post ook inscannen en e-mailen naar [naam 4] .”
Bij de post zat ook post voor ene [naam 5] . Volgens [naam 4] was dat iemand die in Londen woonde.37.[naam 7] heeft van [naam 4] voor haar werk vergoedingen gekregen; de eerste maal € 200,--, daarna maandelijks bedragen van € 50,--, € 20,-- of € 25,--.38.
[naam 7] heeft verklaard de aangifte omzetbelasting van [vennootschap 1] over het vierde kwartaal 2014 niet zelf te hebben ingediend.39.
[naam 7] heeft verdachte [verdachte] aan de hand van een (geanonimiseerde) pasfoto met een zekerheid van 100% herkend als de heer ‘ [naam 4] ’40.en aan de hand van opgenomen tapgesprekken heeft zij zonder twijfel de stem van verdachte [verdachte] herkend als de stem van ‘ [naam 4] ’.41.
Vanaf 1 januari 2014 waren acht vliegtickets op naam van [verdachte] , verdachte, geboekt bij Cheaptickets.nl. Daarbij zijn adressen in Londen en het adres [adres 4] , te Amsterdam (woonadres van [naam 7] ) opgegeven.42.
Bij het boeken van die vliegtickets in 2016 en 2017 heeft [verdachte] als e-mailadres opgegeven [emailadres 2].
Uit het dossier blijkt dat hetzelfde e-mailadres werd gebruikt door of uit naam van aan verdachte te liëren (rechts-)personen in onderhavig onderzoek, zoals door [naam 7] , [vennootschap 3] (zie hierna onder het kopje [vennootschap 3] )) en medeverdachte [naam 13] ( [vennootschap 6] ).
[naam 7] heeft verklaard dat het e-mailadres ‘ [emailadres 2] ’ van ‘ [naam 4] ' was.43.
Controleambtenaar [naam 2] heeft verklaard dat zij de aankondigingsbrief voor het boekenonderzoek bij [vennootschap 3] (zie hierna onder het kopje [vennootschap 3]) mailde naar: [emailadres 2].44.Dat mailadres was ook aan de verhuurder opgegeven.
Medeverdachte [naam 13] (zie hierna onder het kopje [vennootschap 6]) heeft verklaard dat hij een advertentie had gezet op Marktplaats en toen - op 17 oktober 2014 - een reactie heeft ontvangen van ene heer ‘ [naam 4] ’ via [emailadres 2].
Bij het boeken van de vliegtickets werd - in twee gevallen - als telefoonnummer opgegeven: [telefoonnummer 2] .45.
Hetzelfde telefoonnummer was bij de Belastingdienst bekend als het telefoonnummer van de heer [naam 3] , contactpersoon van de vennootschap [vennootschap 2] (zie onder [vennootschap 2]). Tijdens een controlebezoek bij [vennootschap 3] (zie onder het kopje [vennootschap 3]) gaf ene ‘ [naam 3] ’ dit nummer door als zijnde zijn telefoonnummer. [vennootschap 3] had hetzelfde nummer aan [naam 12] , de verhuurder, doorgegeven. Bij het boeken van vliegtickets door [verdachte] werd daarnaast als nummer opgegeven: +44 [telefoonnummer 3] . Verdachte heeft verklaard dat dat zijn Engelse mobiele nummer is.46.
Zowel [naam 7] als medeverdachte [naam 13] (zie hierna onder het kopje [vennootschap 6]) heeft verklaard dat dit het mobiele nummer van de heer [naam 4] dan wel [naam 4] was.47.
In de periode vanaf 8 augustus 2016 tot en met begin maart 2017 werd zesmaal een vliegticket geboekt (op naam van [verdachte] ) vanaf de rekening [rekeningnummer 2] . Deze rekening stond op naam van [naam 7] . Medeverdachte [naam 7] heeft verklaard dat ' [naam 4] ' op haar naam een SNS bankrekening heeft geopend. Het apparaatje voor internetbankieren heeft zij later aan [naam 4] afgestaan. In het e-mailaccount van [naam 7] is hierover e-mailverkeer aangetroffen.48.
Tussenconclusie
Uit voorgaande bevindingen volgt naar oordeel van de rechtbank dat verdachte de persoon is achter de oprichting van de vennootschap [vennootschap 1] en het indienen van de aangiften omzetbelasting uit naam van [vennootschap 1] . Die aangifte is onjuist gedaan nu naar het oordeel van de rechtbank niet is gebleken van enige ondernemingsactiviteit bij [vennootschap 1] . Verdachte heeft [naam 7] als katvanger ingezet en gebruikt in het contact met de Belastingdienst en de Kamer van Koophandel. Verdachte hield zijn identiteit tegenover derden verborgen door gebruikmaking van de aliasnamen ‘ [naam 3] ’, en ‘ [naam 4] ’.
[vennootschap 2] .
[vennootschap 2] is op 4 december 2013 opgericht en op 15 juli 2015 opgeheven. Als enige vennoot van [vennootschap 2] stond geregistreerd: [naam 14] . Op basis van de gegevens van de Kamer van Koophandel was onduidelijk of er een ‘stille vennoot’ was en zo ja, wie.
Het adres was: [adres 5] te Badhoevedorp.
De activiteiten waren: “import van, en groothandel in, modeartikelen en elektronica”.49.
[vennootschap 2] heeft over het eerste tot en met het vierde kwartaal van 2014 aangiften omzetbelasting ingediend waarbij de volgende bedragen zijn opgegeven:50.
- 1.
st. Verschuldigd € 0,00; voorbelasting € 43.209,--; terug € 43.209,--;
- 2.
nd. Verschuldigd € 46.998,--; voorbelasting € 54.138,--; terug € 7.140,--;
- 3.
rd. Verschuldigd € 64.202,--; voorbelasting € 159.014,--; terug € 94.812,--;
- 4.
th. Verschuldigd € 174.691,--; voorbelasting € 178.636,--; terug € 3.945,--.
De aangiften waren ondertekend door [naam 10] . Als rekeningnummer was opgegeven: [rekeningnummer 3] .
Op 25 maart 2015 heeft de Belastingdienst een boekenonderzoek aangekondigd voor 16 april 2015. Op 15 april 2015 heeft een persoon genaamd ‘ [naam 3] ’ ( [telefoonnummer 2] ) namens [vennootschap 2] de afspraak afgezegd. Hierna heeft de Belastingdienst verschillende vergeefse pogingen ondernomen om tot een nieuwe afspraak te komen.
[vennootschap 2] heeft ter onderbouwing van de in de aangifte over het derde kwartaal van 2014 een aantal inkoopfacturen overgelegd van bedrijven genaamd [bedrijfsnaam 1] , [naam 41] , en [naam 42] .51.
Vier van die facturen, voor in totaal € 35.144,92, waren van [bedrijfsnaam 1] .
Op de (inkoop-)facturen stond geen bankrekeningnummer.52.Als contactpersoon van [bedrijfsnaam 1] was de heer [naam 4] bekend met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] ; hetzelfde nummer als het nummer van ‘ [naam 3] ’. Na oplegging van een naheffingsaanslag kwam bij de Belastingdienst een bezwaarschrift binnen namens [vennootschap 2] , ondertekend door [naam 10] , ook weer gebruikmakend van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
Van de Kamer van Koophandel werden ontvangen53.: de inschrijvingsformulieren, ondertekend door [naam 14]54., een huurovereenkomst van [naam 15]55., een interne e-mail met een terugbelverzoek van ‘ [naam 3] ’ (tel. [telefoonnummer 2] )56.en gegevens met betrekking tot de identiteitscontrole van de Kamer van Koophandel met daarbij een kopie van het paspoort van [naam 14] .
Onderzoek naar de ING-rekening van [vennootschap 2] ( [rekeningnummer 3] ) over de periode 30 augustus 2015 tot en met 26 april 2017 wees uit57.dat de bijschrijvingen vooral bestonden uit teruggaven van belastinggelden over 2013 en de eerste kwartalen van 2014.
In de periode van 4 september 2014 tot en met 26 april 2017 was geen sprake van betalingen of ontvangsten die betrekking hadden op de in - of verkoopfacturen van [bedrijfsnaam 1] dan wel andere ondernemingsactiviteiten. Wél was sprake van overboekingen naar rekeningen van andere – verdachte – (rechts-)personen waaronder de medeverdachten [naam 7] , [naam 14] , en de ondernemingen [vennootschap 1] , [vennootschap 4] , [bedrijfsnaam 2] en [bedrijfsnaam 2] , evenals van contante opnames voor in totaal € 14.121.46.
Vanaf de ING-rekening van [vennootschap 2] werd op 18 december 2014 voor de boeking van een vliegticket bij Cheaptickets.nl een betaling afgeschreven op naam van verdachte58.(zie ook hiervoor onder het kopje [vennootschap 1]).
Medeverdachte [naam 14] heeft verklaard dat hij de vennootschap [vennootschap 2] heeft opgericht voor een man die zich ' [naam 4] ' noemde, in ruil voor hulp van [naam 4] bij het aflossen van zijn schulden.59.Voor de inschrijving ging [naam 14] met [naam 4] naar de Kamer van Koophandel en toonde daar zijn paspoort. Hij heeft de stukken voor de inschrijving ondertekend en [naam 4] nam die mee.60.[naam 14] ging een week later met [naam 4] naar de ING-bank, voor het openen van een bankrekening ( [rekeningnummer 3] ). [naam 4] nam het mapje met de inlogcodes, de wachtwoorden en de bankpas mee.61.
[vennootschap 2] was in werkelijkheid van [naam 4] . [naam 14] wist niets over de ondernemings-activiteiten. De naam van de vennoot, [naam 14] . - waarvan [naam 14] volgens de Britse Kamer van Koophandel ‘director’ zou zijn - zei hem helemaal niets.62.[naam 14] heeft verklaard de huurovereenkomst nooit te hebben gezien en het bij de Kamer van Koophandel geregistreerde telefoonnummer van [vennootschap 2] niet te herkennen ( [telefoonnummer 4] ).63.In september en oktober 2014 heeft [naam 14] na overleg met [naam 4] een bedrag van in totaal € 9.000,-- ontvangen van de rekening van [vennootschap 2] .
[naam 14] heeft verklaard dat hij de aangiften omzetbelasting voor [vennootschap 2] niet heeft ingediend64.en de namens [vennootschap 2] overgelegde facturen nooit heeft gezien.
[naam 14] heeft verdachte [verdachte] aan de hand van een geanonimiseerde pasfoto zonder twijfel herkend als de persoon die hij kende als de heer [naam 4] .65.
[naam 14] heeft daarnaast de stem van verdachte [verdachte] zonder enige twijfel herkend als de stem van de heer [naam 4] , aan de hand van audiofragmenten van getapte telefoongesprekken. Het daarbij betrokken telefoonnummer heeft [naam 14] herkend als het nummer van de heer [naam 4] .66.
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt naar oordeel van de rechtbank dat verdachte de persoon is geweest achter de oprichting van de vennootschap [vennootschap 2] , en achter het indienen van de ten laste gelegde onjuiste aangiften omzetbelasting uit naam van [vennootschap 2] . De namens [vennootschap 2] overgelegde facturen van [bedrijfsnaam 1] zijn vals gebleken.
De rechtbank concludeert dat verdachte [naam 14] als katvanger heeft ingezet en gebruikt en dat hij zijn identiteit in het contact met de Belastingdienst en [naam 14] verborgen heeft gehouden, door gebruikmaking van de aliasnamen ‘ [naam 3] ’, ‘ [naam 10] ’ en ‘ [naam 4] ’.
[vennootschap 3]
is opgericht op 29 januari 2015 en op 30 mei 2017 ontbonden.
Aandeelhouder voor 90% was [vennootschap 4] Eurohold, opgericht op 29 januari 2015.67.
Vanaf de oprichtingsdatum was enig bestuurder en 10% aandeelhouder van [vennootschap 3] : [naam 5] .
is de vennoot gebleken van: [naam 17] , opgericht op 22 februari 2016 en ontbonden per 24 mei 2017, alsook vennoot van de ondernemingen [naam 18] en [naam 19] .
Vestigingsadressen van [vennootschap 3] waren:
van 29 januari 2015 tot 4 januari 2016: [adres 6] te Hoofddorp;
van 4 januari 2016 tot 30 mei 2017: [adres 7] te Hilversum.
De activiteiten waren: “in- en export en bemiddeling bij (groot-) handel in elektronica”.
Als telefoonnummer was opgegeven: [telefoonnummer 5] .
Vestigingsadres van de [vennootschap 4] Eurohold was: [adres 4] te Amsterdam, het woonadres van [naam 7] .68.
Vestigingsadres van [naam 18] was: [adres 8] te ’s-Hertogenbosch, tevens bekend als vestigingsadres van de vennootschap [vennootschap 6] (feit 6).69.
[vennootschap 3] heeft over het eerste kwartaal van 2015 een aangifte omzetbelasting ingediend waarbij als verschuldigde omzetbelasting een bedrag van € 15.137,-- werd opgegeven, als voorbelasting een bedrag van € 62.481,--, en als terug te ontvangen een bedrag van
€ 47.344,--.70.Bij de Belastingdienst was geen rekeningnummer van [vennootschap 3] opgegeven.71.
Bij de aangifte stond als telefoonnummer [telefoonnummer 6] .72.Dit nummer was in gebruik bij een Engels sprekende man, die aan verbalisanten verklaarde niet bekend te zijn met [vennootschap 3] en de naam [naam 5] .
De Kamer van Koophandel verstrekte onder meer de volgende gegevens: een kopie van een Brits paspoort van [naam 5] , een bericht van [naam 12] dat [vennootschap 3] - in tegenstelling tot de vermelding in het Handelsregister - niet op het adres [adres 6] -101 te Hoofddorp was gevestigd, en een huurovereenkomst van betreffende de [adres 7] te Hilversum, ondertekend door [naam 5] .73.
[naam 5] heeft de afspraak voor het boekenonderzoek in het kader van het boekenonderzoek meerdere malen verzet.74.
Op 7 juli 2015 zouden controleambtenaren [naam 2] en [naam 20] een afspraak hebben met de enig bestuurder [naam 5] , in een kantoorruimte aan het adres [adres 3] te Hoofddorp, welk adres tevens bekend was als het vestigingsadres van [vennootschap 1] (feit 1).
[naam 5] bleek echter niet aanwezig. In plaats van met hem, spraken de ambtenaren met iemand die zich voorstelde als ‘ [naam 3] ’75.en die als zijn nummer opgaf [telefoonnummer 2] . In het onderzoek is gebleken dat met dit nummer een vliegticket werd geboekt op naam van verdachte (zie hiervoor onder het kopje [vennootschap 1]).76.
Tijdens het strafrechtelijk onderzoek is de Belastingdienst er niet in geslaagd om [naam 5] te horen. Genoemde [naam 5] heeft de Britse nationaliteit en is in het verleden woonachtig geweest in Londen.77.Het is ook de rechter-commissaris niet gelukt om voornoemde [naam 5] als getuige te laten horen; de getuige werd ondanks herhaalde pogingen, in Engeland, niet getraceerd.78.De rechtbank acht ten aanzien van deze getuige artikel 288 lid 1 onder a van toepassing: onaannemelijk is dat deze getuige binnen een aanvaardbare termijn ter terechtzitting zal verschijnen.
Eerder genoemde ‘ [naam 3] ’ heeft tijdens de afspraak met de controleambtenaren vier inkoopfacturen van [bedrijfsnaam 2] en twee verkoopfacturen aan [naam 21] (Hierna: [naam 21] ) overgelegd.79.‘ [naam 3] ’ kon desgevraagd echter niet vertellen of de facturen van [bedrijfsnaam 2] waren betaald en/of waar [vennootschap 3] goederen liet afleveren.80.Op de verkoopfacturen van [vennootschap 3] , gericht aan [naam 21] , stond geen rekeningnummer vermeld.81.
Als telefoonnummer van [naam 21] was bij de Belastingdienst bekend: [telefoonnummer 7] , hetzelfde nummer als het door [vennootschap 3] bij de Kamer van Koophandel opgegeven nummer.
Hetzelfde nummer stond tevens vermeld op door de (eveneens verdachte) vennootschap [vennootschap 6] ingediende aangiften omzetbelasting vermeld, als telefoonnummer van [naam 13]82.(zie hierna onder het kopje [vennootschap 6]).
Als contactpersoon van [bedrijfsnaam 2] was bij de Belastingdienst bekend: de heer [naam 4] met telefoonnummer [telefoonnummer 2]83., hetzelfde nummer als het telefoonnummer van [naam 3] .
Controleambtenaar [naam 2] heeft later, tijdens een meervoudige fotoconfrontatie, verdachte [verdachte] zonder twijfel herkend als de persoon die zich tijdens de controleafspraak tegenover haar en haar collega had voorgedaan als ‘ [naam 3] ’.84.
Op 11 januari 2018 heeft op het vestigingsadres van de [vennootschap 4] Eurohold, aan de [adres 4] te Amsterdam, een doorzoeking plaatsgevonden. De bewoonster, medeverdachte [naam 7] , heeft - als eerder weergegeven - verklaard dat zij, wanneer zij post van ondernemingen ontving, die post later aan [naam 4] overhandigde.85.
[naam 7] heeft tijdens een meervoudige fotoconfrontatie verdachte [verdachte] zonder twijfel herkend als de persoon die zij kende als ‘ [naam 4] ’ en naar wie zij ook de post op naam van [verdachte] moest doorsturen.
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt naar oordeel van de rechtbank dat verdachte de persoon is geweest achter de oprichting van de vennootschap [vennootschap 3] , en achter het indienen van de ten laste gelegde onjuiste aangiften omzetbelasting uit naam van [vennootschap 3] . De namens [vennootschap 3] overgelegde facturen zijn vals gebleken.
Verdachte heeft ene [naam 5] ingezet en gebruikt als katvanger. In het directe dan wel indirecte contact met de Belastingdienst heeft verdachte zijn identiteit verborgen gehouden door gebruikmaking van de aliasnamen ‘ [naam 3] ’, ‘ [naam 4] ’ dan wel (in relatie tot facturen) ‘ [naam 4] ’.
[vennootschap 4]
is opgericht op18 december 2014 en op 8 november 2016 ontbonden. Sinds de oprichting was [vennootschap 4] - eveneens opgericht op 18 december 2014 - voor 90% aandeelhouder.
Sinds de oprichting was enig bestuurder en 10% aandeelhouder: [naam 6] .
[naam 6] was sinds de datum oprichting tevens bestuurder van de [vennootschap 4] .86.
Vestigingsadressen waren:
Van 18 december 2014 tot 15 februari 2016: [adres 9] te Schiphol.
Van 15 februari 2016 tot 1 augustus 2016: [adres 10] te Badhoevedorp.
Van 1 augustus 2016 tot 8 november 2016: [adres 11] te Almere.
Als telefoonnummer was bij de Kamer van Koophandel opgegeven: [telefoonnummer 8] .
De activiteiten bestonden uit holdingactiviteiten.
[vennootschap 4] heeft de volgende (elektronische) aangiften omzetbelasting ingediend:87.
Vierde kw. 2015: verschuldigd € 6.743,--; voorbelasting € 29.999,--; teruggave: € 23.256,--;
Eerste kw. 2016: verschuldigd € 20.741,--; voorbelasting € 59.846,--; teruggave: € 39.105,--.
De aangiften waren ondertekend door [naam 6] ( [telefoonnummer 9] ). Als bankrekening was opgegeven en gevalideerd: [rekeningnummer 4] .
Onder meer de volgende gegevens werden van de Kamer van Koophandel verkregen:88.
een kopie van een Bulgaars paspoort van [naam 6] , geboren [geboortedatum 3] ;
een huurovereenkomst voor kantoorruimte aan de [adres 12] te Almere, van ' [naam 22] ', ondertekend door [naam 6] .
Het namens [vennootschap 4] bij de verhuurder opgegeven telefoonnummer, [telefoonnummer 1] , bleek hetzelfde nummer als het telefoonnummer dat door [vennootschap 1] (feit 1) was opgegeven bij verhuurder [naam 12] , alsook bij de kwartaalaangiften omzetbelasting van [vennootschap 1] .
Controleambtenaar [naam 2] had inzake [vennootschap 1] met de eigenaar van hetzelfde telefoonnummer contact gehad; de telefoon werd toen beantwoord door een persoon genaamd ‘ [naam 3] ’ of ‘ [naam 3] ’ (zie hiervoor onder het kopje [vennootschap 1]). [naam 2] heeft later op basis van audiofragmenten van getapte gesprekken de stem van verdachte [verdachte] herkend als de persoon die zich tegenover haar in gesprekken voordeed als de heer [naam 3] .
Begin maart 2016 heeft de Belastingdienst een boekenonderzoek aangekondigd bij [vennootschap 4] . Op 7 maart 2016 belde ene heer ' [naam 8] ' (telefoonnummer [telefoonnummer 10] ) naar de Belastingdienst in verband met de (niet uitbetaalde) aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2015 en deed een terugbelverzoek.89.
Bij pogingen om in contact te treden werd de telefoon niet beantwoord.
Op 17 maart 2016 heeft de heer [naam 23] van administratiekantoor ‘ [naam 24] ’ contact opgenomen met controleambtenaar [naam 2] . [naam 23] vertelde dat ene heer ' [naam 4] ' bij hem was gekomen voor bijstand met betrekking tot het boekenonderzoek inzake [vennootschap 4] en vroeg naar de reden ervan.90.
[vennootschap 4] heeft de afspraak met de Belastingdienst per e-mail verzet.91.
Toen de controleambtenaren op de afgesproken datum op bezoek gingen bij het bedrijfsadres bleek namens [vennootschap 4] niemand aanwezig. Volgens de receptioniste was er al weken niemand meer geweest van [vennootschap 4] .
De Belastingdienst heeft vervolgens de bankgegevens opgevraagd van rekeningnummer [rekeningnummer 4] . [vennootschap 4] bleek echter een ander rekeningnummer te hebben, namelijk: [rekeningnummer 1] .
Eerdergenoemde [naam 6] stond geregistreerd als rekeninghouder van deze bankrekening. Uit de mutaties van laatstgenoemde rekening over de periode van 31 augustus 2015 tot en 27 januari 2017 bleek dat geen sprake was van betalingen of ontvangsten die betrekking zouden kunnen hebben op ondernemingsactiviteiten.92.Wél bleek sprake te zijn van inkomsten afkomstig van rekeningen op naam van andere - aan verdachte te liëren - (rechts-)personen zoals [vennootschap 1] en [vennootschap 2] , en op naam van [naam 5] , aandeelhouder van [vennootschap 3] .
Uit gegevens van de Belastingdienst en de Kamer van Koophandel bleek verder als volgt.
[naam 6] , de enig bestuurder, heeft de Bulgaarse nationaliteit. Zij woonde in 2010 – 2013 op verschillende adressen in Amsterdam. Sinds 20 augustus 2013 woont [naam 6] in Bulgarije: [adres 13] . [naam 6] bleek ook bestuurder te zijn, sinds 25 maart 2015, van een aantal andere vennootschappen/ stichtingen waaronder: [naam 25] , [naam 26] , [naam 27] en [naam 28] , rechtspersonen waarvan [naam 29] directeur dan wel voorzitter was. Deze [naam 29] stond bij de Belastingdienst geregistreerd als een veelpleger. [naam 29] was voor 95 % aandeelhouder van [naam 30]
Ter onderbouwing van de door aan verdachte gelieerde rechtspersonen [vennootschap 5] en [vennootschap 6] (zie hierna onder de desbetreffende kopjes) ingediende aangiften omzetbelasting zijn (inkoop-)facturen overgelegd aan de Belastingdienst van ‘ [naam 30] ’, die vals zijn gebleken.93.
Tijdens het onderzoek is het de Belastingdienst niet gelukt om [naam 6] te horen. Ook via de rechter-commissaris is niet gelukt om [naam 6] - op basis van de rechtshulpverzoek aan Bulgarije - als getuige te horen. De getuige kon niet worden getraceerd.94.
De rechtbank acht ten aanzien van deze getuige artikel 288 lid 1 onder a van toepassing: onaannemelijk is dat deze getuige binnen een aanvaardbare termijn ter terechtzitting zal verschijnen.
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt naar oordeel van de rechtbank dat verdachte de persoon is geweest achter de oprichting van de vennootschap [vennootschap 4] , en achter de indiening van de ten laste gelegde onjuiste aangiften omzetbelasting uit naam van [vennootschap 4] . De aangiften omzetbelasting van [vennootschap 4] bleken niet te worden onderbouwd; de opgaven vonden geen bevestiging in bankmutaties.
Verdachte heeft voor [vennootschap 4] [naam 6] ingezet als katvanger. In het directe of indirecte contact met de Belastingdienst heeft verdachte zijn identiteit verborgen gehouden door gebruikmaking van de aliasnamen ‘ [naam 8] ’ (in een telefoongesprek) en (in relatie tot het administratiekantoor) ‘ [naam 4] ’.
[vennootschap 5]
is opgericht op 20 maart 2017.95.
Vanaf de oprichtingsdatum was de bestuurder: [naam 32] .
Vanaf 18 augustus 2017 was [naam 31] (opgericht op 13 juni 2016) bestuurder van [vennootschap 5] .
Enig aandeelhouder sinds de oprichting van [vennootschap 5] was: [naam 1] .
[naam 1] was daarnaast sinds de datum oprichting enig aandeelhouder en bestuurder van [naam 31] .
Vestigingsadressen waren:
Van 20 maart 2017 tot 1 september 2017: [adres 7] te Hilversum
Vanaf 1 september 2017 tot heden: [adres 14] , te Valkenswaard.
Opgegeven telefoonnummer: [telefoonnummer 11] .
De bedrijfsactiviteiten bestonden uit: “ontwerpen, adviseren en bemiddelen op het gebied van kleding en interieurmeubelen”.
[vennootschap 5] heeft handmatig een aangifte omzetbelasting ingediend over de periode van 20 maart 2017 tot en met 31 maart 2017. Als verschuldigde omzetbelasting werd opgegeven een bedrag van € 1.329,--. Als voorbelasting was opgegeven: € 29.147,-- en als terug te ontvangen bedrag: € 27.818,--.96.
Bij de Belastingdienst stond als rekeningnummer van [vennootschap 5] geregistreerd:
[rekeningnummer 5] . Uit onderzoek bleek dit rekeningnummer niet op naam te staan van [vennootschap 5] maar op naam van [naam 1] , ofwel: medeverdachte [naam 7] .
De Belastingdienst zond een vragenbrief en een rappelbrief naar het bedrijfsadres van [vennootschap 5] , maar kreeg geen reactie. Op 23 oktober 2017 nam een man die zich voorstelde als ‘ [naam 9] ’ van [vennootschap 5] contact op met de Belastingdienst. Hij belde met het nummer [telefoonnummer 12] .97.Het telefoonabonnement voor genoemd nummer werd afgesloten door verdachte.98.
In november 2017 ontving de controleambtenaar inzake [vennootschap 5] : de aangifte omzetbelasting over de periode van 20 maart 2017 tot en met 31 maart 2017, ondertekend door [naam 32] (opgegeven nummer: [telefoonnummer 13] ), twee inkoopfacturen van ‘ [naam 30] Amsterdam BV’, gericht aan [vennootschap 5] , ter onderbouwing van de opgegeven voorbelasting alsmede een terugbelverzoek van ‘ [naam 9] ’ namens [vennootschap 5] met de vraag terug te bellen naar telefoonnummer: [telefoonnummer 13] .
Ten aanzien van het vestigingsadres De [adres 7] te Hilversum bleek sprake te zijn van verhuur door ' [naam 33] '. De vennootschap [vennootschap 3] (zie hiervoor onder het kopje [vennootschap 3]) bleek op hetzelfde adres te zijn gevestigd.
Onder de huurovereenkomst tussen [vennootschap 5] en ‘ [naam 34] ’ voor de [adres 14] te Valkenswaard stond de handtekening van [naam 35] .
De begeleidende brief van [vennootschap 5] , bij de stukken ter onderbouwing van de voorbelasting, was ondertekend door [naam 35] ( [telefoonnummer 13] ). Dit telefoonnummer werd getapt van 10 november 2017 tot en met 23 november 2017.
Uit die tapgesprekken blijkt dat op 13 november 2017 een man naar de Belastingdienst heeft gebeld, die zich namens [vennootschap 5] voorstelde als ‘ [naam 9] ’ en die vroeg om informatie naar aanleiding van de aangifte. Tijdens een onderzoek naar de stem van die man, op basis van de audiofragmenten, hebben verschillende opsporingsambtenaren geconstateerd dat die stem dezelfde stem was als de stem van [verdachte] , verdachte, alsook de stem van de gebruiker van het - eveneens getapte - telefoonnummer [telefoonnummer 12] .99.
Voor de verklaringen van medeverdachte [naam 1] / [naam 7] en haar herkenningen van verdachte tijdens een fotoconfrontatie en aan de hand van audiofragmenten, wordt allereerst verwezen naar de bevindingen en haar verklaringen als hiervoor weergegeven (onder het kopje [vennootschap 1]).
[naam 7] heeft in het bijzonder ten aanzien van [vennootschap 5] verklaard dat zij ergens in 2017 naar een notaris ging, in opdracht van [naam 4] , in verband met [vennootschap 5] . [naam 4] had aan haar het adres van de notaris gegeven. Bij de notaris was ook een vrouw genaamd [naam 32] , met een Turkse achternaam (de rechtbank begrijpt: [naam 32]). [naam 32] ondertekende stukken bij de notaris en zij zou die later in Londen aan [naam 4] overhandigen.
Ook uit de verklaringen van [naam 32] blijkt dat zij door verdachte - die zich tegenover haar heeft voorgedaan als ‘ [naam 8] ’- als een katvanger is ingezet.
[naam 32] heeft verklaard - kort weergegeven – dat zij in 2017 in een club een man ontmoette, genaamd [naam 8] . [naam 8] stelde haar voor een eigen bedrijf te gaan beginnen voor de verkoop van design; [naam 8] zou haar helpen.100.
Op instructie van [naam 8] ging [naam 32] eind maart 2017 naar een notariskantoor voor de oprichting van [vennootschap 5] . [naam 1] was daar toen ook aanwezig. [naam 8] had dat vooraf via WhatsApp aan [naam 32] laten weten.101.[naam 8] stuurde [naam 32] een e-mail met het telefoonnummer dat zij aan de notaris moest doorgeven: [telefoonnummer 13] . Zowel [naam 1] als [naam 32] hebben stukken ondertekend. [naam 32] heeft de stukken later in Londen aan [naam 8] overhandigd. [naam 32] heeft verklaard niet bij de Kamer van Koophandel te zijn geweest en huurovereenkomsten voor werkplekken op naam van [vennootschap 5] niet te kennen. Ten aanzien van een aantal door [naam 32] ondertekende formulieren van de Kamer van Koophandel heeft [naam 32] verklaard dat de handtekeningen niet van haar zijn.102.
[naam 32] vroeg aan [naam 8] meerdere keren wat er nu verder ging gebeuren, maar ze kreeg geen duidelijk antwoord, waarop ze in juni/juli 2017 heeft gezegd dat ze van [vennootschap 5] af wilde. Op 7 september 2017 ontving [naam 32] een e-mail van [naam 1] , waarin stond dat ze als directeur van [vennootschap 5] was uitgeschreven.
[naam 32] heeft verklaard de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2017 niet te hebben ingediend.103.
Tijdens haar verhoor is aan [naam 32] een geanonimiseerde pasfoto van verdachte [verdachte] getoond.104.[naam 32] heeft verklaard de man van de foto, zonder twijfel, te herkennen als [naam 8] .105.
Daarnaast heeft [naam 32] de stem van verdachte [verdachte] aan de hand van audiofragment van een telefoongesprek (gevoerd met het nummer [telefoonnummer 13] ), zonder twijfel herkend als de stem van de man die zij kende als ‘ [naam 8] ’.106.[naam 32] heeft verklaard dat zij contact had met [naam 8] via het (Engelse) nummer +44 [telefoonnummer 3] .107.Dit is één van de telefoonnummers die door [verdachte] , verdachte, zijn gebruikt bij het boeken van vliegtickets via Cheaptickets.nl (zie hiervoor onder het kopje [vennootschap 1]).108.
Onderzoek naar de mutaties van de rekening met nummer [rekeningnummer 5] op naam van [naam 1] , wees uit dat over de periode van 7 maart 2016 tot en met 12 oktober 2017 geen sprake was van betalingen die betrekking zouden kunnen hebben op de overgelegde inkoopfacturen van ‘ [naam 30] ’ (zie ook hiervoor, onder het kopje [vennootschap 4] ).
Wél was te zien dat sprake was van overboekingen en/of ontvangsten, zonder omschrijving, naar en van bankrekeningen van andere bekende (rechts-)personen in het strafrechtelijk onderzoek, te weten [naam 5] en [naam 7] (V-008) en [naam 31] , [bedrijfsnaam 2] Services en de [vennootschap 4] (zie hiervoor onder het kopje [vennootschap 4]).109.
De Belastingdienst heeft aan de hand van de administratie van het bedrijf ‘ [naam 30] ’ de overgelegde inkoopfacturen van ‘ [naam 30] ’ vergeleken met verkoopfacturen van dat bedrijf. De lay-out, de factuurnummering, het bankrekeningnummer en het e-mailadres weken af. De Belastingdienst heeft op basis daarvan geconcludeerd dat de door [vennootschap 5] overgelegde inkoopfacturen vals waren.110.Door [vennootschap 6] (zie hierna onder het kopje [vennootschap 6]) zijn eveneens inkoopfacturen overgelegd van [naam 30]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte de persoon is geweest achter de oprichting van de vennootschap [vennootschap 5] , en achter het indienen van de ten laste gelegde onjuiste aangiften omzetbelasting uit naam van [vennootschap 5] . De aangiften omzetbelasting van [vennootschap 5] zijn niet onderbouwd. De opgaven vonden geen bevestiging in bankmutaties en overgelegde facturen zijn naar het oordeel van de rechtbank vals gebleken. Verdachte heeft in geval van [vennootschap 5] [naam 35] ingezet als katvanger. In het directe of indirecte contact met de Belastingdienst heeft verdachte zijn identiteit verborgen gehouden door gebruikmaking van de aliasnamen ‘ [naam 9] ’ en ‘ [naam 9] ’ en - in relatie tot [naam 32] en [naam 7] - ‘ [naam 8] ’ en ‘ [naam 4] ’.
[vennootschap 6]
Op basis van de bevindingen in het onderzoek ‘Fendert’ is ten slotte gebleken dat verdachte ook de persoon is geweest achter de oprichting van de vennootschap [vennootschap 6] en de door die vennootschap ingediende onjuiste aangiften omzetbelasting.
[vennootschap 6] is op 1 augustus 2014 opgericht.
Vanaf de oprichtingsdatum tot 19 juli 2016 was [naam 37] vennoot van [vennootschap 6] (director van [naam 37] was vanaf 1 juli 2014: [naam 13] , en daarvoor, onder andere, verdachte en [naam 5] . [naam 5] was tevens bestuurder en aandeelhouder van verdachte onderneming [vennootschap 3] (zie hiervoor onder het kopje [vennootschap 3] ).
Sinds 1 juli 2016 was de vennoot van [vennootschap 6] : [naam 38] .
Director van [naam 38] sinds 1 juli 2016 was [naam 13] .
Sinds 1 februari 2016 was [naam 7] gevolmachtigde van [vennootschap 6] . [naam 7] was tevens enig aandeelhouder van [vennootschap 5] (zie hiervoor onder het kopje [vennootschap 5]).
Vestigingsadressen waren:111.
Van 1 augustus 2014 tot 20 januari 2016: [adres 15] , te Hoofddorp
Van 20 januari 2016 tot heden: [adres 8] , te ’s-Hertogenbosch.
Als omschrijving van de activiteiten stond vermeld: “de in - en export van, en groothandel via internet, in elektronica en kleding”.
Als telefoonnummer was opgegeven: [telefoonnummer 14]
[vennootschap 6] heeft via internet aangiften omzetbelasting ingediend over het eerste, tweede, derde en vierde kwartaal van 2016, en het eerste, tweede, en derde kwartaal van 2017.
Daarbij werd in totaal een bedrag van € 70.945,-- opgegeven als verschuldigde omzetbelasting, een bedrag aan € 255.747,-- opgegeven als voorbelasting en een bedrag aan terug te ontvangen omzetbelasting: € 184.802,-- .112.
De aangiften omzetbelasting waren ondertekend op naam van [naam 37] of [naam 7] . Als contactpersoon stond vermeld: [naam 37] ( [telefoonnummer 15] ), of [naam 13] ( [telefoonnummer 7] ).
Voor de terugbetaling van omzetbelasting stond geregistreerd het rekeningnummer [rekeningnummer 2] . Uit het systeem van de Belastingdienst bleek dat deze rekening niet op naam stond van [vennootschap 6] , maar op naam van [naam 7] .
Inschrijvingsformulieren van [vennootschap 6] , en van [naam 37] en [naam 38] , de vennoten van [vennootschap 6] , verkregen van de Kamer van Koophandel, waren ondertekend door: [naam 13] .
Op 22 november 2017 ontving de behandelend ambtenaar een door [vennootschap 6] retour gezonden formulier, ondertekend door F. [naam 10] ( [telefoonnummer 16] ) met, ter onderbouwing van (een deel van) de teruggevraagde voorbelasting over het derde kwartaal 2017, als bijlagen zes inkoopfacturen van ‘ [naam 30] Amsterdam BV’ gericht aan [vennootschap 6] (ter hoogte van in totaal € 18.956,71) en vier inkoopfacturen van [naam 39] gericht aan [vennootschap 6] (ter hoogte van in totaal € 7.728,53).113.
Uit onderzoek naar de bankmutaties van de bankrekening [rekeningnummer 2] over 5 januari 2016 tot en met 14 november 2017114.bleek dat de bijschrijvingen slechts bestonden uit ontvangsten van de Belastingdienst en dat na die teruggaven het geld vrijwel gelijk was doorgeboekt naar rekeningen van andere (rechts-)personen te weten: medeverdachte [naam 1] , de [vennootschap 4] , [naam 5] en medeverdachte [naam 35] .
Op 3 maart 2016 werd een overboeking gedaan met als omschrijving 'ten name van: [verdachte] .’ Er was geen sprake van betalingen of ontvangsten die zagen op de overgelegde facturen of anderszins op ondernemingsactiviteiten.
[naam 29] was voor 95% aandeelhouder van ‘ [naam 30] BV’. [naam 29] stond bij de Belastingdienst geregistreerd als veelpleger.115.De door [vennootschap 6] overgelegde inkoopfacturen van [naam 30] zijn - evenals bij [vennootschap 5] - vergeleken met de verkoopfacturen van [naam 30] . Ook nu bleken de lay-out, de factuurnummering, het rekeningnummer en e-mailadres op de facturen afwijkend te zijn.116.Tijdens een derdenonderzoek bij [naam 39] heeft [naam 40] , belastingadviseur en contactpersoon namens [naam 39] , verklaard dat de vier overgelegde inkoopfacturen niet van [naam 39] afkomstig waren.117.
Medeverdachte [naam 13] heeft verklaard dat hij 2014 een advertentie op Marktplaats had geplaatst met de vraag naar werk.118.Hij ontving een reactie van ene heer [naam 4] , via het emailadres: [emailadres 2].119.[naam 4] had ideeën voor hem: de online verkoop van elektronica en textiel. [naam 4] zou [naam 13] inwerken. [naam 13] is met [naam 4] naar de Kamer van Koophandel gegaan. Op verzoek van [naam 4] werden documenten klaargemaakt en [naam 13] heeft die ondertekend. Hij wist niet goed wat hij ondertekende.120.[naam 4] nam nadien de documenten mee.
[naam 13] heeft verklaard niet te weten dat hij als ‘director’ van [naam 37] en [naam 38] , de vennoten van [vennootschap 6] , was geregistreerd.121.De formulieren voor [naam 37] had hij ondertekend zonder de inhoud te begrijpen. De handtekeningen op de formulieren van [naam 38] waren volgens [naam 13] echter vervalst.122.Ten aanzien van de inschrijving van [naam 7] heeft [naam 13] verklaard wel te hebben getekend voor haar volmacht.123.[naam 13] wist niets van huur van kantoorruimte voor [vennootschap 6] en eventuele ondernemingsactiviteiten.
[naam 13] heeft verder verklaard dat hij niet degene is geweest die de aangiften omzetbelasting van [vennootschap 6] heeft verzorgd en/of ingediend124.en evenmin degene was die facturen van ‘ [naam 30] ’ of [naam 39] heeft overlegd aan de Belastingdienst.125.
Van een bankrekening met nummer [rekeningnummer 2] , op naam van [naam 7] , was hij niet op de hoogte.126.Wel had hij, in opdracht van [naam 4] , een ING-bankrekening geopend. Daarvoor was hij samen met [naam 4] naar de bank gegaan. [naam 4] weigerde daarna om de documenten en de betaalpas aan hem te geven.
[naam 13] kreeg als vergoeding een telefoon en twee keer contant geld. Na enige tijd kreeg hij bedenkingen omdat hij van [naam 4] geen documenten, geen werk en geen antwoorden kreeg. De stem van verdachte [verdachte] heeft hij bij het afluisteren van twee audiofragmenten van getapte telefoongesprekken zonder enige twijfel herkend - op basis van specifieke kenmerken en een accent - als zijnde de stem van de persoon die hij kende als ‘ [naam 4] ’.127.
[naam 7] – gevolmachtigde van [vennootschap 6] – heeft tijdens haar verhoren verklaard dat zij voor de heer [naam 4] verschillende ondernemingen heeft opgericht en bankrekeningen heeft geopend. Zij heeft geen aangiften omzetbelasting voor [vennootschap 6] heeft ingediend. De rekening [rekeningnummer 6] op haar naam werd ‘een jaar of twee geleden’ geopend op verzoek van [naam 4] , waarschijnlijk via internet, aldus [naam 7] .128.
Het apparaat voor internetbankieren en post van de bank moest ze aan [naam 4] overhandigen. [naam 7] had contact met [naam 4] via het bij de SNS bank opgegeven telefoonnummer ( [telefoonnummer 17] ) en via het e-mailadres [emailadres 2], een door [verdachte] gebruikt e-mailadres.
Tussenconclusie
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte de persoon is geweest achter de oprichting van de vennootschap [vennootschap 6] , en achter het indienen van de ten laste gelegde onjuiste aangiften omzetbelasting uit naam van [vennootschap 6] .
De aangiften bleken niet te onderbouwen; zij vonden geen bevestiging in bankmutaties en overgelegde facturen zijn vals gebleken.
Verdachte heeft in geval van [vennootschap 6] zowel [naam 13] als [naam 7] ingezet als katvanger. In het directe of indirecte contact met de Belastingdienst heeft verdachte zijn identiteit verborgen gehouden door gebruikmaking van de aliasnaam ‘ [naam 10] ’ en - in relatie tot [naam 13] en [naam 7] van ‘ [naam 4] ’ dan wel ‘ [naam 4] ’.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden volgt dat verdachte de persoon is geweest achter de oprichting van de ondernemingen [vennootschap 1] , [vennootschap 2] , [vennootschap 3] , [vennootschap 4] , [vennootschap 5] en [vennootschap 6] en de door deze rechtspersonen ingediende kwartaalaangiften omzetbelasting. Verdachte heeft daarbij gebruik gemaakt van katvangers en in zijn contact met de Belastingdienst, overige instanties en de katvangers verschillende aliassen gebruikt.
De rechtbank neemt ten aanzien van het bewijs allereerst in aanmerking de verklaringen van medeverdachten [naam 7] , [naam 14] en [naam 32] , de herkenningen van verdachte op basis van fotoconfrontaties en de stemherkenningen op basis van audiofragmenten van tapgesprekken door controleambtenaar [naam 2] en de medeverdachten [naam 7] , [naam 14] , [naam 32] en [naam 13] . Die verklaringen en herkenningen vinden steun in overig bewijs, zoals de bevindingen met betrekking tot het door verdachte gebruikte e-mailadres [emailadres 2], de boekingen van vliegtickets op naam van verdachte via Cheaptickets.nl, gedaan via het - meermalen terugkerende - telefoonnummer [telefoonnummer 2] en onder meer betaald van de rekening van [vennootschap 2] , alsmede de bevindingen met betrekking tot de door verdachte gebruikte telefoonnummers, zoals het contact met de Belastingdienst van ‘ [naam 9] ’ namens [vennootschap 5] met [telefoonnummer 12] , zijnde één van de telefoonnummers van verdachte.
Ten aanzien van de verklaringen van [naam 7] en de volgens de raadsman vereiste uiterste terughoudendheid overweegt de rechtbank dat zij tijdens – in totaal – tien verhoren zeer uitgebreid is verhoord. De rechtbank acht de door [naam 7] tijdens die verhoren afgelegde verklaringen, met betrekking tot haar contacten en haar werkzaamheden voor ‘ [naam 4] ’ overwegend, en op essentiële onderdelen, consistent. Haar verklaringen staan geenszins op zichzelf, maar vinden voldoende steun in overig bewijs, als hiervoor weergegeven, zodat deze voor het bewijs mogen worden gebezigd.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande in samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de natuurlijke persoon is geweest achter de ten laste gelegde vennootschappen en ingediende, onjuiste, aangiften omzetbelasting.
Ten aanzien van het daderschap van de rechtspersonen, feitelijk leidinggeven en het opzet op de verboden gedragingen.
Daderschap van de rechtspersonen.
Het doen van aangiften omzetbelasting behoort tot de activiteiten in het kader van de normale bedrijfsvoering van een vennootschap en is dienstig aan de vennootschap. De vennootschappen hebben zich schuldig gemaakt aan het indienen van kwartaalaangiften omzetbelasting waarbij onjuiste bedragen aan terug te vragen omzetbelasting en onjuiste, hoge, bedragen aan voorbelasting zijn opgegeven.
Dit handelen wordt toegerekend aan de in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen/ vennootschappen.
Het feitelijke leidinggeven en het opzet
Verdachte heeft het initiatief genomen tot de oprichting en de inschrijving van genoemde vennootschappen bij de Kamer van Koophandel. Verdachte heeft voorts, onder gebruikmaking van meerdere aliassen, zowel direct als indirect, tegenover de Kamer van Koophandel en de Belastingdienst opgetreden als contactpersoon van de vennootschappen. Verdachte had bovendien de volledige beschikking over de bankrekeningen van de vennootschappen.
Verdachte wordt, gelet hierop, als feitelijke bestuurder verantwoordelijk gehouden voor het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting door [vennootschap 1] , [vennootschap 2] , [vennootschap 3] , [vennootschap 4] , [vennootschap 5] en [vennootschap 6] .
De medeverdachten zijn - door verdachte - ingezet als katvanger en als dekmantel gebruikt in een poging zijn eigen, leidende, rol te verhullen.
Verdachte had de beschikking over de bankrekeningen van de vennootschappen; hij beschikte na een bezoek aan de bank over de inlogcodes, wachtwoorden en de bankpas van de op naam van de vennootschappen geopende bankrekeningen.
Uit het onderzoek is gebleken dat vanaf de rekeningen van de ten laste gelegde vennootschappen flinke geldbedragen zijn overgemaakt naar rekeningen van overige, aan verdachte gelieerde, bedrijven, zoals naar [bedrijfsnaam 2] Services vanaf de rekening van [vennootschap 2] (een bedrag van in totaal € 21.850,--).129.
De rechtbank is van oordeel dat uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte, als hiervoor weergegeven en in samenhang bezien, volgt dat verdachte zich willens en wetens aan de ten laste gelegde verboden gedragingen schuldig heeft gemaakt. Het opzet van verdachte kan aan de rechtspersonen worden toegerekend.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de onder 1, 2, 3, 4, 5, en 6 ten laste gelegde verboden gedragingen.
Niet gebleken is dat verdachte samen met een ander dan wel anderen leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen, zodat de rechtbank hem daarvan zal vrijspreken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder de feiten 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
[vennootschap 1] op 13 februari 2015, in Nederland, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangifte omzetbelasting te naam gesteld van [vennootschap 1] , betreffende het 4e kwartaal van het jaar 2014 onjuist heeft gedaan,
terwijl dat feit er toe strekte, dat te weinig belasting zou worden geheven, immers heeft [vennootschap 1] opzettelijk in die aangifte:
- een onjuist bedrag aan voorbelasting, en
- een onjuist bedrag aan af te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting, vermeld
en vervolgens die aangifte (elektronisch) bij de belastingdienst te Apeldoorn gedaan,
aan welke verboden gedraging hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
2
[vennootschap 2] in de periode van 1 april 2014 tot en met 31 maart 2015, in Nederland, meermalen, telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften omzetbelasting te naam gesteld van [vennootschap 2] , betreffende het 1e kwartaal en het 2e kwartaal en het 3e kwartaal en het 4e kwartaal van het jaar 2014 onjuist heeft gedaan, terwijl dat feit er telkens toe strekte, dat te weinig belasting zou worden geheven, immers heeft [vennootschap 2] , opzettelijk in die aangiften:
- een onjuist bedrag aan voorbelasting, en
- een onjuist bedrag aan af te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting, vermeld en vervolgens die aangiften (elektronisch) bij de belastingdienst te Apeldoorn gedaan
aan welke verboden gedraging hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
3
[vennootschap 3] op 19 mei 2015, te Hoofddorp in Nederland, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangifte omzetbelasting te naam gesteld van [vennootschap 3] , betreffende het 1e kwartaal van het jaar 2015 onjuist heeft gedaan terwijl dat feit er toe strekte, dat te weinig belasting zou worden geheven, immers heeft [vennootschap 3] opzettelijk in die aangifte:
- een onjuist bedrag aan voorbelasting, en
- een onjuist bedrag aan af te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting, vermeld
en vervolgens die aangifte (elektronisch) bij de belastingdienst te Apeldoorn gedaan
aan welke verboden gedraging hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
4
[vennootschap 4] in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016, in Nederland, meermalen, telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften omzetbelasting te naam gesteld van [vennootschap 4] , betreffende het 4e kwartaal van het jaar 2015 en het 1e kwartaal van het jaar 2016 onjuist heeft gedaan, terwijl dat feit er telkens toe strekte dat te weinig belasting zou worden geheven, immers heeft [vennootschap 4] , opzettelijk in die aangiften:
- een onjuist bedrag aan voorbelasting, en
- een onjuist bedrag aan af te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting, vermeld
en vervolgens die aangiften (elektronisch) bij de belastingdienst te Apeldoorn gedaan
aan welke verboden gedraging hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
5
[vennootschap 5] op 26 april 2017, in Nederland, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangifte omzetbelasting te naam gesteld van [vennootschap 5] , betreffende het 1e kwartaal van het jaar 2017 onjuist heeft gedaan, terwijl dat feit er toe strekte dat te weinig belasting zou worden geheven, immers heeft [vennootschap 5] opzettelijk in die aangifte:
- een onjuist bedrag aan voorbelasting, en
- een onjuist bedrag aan af te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting, vermeld
en vervolgens die aangifte (elektronisch) bij de belastingdienst te Apeldoorn gedaan
aan welke verboden gedraging hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
6
[vennootschap 6] in de periode van 1 maart 2016 tot en met 30 september 2017, in Nederland, meermalen, telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften omzetbelasting te naam gesteld van [vennootschap 6] , betreffende het 1e kwartaal en 2e kwartaal en 3e kwartaal en 4e kwartaal van het jaar 2016 en het 1e kwartaal en 2e kwartaal en 3e kwartaal van het jaar 2017, onjuist heeft gedaan, terwijl dat feit er telkens toe strekte, dat te weinig belasting zou worden geheven, immers heeft [vennootschap 6] , opzettelijk in die aangiften:
- een onjuist bedrag aan voorbelasting, en
- een onjuist bedrag aan af te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting, vermeld
en vervolgens die aangiften (elektronisch) bij de belastingdienst te Apeldoorn gedaan,
aan welke verboden gedraging hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
5. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 69 lid 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 4
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feit 5
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 6
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.
7. De op te leggen straf of maatregel
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om, indien zij komt tot een bewezenverklaring, bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat het werkelijke benadelingsbedrag veel lager ligt dan het beoogde fiscale benadelingsbedrag, volgens het dossier een bedrag van € 773.864,-- , nu slechts een derde van dat bedrag werd uitbetaald. Laatstgenoemd bedrag dient maatgevend te zijn bij de straftoemeting.
De raadsman acht de vordering van de officier van justitie exorbitant hoog. Niet valt in te zien, aldus de raadsman, waarom sprake zou moeten zijn van een nóg hogere straf dan de straf die volgens de LOVS-oriëntatiepunten passend is voor fraudezaken met een benadelingsbedrag in de categorie van € 500.000,-- tot € 1.000.000,-- . De raadsman heeft ten slotte verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het feit dat hij al langdurig gedetineerd zit en het feit dat hij graag zijn gewone (gezins-)leven wil oppakken en vormgeven.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard, de ernst en de omvang van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan grootschalige belastingfraude, door in een periode van enkele jaren met behulp van verschillende katvangers vennootschappen op te richten en op naam van die vennootschappen telkens onjuiste kwartaalaangiften omzetbelasting in te dienen, waarbij zonder grond omvangrijke bedragen aan voorbelasting en aan terug te ontvangen omzetbelasting zijn opgegeven.
Verdachte heeft zich bij zijn handelen consequent bediend van allerlei aliassen, niet alleen tegenover de Belastingdienst en de Kamer van Koophandel, maar ook tegenover de door hem ingeschakelde katvangers.
Ter onderbouwing van de aangiften omzetbelasting richting de Belastingdienst is bovendien gebruik gemaakt van vals opgemaakte facturen.
De goede werking van het systeem voor de heffing van omzetbelasting staat of valt bij de betrouwbaarheid, de juistheid en de volledigheid van de aangiften alsook de betrouwbaarheid en integriteit van de indiener van die aangiften. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan de ondergraving van het systeem van de heffing van omzetbelasting.
Ten aanzien van verdachtes rol is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat verdachte op zeer listige wijze feitelijke leiding heeft gegeven aan het plegen van de reeks van frauduleuze delicten.
Verdachte heeft allerlei rookgordijnen opgeworpen om zelf buiten beeld te blijven.
De Belastingdienst/FIOD is er pas na grondig en zeer tijdrovend onderzoek in geslaagd de identiteit van de juiste persoon achter de vele onjuist ingediende aangiften te ontmaskeren.
De rechtbank acht het handelen van verdachte ondermijnend, doortrapt, gewetenloos en heel ernstig.
Het fiscale nadeel is berekend op een bedrag van € 773.864,--, zijnde het bedrag waarover verdachte had kunnen beschikken, indien de Belastingdienst alle door verdachte geclaimde bedragen daadwerkelijk had uitbetaald.
De LOVS-oriëntatiepunten, die richtsnoeren bieden voor de straftoemeting, hebben voor fraudedelicten als deze als uitgangspunt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 tot 24 maanden.
In onderhavige zaak acht de rechtbank verschillende strafvermeerderende factoren van toepassing, waaronder de langdurige periode waarin de strafbare feiten zijn begaan, de berekenende rol die de verdachte heeft gespeeld, waarbij verdachte ervoor waakte dat niet hij, maar de katvangers tegen de lamp zouden lopen, het gebrek aan medewerking aan het onderzoek en de - uiterst brutale - recidive. Uit een uittreksel justitiële documentatie van 19 oktober 2020 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke fraudedelicten, namelijk bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank Gelderland van 22 januari 2015 tot een gevangenisstraf van 1006 dagen, waarvan 730 dagen voorwaardelijk. In onderhavige zaak is overigens de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van dat vonnis gevorderd.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de proceshouding van verdachte, die kennelijk nog altijd weigert verantwoordelijkheid te nemen voor zijn laakbare handelen.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande in samenhang bezien, van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere sanctie dan oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding te bepalen dat een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk zal worden opgelegd.
Alles afwegende komt de rechtbank tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. Die straf acht de rechtbank passend en geboden.
Aftrek voorarrest
Ten aanzien van de strafoplegging en de wettelijk vereiste aftrek van het voorarrest overweegt de rechtbank nog als volgt.
Verdachte is in onderhavige zaak op 11 januari 2018 in Engeland aangehouden, naar aanleiding van een EAB. Hij is in Engeland op 5 februari 2018 vrijgelaten op borgtocht met aanvullende voorwaarden, waaronder het dragen van een enkelband.
Op 28 augustus 2018 zou verdachte aan Nederland worden overgeleverd, echter verdachte heeft zich die dag niet gemeld.
Op 16 april 2019 is hij in Engeland opnieuw aangehouden waarna hij - na een aantal weken detentie in het kader van de overlevering - op 16 mei 2019 aan Nederland is overgedragen. Verdachte werd in Nederland aansluitend aangehouden en in verzekering gesteld.
Bij executie van een (onherroepelijke) uitspraak in deze zaak dient op het voorgaande acht te worden geslagen door aftrek van de tijd die verdachte in afwachting van zijn overlevering feitelijk in hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank ziet – anders dan de verdediging – geen reden om de tijd die verdachte na vrijlating met een enkelband heeft doorgebracht ook af te trekken. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee van 29 augustus 2018 blijkt dat verbalisanten diezelfde dag te horen kregen dat verdachte niet op de luchthaven London Heathrow te Engeland was verschenen. Verdachte was op borgtocht vrijgelaten door de Engelse autoriteiten. Daarbij heeft hij een borgsom moeten voldoen en daarbij een aantal beperkingen gekregen. Verdachte moest een enkelband dragen, zich tweemaal per week melden bij het lokale politiebureau, zich tussen bepaalde tijdstippen bevinden op een bepaald adres en tevens was zijn paspoort door de politie ingenomen130..
Het Europees Hof van Justitie heeft in een verklaring van recht van 28 juli 2016 (EHRC, HvJ EU, 28-07-2016, C-294/16 PPU) het volgende overwogen:
“Artikel 26, lid 1, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van juni 2002 betreffende het
Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, zoals
gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 29 februari 2009, moet in die zin
worden uitgelegd dat maatregelen als een huisarrest van negen uur gedurende de nacht,
gekoppeld aan toezicht op de betrokkene middels een elektronische enkelband, aan een
verplichting om zich dagelijks of verscheidene keren per week op gezette tijden te melden op
een politiebureau alsmede aan een verbod om documenten aan te vragen waarmee naar het
buitenland kan worden gereisd, gelet op de aard, de duur, de gevolgen en de
uitvoeringsmodaliteiten van al deze maatregelen in beginsel niet dermate dwingend zijn dat
zij een vrijheidsbenemend effect zouden meebrengen dat vergelijkbaar is met dat wat
voortvloeit uit gevangenzetting en dat zij aldus zouden moeten worden gekwalificeerd als
“vrijheidsbeneming” (hechtenis) in de zin van die bepaling. Het staat evenwel aan de
verwijzende rechter om dit na te gaan.”
Aldus is er naar het oordeel van de rechtbank in onderhavige casus sprake van vrijheidsbeperking, maar niet van vrijheidsbeneming. Van 5 februari 2018 tot 16 april 2019 heeft verdachte, weliswaar gedurende een deel van deze periode met beperkingen, deel kunnen uitmaken van de samenleving, waarbij hij kon beschikken over zijn eigen gegevensdragers nu deze niet door de Engelse autoriteiten in beslag waren genomen. Op enig moment is ook de enkelband verwijderd, maar uit het dossier blijkt niet wanneer en door wie.
Verdachte is op 5 februari 2018 vrijgelaten onder borgtocht met aanvullende voorwaarden, waaronder het zich melden op 29 augustus 2018 op de luchthaven London Heathrow. Verdachte is in beroep gegaan tegen zijn overlevering vanuit Engeland naar Nederland, maar heeft op 20 augustus 2018 zijn beroep ingetrokken. In overleg met de Engelse autoriteiten zou verdachte op 29 augustus 2018 door de Koninklijke Marechaussee worden opgehaald en worden overgeleverd naar Nederland131.. Verdachte moest zich daartoe op 29 augustus 2018, te 15:10 uur (lokale tijd) melden op de luchthaven London Heathrow, alwaar hij niet is verschenen. Verdachte heeft zich hierdoor niet gehouden aan de voorwaarden verbonden aan de vrijlating op borgtocht.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er geen rekening gehouden dient te worden met de periode waarin verdachte een enkelband heeft gedragen dan wel anderszins zich aan vrijheidsbeperkende maatregelen diende te houden. De rechtbank zal artikel 27 Sr dan ook niet analoog op deze periode toepassen.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft ten aanzien van het beslag (volgens de beslaglijst: twee inbeslaggenomen ordners met administratie) gevorderd dat deze zal worden geretourneerd aan verdachte.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat zich in de op de beslaglijst vermelde voorwerpen, twee ordners met administratie, documenten bevinden die kennelijk vals zijn, en die deze daarmee van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang zodat zij vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer. Het beslag zal derhalve worden onttrokken aan het verkeer.
8. De vordering tenuitvoerlegging (05-980533-11)
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank Gelderland met parketnummer 05-980533-11, ten aanzien van het voorwaardelijke, resterende, strafdeel van 730 dagen gevangenisstraf, volledig zal toewijzen.
De raadsman heeft om afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging verzocht.
Daarbij heeft de raadsman verzocht om, mocht de rechtbank van oordeel zijn dat verdachte binnen de proeftijd de algemene voorwaarden heeft geschonden, rekening te houden met het inmiddels verstreken tijdsverloop; het feit waarop de vordering tenuitvoerlegging betrekking heeft is inmiddels zes jaar oud. De raadsman heeft gelet hierop verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen dan wel slechts ten dele toe te wijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen, nu is gebleken dat verdachte zich, voor het einde van de proeftijd van drie jaren, schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een reeks nieuwe (soortgelijke) strafbare feiten.
Voor afwijzing of een gedeeltelijke toewijzing van de vordering ziet de rechtbank geen aanleiding.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op het de hiervoor genoemde wetsartikel.
Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36b, 36c, 36d, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
10. De beslissing
De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde feiten heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1, 3, en 5:
het misdrijf: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
feiten 2, 4 en 6:
het misdrijf: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor de onder 1, 2, 3, 4, 5, en 6 bewezenverklaarde feiten;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in overleveringsdetentie, in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen (twee inbeslaggenomen ordners met administratie);
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Gelderland van 22 januari 2015 met parketnummer 05-980533-11 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 730 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter,
mr. M.B. Werkhoven en mr. D. ten Boer, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Westerlaak, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 december 2020.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 03‑12‑2020
AMB-001, pag. 57 en Doc-001 pag. 1015 - 1016.
AMB-001, pag. 57 eerste en tweede alinea en DOC-001, pag. 1015.
AMB-001, pag. 57 onderaan.
DOC-007, pag. 1033.
AMB-001, pag. 58 bovenaan.
DOC-001, pag. 1016.
AMB-001, pag. 58 en DOC-001 pag. 3 en 4.
DOC-014, pag. 1078.
DOC-001, pag. 1018 bovenaan.
AMB-001, pag. 61 en het eind-proces-verbaal onderzoek Fendert, pag. 13, vierde alinea.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de FIOD/ Belastingdienst in het onderzoek ‘Fendert’, genummerd 60356. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Overzichtsproces-verbaal/ eindproces-verbaal in het onderzoek Fendert, pag. 27 – 31.
AMB-026, het proces-verbaal van bevindingen inzake [vennootschap 1] , pag. 181, 182 en 183 en DOC- 33, gegevens Kamer van Koophandel inzake [vennootschap 1] , pag. 1208.
DOC-033, pag. 1209.
AMB-026, pag. 182, halverwege.
DOC-011, ambtsedige verklaring omzetbelasting [vennootschap 1] , pag. 1046 – 47 met als bijlagen: uitdraai aangifte, pag. 1050 - 1052.
AMB-026, pag. 183, halverwege en DOC-011, pag. 1052.
AMB-026, pag. 183, onderaan en DOC-020 pag. 2, 16 – 22 en DOC-043, pag. 1230.
V-008-04, proces-verbaal van verhoor [naam 7] , pag. 859.
AMB-052, proces-verbaal Analyse bankrekening [rekeningnummer 7] , pag. 344 - 347.
AMB-052 pv bankanalyse bankrekening [vennootschap 1] , pag. 347, pag. 346 halverwege en DOC-002, pag. 1021, gegevens boekingen tickets Cheaptickets.nl.
DOC-002, pag. 1021, gegevens boekingen Cheaptickets.nl
AMB-001, aanvangsproces-verbaal, pag. 57 eerste en tweede alinea en DOC-001, pag. 1015.
AMB-028, proces-verbaal van bevindingen [vennootschap 3] , pag. 201 bovenaan.
AMB-026, pag. 185 en AMB-045, proces-verbaal van uitvoeren van een sequentiële fotobewijsconfrontatie, pag. 298, i.h.b. pag. 299 halverwege en onderaan.
Proces-verbaal van verhoor [naam 7] , V-008-07, pag. 875 halverwege.
V-008-03 pag. 853 halverwege.
V-008-04, pag. 856, onderaan.
V-008-05, pag. 864, onderaan en pag. 865 bovenaan.
AMB-066, proces-verbaal van bevindingen ‘Telefonisch contact met ING-bank’, pag. 1691 – 1692.
V-008-03, pag. 852 halverwege.
V-008-02, pag. 843 onderaan.
V-008-01, pag. 840 – 841, V-008-03, pag. 850 bovenaan.
V-008-02, pag. 843 onderaan en 844 onderaan.
V-008-04, pag. 858 onderaan.
V-008-06, pag. 869 bovenaan en V-008-02, pag. 844 bovenaan.
V-008-02, pag. 846 onderaan, 847 bovenaan.
V-008-04, pag. 856 onderaan.
V-008-08, pag. 883 onderaan.
V-008-08 pag. 883 bovenaan en TA-003-001, pag. 809, TA-004-005, pag. 838.
AMB-065, proces-verbaal van bevindingen vliegtickets Cheaptickets.n1 ten name van [verdachte] , aanvullend einddossier pag. 1686 - 1690, i.h.b. pag. 1686 - 1688.
AMB -065, proces-verbaal van bevindingen vliegtickets Cheaptickets.n1 ten name van [verdachte] , pag. 1688, bovenaan/ halverwege, onder 23: ‘E-mailadres’ en V-008-03, pag. 851, halverwege, DOC-071, e-mailverkeer.
DOC 001 ambtsedige verklaring Belastingdienst [naam 2] , pag. 1017, vijfde alinea.
AMB -065, proces-verbaal van bevindingen vliegtickets Cheaptickets.n1 ten name van [verdachte] , pag. 1687.
Proces-verbaal van verhoor verdachte, V-005-01, pag. 1801 (aanvullend einddossier).
AMB-065, proces-verbaal van bevindingen vliegtickets Cheaptickets.nl, pag. 1688 bovenaan.
AMB-065, pag. 1688 onderaan en 1689 onderaan, V-008-06, pag. 2-3, en DOC-154, pag. 1652 (1-4), e-mailverkeer SNS-bank – [naam 7] .
Het proces-verbaal van bevindingen inzake [vennootschap 2] , AMB-027, pag. 189, i.h.b. pag. 191 en DOC-34 uittreksel Kamer van Koophandel [vennootschap 2] .
AMB-027, het proces-verbaal van bevindingen [vennootschap 2] , pag. 192 en DOC-012, ambtsedige verklaring omzetbelasting [vennootschap 2] , met als bijlagen: uitdraai tijdstippen ontvangst en aangiften, pag. 1053 – 1063.
DOC-007, DOC-008, DOC-009, facturen [bedrijfsnaam 1] C.V. (hierna: [bedrijfsnaam 1] ), [naam 41] , en [naam 42] , pag. 1033 – 1042.
DOC-007, pag. 1033.
AMB-027, proces-verbaal van bevindingen [vennootschap 2] , pag. 192.
DOC-085, inschrijving [vennootschap 2] , pag. 1395 e.v. (1-12)
DOC-091, huurovereenkomst [naam 15] – [vennootschap 2] , pag. 1433.
DOC-090, interne e-mail met een terugbelverzoek van [naam 3] , pag. 1432.
AMB-035, proces-verbaal Analyse bankrekening [rekeningnummer 8] , pag. 261 e.v. met als bijlagen rekeningafschriften: pag. 266 – 269.
AMB -065, proces-verbaal van bevindingen vliegtickets Cheaptickets.n1 ten name van [verdachte] , pag. 1688, onderaan.
V-012-01 proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 14] , pag. 937 onderaan.
V-012-01, pag. 938, derde en vierde alinea.
V-012-01, pag. 943 vierde alinea.
V-012-01, pag. 936, vierde, vijfde en zesde alinea.
V-012-01, pag. 939, onderaan.
V-012-01, pag. 944, halverwege.
V-012-01, pag. 949, midden.
Tapgesprekken; TA-004-05 en TA-003-01 (doelproductnummers 67 resp. 231), zie V-012-01, pag. 949.
AMB-028, proces-verbaal van bevindingen ‘ [vennootschap 3] ’, pag. 200 – 207, i.h.b. pag. 201 onderaan en DOC-035, gegevens Kamer van Koophandel [vennootschap 3] , pag. 1212 (1-3).
AMB-028, pag. 202 bovenaan.
AMB-028, pag. 202 bovenaan.
DOC-014, ambtsedige verklaring Belastingdienst aangifte omzetbelasting [vennootschap 3] , pag. 1071 – 1078.
AMB-028, pag. 203.
DOC-014, ambtsedige verklaring Belastingdienst [vennootschap 3] , pag. 1071 – 1078.
DOC-051, door Kamer van Koophandel verstrekte gegevens m.b.t. [vennootschap 3] , pag. 1270 (1-8).
AMB-028, pag. 201 bovenaan.
AMB-028, pag. 201, zesde aandachtspunt.
AMB-028, pag. 201, zesde aandachtspunt.
AMB-028, pag. 206 bovenaan.
Stukken rechter-commissaris m.b.t. rechtshulpverzoek Engeland m.b.t. horen getuige [naam 5] .
AMB-028, pag. 201 halverwege, en DOC-024, inkoopfacturen [naam 21] Services BV, pag. 1176 (1-2) en DOC-025, verkoopfacturen [bedrijfsnaam 2] , pag. 1178 (1-4).
AMB-028, pag. 204 en DOC-001, pag. 5.
AMB-028 onderaan, pag. 203, en DOC-024: inkoopfacturen [naam 21] Services BV, pag. 1176 en 1177.
AMB-032, proces-verbaal van bevindingen [vennootschap 6] , pag. 238 onderaan en DOC-122, ambtsedige verklaring aangiften [vennootschap 6] , pag. 1541 (1 – 25).
AMB-045, proces-verbaal uitvoeren fotobewijs confrontatie, pag. 298 – 300.
V-008-02, proces-verbaal van verhoor [naam 7] , pag. 843 onderaan.
AMB-029, het proces-verbaal van bevindingen inzake [vennootschap 4] , pag. 208 – 214, i.h.b. 209 onderaan en 210 bovenaan, DOC-036, gegevens Kamer van Koophandel [vennootschap 4] , pag. 1215.
DOC-013, ambtsedige verklaring [vennootschap 4] 2 feb. 2017, pag. 1064 , DOC-129, ambtsedige verklaring [vennootschap 4] , 30 april 2018, pag. 1590.
AMB-029, proces-verbaal van bevindingen inzake [vennootschap 4] , pag. 210 onderaan.
DOC-001, pag. 1014 e.v., i.h.b. pag. 1019; DOC-030, terugbelverzoek 7 maart 2016 heer [naam 8] .
DOC-031, e-mailcorrespondentie 17 maart 2016, pag. 1203 – 1204.
DOC-032, e-mailcorrespondentie belastingdienst - [emailadres 3] , pag. 1205 - 1206.
AMB-033, proces-verbaal Analyse bankrekening [rekeningnummer 9] t.n.v. [vennootschap 4] .
AMB-047, proces-verbaal van bevindingen [naam 30] Amsterdam, pag. 306 - 309, i.h.b. pag. 308 - 309.
Stukken rechter-commissaris m.b.t. rechtshulpverzoek Engeland m.b.t. getuige [naam 5] .
AMB-030, proces-verbaal van bevindingen [vennootschap 5] , pag. 215 e.v., i.h.b. pag. 216 – 217 en DOC-038, gegevens Kamer van Koophandel, [vennootschap 5] , pag. 1221.
AMB-030, pag. 217 onderaan.
AMB-030, pag. 218 onderaan, TA-003-002.
AMB-024, proces-verbaal van bevindingen tap telefoonnummer 316 40045999, pag. 174 bovenaan.
AMB-025, proces-verbaal van bevindingen tap telefoonnummer 31644140064, pag. 178.
V-011-01, pag. 923.
V-011-01, pag. 924.
V-011-01, pag. 926 halverwege.
V-011-01, proces-verbaal van verhoor [naam 35] , pag. 930.
DOC-070, foto, pag. 1360.
V-011-01, pag. 932.
V-011-01, pag. 932.
V-011-01, pag. 924 bovenaan.
Proces-verbaal van bevindingen vliegtickets Cheaptickets.n1 op naam van [verdachte] , pag. 1688 bovenaan.
AMB-030, pag. 221 bovenaan en AMB-018, proces-verbaal analyse bankrekening [naam 1] , [rekeningnummer 10] , pag. 141.
AMB-047, proces-verbaal van bevindingen [naam 30] Amsterdam BV, pag. 308 – 309, bevindingen m.b.t. facturen ‘ [naam 30] ’ (met bijlagen 1 – 24).
DOC-040: gegevens Kamer van Koophandel, [vennootschap 6] .
DOC-122, ambtsedige verklaring Belastingdienst inzake de aangiften omzetbelasting [vennootschap 6] .
DOC-110, facturen [naam 39] , pag. 1494 e.v.
AMB-032, pag. 240 en AMB-020, proces-verbaal bankanalyse [rekeningnummer 11] , pag. 151.
AMB-007, het proces-verbaal van bevindingen politiedossier13/Horror, pag. 76.
AMB-047, het proces-verbaal van bevindingen [naam 30] Amsterdam BV, pag. 306 e.v.
G-003-01, proces-verbaal van verhoor getuige Van der Pluim en AMB-048, proces-verbaal van bevindingen [naam 39] , pag. 334 – 337.
V-010-01, pag. 895 e.v. en V-010-02, pag. 908 e.v., processen-verbaal van verhoor medeverdachte [naam 13] .
Pag. 898.
Pag. 899 halverwege.
Pag. 903 halverwege en 904, 905.
Pag. 913, onderaan.
Pag. 913 bovenaan.
Pag. 915.
Pag. 917 onderaan.
Pag. 915.
V-010-02 proces-verbaal van verhoor medeverdachte [naam 13] , pag. 919, TA-003-01 en TA-004-05.
V-008-06, proces-verbaal van verhoor medeverdachte [naam 7] , pag. 868.
Proces-verbaal Analyse bankrekening [bedrijfsnaam 2] , AMB-053, pag. 350 bovenaan.
Proces-verbaal d.d. 29 augustus 2018, AMB-055, pag. 361.
Eindproces-verbaal, pag. 15.